FRANK LATEUR
INGOYGHEM
Ingoyghem den 15 Februari '24
Waarde Uitgever,
Wij zijn dus op dreef. Laten wij de zaak maar verder behandelen. Het papier lijkt mij goed.
[1] Op illustraties ben ik niet bijzonder gesteld, en mijne bedoeling was dan ook maar: versiering,
d[it is] kop- en sluitstukken
[2] en aanvangsletters,— maar dit kan mijns inziens gerust weggelaten worden, als de typografie maar goed verzorgd is, waaraan ik niet twijfel als het onder uw toezicht geschiedt. Gekleurde hoofdletters kunnen den druk ook een voornaam uitzicht geven.
[3] Wij blijven dus bij eene oplaag van 500
ex[em]pl[aren] met 10 op
Jap[ansch] en 15 op
Holl[andsch][4] Over het al of niet inbinden en het soort band zouden we het nog moeten hebben.
[5] Vooral voor de gewone
ex[em]pl[aren] zou ik gesteld zijn op een soort papp-band,
[6] dat beter is dan gewoon ingenaaid met een te dunne omslag,— ik bedoel een slappe papieren band omtrent gelijk Gij voor
Gevaert's
Geloof[7] gebruikt hebt. Merk wel: de luxe van zulk eene uitgaaf mag niet bestaan in kostelijk (duur) materiaal, maar wel in de verzorging van de technische uitvoering en den goeden smaak van het gebruikte materiaal. Ik geloof niet dat we de kwestie der
pres[entexemplaren] besproken hebben? Ik stel voor: 2 op
jap[ansch], 2 op
holl[andsch] en 8 op
gew[oon] papier en voor de helft gebonden indien er gebondene
ex[em]pl[aren] op de markt komen.
[8]
Wat het portret betreft: ik heb hier aan de hand 1) eene reproductie van een geteekend portret door
[Florimond] Aerts uit Brugge, dat onuitgegeven is, maar niet zeer artistiek en niet in den aard om naast typografie gebruikt te worden. 2) eene
reprod[uctie] van een
portr[et] door
J[ules] Fonteyne dat meer op lijnteekening gelijkt en kwasie onbekend is, doch van 1912 dateert. 3) eene teekening van
Aerts, die echter meer als caricatuur bedoeld is, en waarvan ik het
typogr[afisch] cliché
[9] bezit. We kunnen ook een nieuwe foto laten maken, maar dan komen we voor hetzelfde bezwaar: dat het geen lijnteekening is. Voor
Pieter de Mets ben ik wel te vinden, doch ik houd er niet aan een portret te krijgen met vierkante oogen en driehoekigen mond!
[10] Wil ik er
Fonteyne voor aanspreken? Er is ook een expressionistische schilder in Brugge (vriend van
Vermeylen) dien ik onlangs op eene tentoonstelling zijner werken, in Brugge aantrof en die mij voorstelde eens mijn portret te mogen maken. Ik breek mij echter den kop maar kan op zijn naam niet meer komen. Dien kan ik echter wel te weten komen bij mijn broer in Brugge.
[11] De naam van bedoelden schilder uit Brugge
is mij nu juist te binnen gevallen, het is:
Van Sassenbrouck, en vooral een knappe teekenaar
voor 't geen portretten betreft en daarbij... modern! Ik laat U de keus voor 't geen er dient gedaan te worden, want de onkosten zijn voor Uwe rekeningen. Ik geloof echter niet dat een bedoelde lijnteekening bij
Fonteyne of bij den modernen schilder duur zouden kosten, daar ik zelf naar Brugge kan gaan of een dier mannen hier laten komen, dit op mijne kosten.
Met eene inleiding bedoelde ik niets anders dan zelf een soort "terugblik" te schrijven die de jubileum-uitgaaf wettigt, eene korte herinnering aan den "tijd" en het ontstaan der verschillende stukken, alsook aan de uitgaaf (eerste) van
Lenteleven. Indien Gij echter meer verwacht van eene gelegenheids-inleiding door een ander te schrijven, heb ik daar niets tegen en kan er wel den geschikten persoon voor vinden,— en denk ik wel dat die het zou onvergeld doen.
[12]
Van "
Beiaarden" heb ik ten minste de letter gezien,
[13] en ben er niet te zeer op gesteld, tenminste niet voor het boek hier in kwestie,— de stokjes zijn te lang en geven aan de pagina een vervelend uitzicht. Ik zou meer zien in de Erasmus-mediaeval van
De Roos[14] corps 12
[15] b[ijvoorbeeld] of ook wel een andere: duidelijke, klare, tamelijk groote letter. Die van
Tractoria[16] vind ik niet slecht, maar misschien een beetje klein. Best ware als Gij mij kondt voorleggen wat Gij aan de hand hebt en kan gebruikt worden.
K[eer Om]
[2]
Ik heb aan de firma
Veen over de exploitatie in Holland Uwe inzichten medegedeeld, en ik geloof niet dat men er ginder bezwaar zal tegen hebben. In elk geval denk ik dat
Veen er op gesteld zal zijn een aantal
ex[em]pl[aren] over te nemen. We hooren wel hoe hij het opneemt.
[17]
De
Courtmans-brochuur
[18] zal ik klaar maken zoo gauw ik mijn
Tristan voor
Meulenhoff klaar heb, 't geen toekomende week wel zal gebeuren.
Ik geloof dat daarmede alles voorloopig afgehandeld is, en verwacht over de hangende kwesties Uw meening opdat ik er gauw kan mede voortdoen.
[19]
Genegen groet van
(handtekening Stijn Streuvels)
Annotations
[2]
Kop- en sluitstuk is de benaming voor de versiering die resp. bovenaan en onderaan de pagina wordt aangebracht. Voor sluitstukken wordt ook de benaming sluitvignetten gebruikt. Wanneer ornamenten met gestileerde bloemen of andere motieven als sluitvignet worden gebruikt, worden ze ook 'fleurons' genoemd.
K.F. Treebus, Vormwijzer, p. 252
[3]
De titel Lenteleven op het titelblad en de beginletter van elk nieuw hoofdstuk zijn blauw gekleurd. Elk hoofdstuk wordt bovendien afgesloten met een sluitstuk, getekend door Leo Marfurt.
[4]
De uiteindelijke oplage van deze jubileumuitgave bedroeg 365 (genummerde) exemplaren op Alfa, 15 luxe-exemplaren op keizerlijk
Japans papier, en 20 op
Hollands (Van Gelder) papier.
R. Roemans en H. Van Assche, Bibliografie van Stijn Streuvels, p. 14
[6]
Duitse benaming voor een papieren band, waarvoor een gedecoreerd of een enigszins edel papier kan worden gebruikt. Hierbij is redelijke sterkte erg belangrijk, omdat bij gebruik van onsterk papier na niet al te lange tijd de rug van het boek valt. Vooral in Duitsland is deze bindwijze in trek voor uitgaven met een enigszins bibliofiel karakter.
H. Van Krimpen, Boek over het maken van boeken, p. 218
[7]
Edgar Gevaert,
Het geloof. Antwerpen, De Sikkel; Santpoort, Mees, 1923.
[8]
Uit het contract d.d. 18 februari 1924 blijkt dat Streuvels 'twee exemplaren op Japan, twee op Hollands of Holbein en acht op gewoon papier, van welke acht de helft gebonden' moest ontvangen.
[9]
Drukelement van zink of koper, in lijn of in raster, langs fotografische weg en door etsing vervaardigd, voor het afdrukken van afbeeldingen in boekdruk.
G. Rogers, Gids voor de redacteur, p. 140
[10]
De Mets had reeds in 1922 een Streuvelsportret vervaardigd voor het Streuvelsnummer van
Vlaamsche Arbeid ((12) 1922, 1). Blijkbaar was Streuvels daar niet erg tevreden over geweest. Bovendien was de tekentechniek van De Mets gekenmerkt door een vergaande vereenvoudiging van vormen.
Letterenhuis, M 546
[12]
Cf. De Bocks vraag in zijn brief aan Streuvels van
14 februari 1924. De (nieuwe) inleiding 'Vijf en twintig jaar!...' (gedateerd 'Ingoyghem den 21 Maart 1924') is van de hand van Streuvels.
[14]
Dit is een lettertype dat in 1923 werd ontworpen door de Nederlandse drukker-typograaf Sjoerd H. De Roos (1877-1962), die verbonden was aan de Lettergieterij Amsterdam. De Roos had in 1912 de moderne Hollandse Mediaeval gecreëerd die veel succes oogstte — in datzelfde jaar zou ook de vierde druk van
De vlaschaard in dit lettertype gedrukt worden. De erasmusletter is speels-sierlijk, fijner dan de Hollandse Mediaeval en op een beperkter toepassingsgebied mogelijk.
M.H. Groenendaal, Drukletters: hun ontstaan en hun gebruik, p. 133
[15]
De lettergrootte werd aangeduid d.m.v. het corps, en werd uitgedrukt in veelvouden van punten. Als het letterbeeld 12 'punten' meet, hebben we met 'corps' 12 te doen.
H. Van Krimpen, Boek over het maken van boeken, p. 145-148
[16]
F.V. Toussaint van Boelaere,
Het gesprek in Tractoria. Met houtsneden van Henri Van Straten. Antwerpen, De Sikkel; Santpoort, Mees, 1923.