<Resultaat 177 van 2531

>

Waarde heer De Bock,
Hierbij het gevraagde;[1] gelief mij dan nog een tiental prospectussen te sturen — voor de vergetene adressen. De lijsten krijg ik na gebruik wel terug.[2] Ik dring aan bij J[ules] Fonteyne, zoodat ik misschien wel toek[omende] week n[aa]r Brugge ga.[3] — Gelief mij zoo haast mogelijk te laten weten: of gij een cliché v[an het] portr[et] De Praetere[4] gekregen hebt. In geval van niet, zou ik het origineel meenemen n[aa]r Brugge en daar, bij een uitstekende fotograaf een foto-cliché laten maken. K[eer Om]
[2]
Wat dunkt U dat er voordeeligst zijn zou: een typo[grafisch]-cliché laten maken, ofwel bij den fotograaf 500 afdruksels n[aa]r den foto-cliché laten maken en ze zoo in het boek laten plakken. (hij gebruikt daarvoor heel geschikt crème, mat papier)[5] Over een en ander diende ik ingelicht te wezen eer ik n[aa]r Brugge ga — denkelijk niet voor donderdag aanstaande.
Genegen Groet
(paraaf Stijn Streuvels)

Annotations

[1] Cf. vraag van De Bock in zijn brief aan Streuvels van 25 februari 1924.
[2] Dit is de lijst met adressen van personen naar wie een prospectus van Lenteleven moest gestuurd worden en de eerste, handgeschreven bladzijde van de inleiding van dit boek.
[3] Cf. advies van De Bock in zijn brief aan Streuvels van 27 februari 1924: Einde Maart is wel wat laat voor Fonteyne (in verband met Streuvels' portret voor Lenteleven). Op 26 februari 1924 had Jules Fonteyne namelijk aan Streuvels laten weten: Ik heb den drukker van het boek gesproken en hij zei me dat ik moet gereed zijn met de teekening tegen einde Maart, zoo ge ziet ik heb nog al den tijd. Brief in Letterenhuis, F 4052/B
[4] Streuvels' portret voor Lenteleven
[5] Cf. antwoord van De Bock hierop in zijn brief aan Streuvels van 3 maart 1924.

Register

Naam - persoon

De Bock, Eugène (° Borgerhout, 1889-04-23 - ✝ Schoten, 1981-07-22)

Uitgever.

Was de zoon van een onderwijzer. De Bock studeerde aan het Antwerpse atheneum, werkte van 1907 tot 1912 op een handelskantoor, van 1912 tot het eind van de oorlog op de Antwerpse Stadsbibliotheek en was sedert 1919 als uitgever werkzaam. Op het atheneum was De Bock redacteur van De Goedendag; vanwege een artikel over de verfransing van het onderwijs werd hij in 1907 van de school verwijderd. Jeugdvrienden waren Antoon Jacob, Leo Picard en Herman Vos. Het flamingantische Antwerpse milieu waarin De Bock aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog verkeerde, staat getekend in zijn sleutelroman Jeugd in de Stad (1918). De Bock, die in de turnbeweging actief was en in 1910 in Albert Verweys tijdschrift De Beweging opstellen over gymnastiek publiceerde, debuteerde in 1912 met een rehabiliterend boek over Hendrik Conscience, wiens eeuwfeest dat jaar te Antwerpen gevierd werd met een grootse tentoonstelling, waarin De Bock een belangrijk aandeel had. In 1913 richtte hij met Jacob, August Borms en anderen de Vereeniging voor Beschaafde Nederlandsche Uitspraak op, waarvan Jacob voorzitter en De Bock secretaris werd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij Antwerps correspondent van De Vlaamsche Post (Picard, Gent) en Het Vaderland (Den Haag); in 1918 was hij redactiesecretaris van het gematigd-activistische tijdschrift De Stroom. Om zijn activistische overtuiging werd hij na de oorlog uit de gemeentelijke dienst verwijderd. In 1919 startte De Bock met wat zijn levenswerk zou worden: de uitgeverij De Sikkel. In 1920 stichtte hij met Vos en andere uit het activisme komende jongeren het tijdschrift Ruimte (1920-1921), dat door hem werd uitgegeven. In 1929 was hij medestichter van de Vereniging ter bevordering van het Vlaamse Boekwezen. De Bock, die als uitgever engagement paarde aan eruditie en goede smaak, was zelf een belangrijk kenner van Conscience en van de herlevende Vlaamse literatuur en beweging in de tweede helft van de 18de en de eerste helft van de 19de eeuw. Daarnaast ging zijn belangstelling naar de rederijkers (Colijn van Rijssele, 1958; Johan Baptist Houwaert, 1960) en naar de geschiedenis van boek en boekhandel. Zijn arbeid op historisch terrein werd in 1949 bekroond door een grote synthese van kunst en cultuur van de Nederlanden.

De Praetere, Jules (° Ledeberg, 1879-01-21 - ✝ Basel [Zwitserland], 1947-05-03)

Schilder, drukker en ambachtsman.

Behoorde tot de zgn. 'Eerste Latemse groep'. De Praetere (die zijn werken veelal onder de naam 'Prater' signeerde) was geobsedeerd door de Engelse ontwerper, ambachtsman en dichter William Morris (+ 1896). Zo publiceerde hij, gedrukt op zijn eigen handpers en in beperkte oplage verschillende edities van Vlaamse literatoren (Lenteleven van Streuvels, Kerkhofblommen van Guido Gezelle, Verzen van Herman Teirlinck, Het Vaderhuis van Karel van de Woestijne etc.). De Praetere is vooral bekend voor zijn grondige hervormingen van het kunstambachtenonderwijs, zowel in het buitenland (Krefeld, Zürich, Bazel, Genève) als in Vlaanderen.

Fonteyne, Jules (° Brugge, 1878-07-22 - ✝ Brugge, 1964-08-11)

Tekenaar - schilder.

Nadat Jules Fonteyne in 1897 als primus aan de Brugse Academie afstudeerde, kreeg hij zijn verdere opleiding in Brussel en aan het Hoger Instituut van Antwerpen, waar hij de prijs behaalde voor graveerkunst. Hij reveleerde als grafisch kunstenaar met zijn eenvoudige illustraties voor het Kerstekind van Stijn Streuvels (1910). In oktober 1914 vertrok hij met zijn familie naar Engeland, waar hij onder invloed van de Prerafaëlieten kwam te staan. Na de oorlog keerde hij terug naar België en tekende er veel kerkmeubels voor de opnieuw opgebouwde kerken. In 1920 werd hij als leraar in de toegepaste kunsten aangesteld aan de Academie. In 1924 werd hij er directeur. Fonteyne manifesteerde zich vooral als etser-tekenaar. Van zijn hand zijn talrijke affiches, prentkaarten en portretten (o.a. een aantal potloodtekeningen en een profieltekening in 1912 van Streuvels, van Jozef Dochy, van Karel de Flou,...) bewaard. Hij vervaardigde ex-librissen en illustreerde talrijke boeken, o.a. van Streuvels (Het Glorierijke Licht en Morgenstond, Sint Jan, De Boomen, Vertelsels van Gokkel en Hinkel; De schoone en stichtelijke historie van Genoveva van Brabant).Zijn tekeningen zijn altijd voluit figuratief en af en toe zelfs suggestief. Bij voorkeur heeft hij in zijn tekeningen de volkse mens geportretteerd zoals hij die in het Brugge van zijn tijd kon observeren.

Titel - werken van Streuvels

Streuvels, Stijn, Lenteleven (1899). [bundel]
Achtste druk, Jubileum-Uitgave, Antwerpen: De Sikkel; Amsterdam: L.J. Veen; Santpoort: C.A. Mees, 1924, 258 + [VI] p., 23,3 x 18,5 cm.
Extra info:
Met een portret van Stijn Streuvels door Jules Fonteyne (Maart 1924) en dat door Julius De Praetere (1902). Met een inleiding, Vijf en twintig jaar..., waarvan de eerste bladzijde in facsimile, door Stijn Streuvels. Gedateerd: Ingoyghem den 21 Maart 1924. Colofon: 'Van dit boek werden gedrukt vijftien exemplaren op Keizerlijk Japansch papier, genummerd van I tot XV; twintig exemplaren op Hollandsch Van Gelder, genummerd van XVI tot XXXV en drie honderd vijf en zestig op Alfa, genummerd van 36 tot 400.'
Streuvels, Stijn, Lenteleven (1899).
Druk

Indextermen

Naam - persoon

De Bock, Eugène
De Praetere, Jules
Fonteyne, Jules

Titel - werken van Streuvels

Lenteleven