<Resultaat 514 van 2531

>

STIJN STREUVELS
INGOYGHEM
Waarde Heer De Bock,
Het doet mij genoegen dat er iets verschijnen zal in den aard Uwer aankondiging[1] — voor mij zelf vind ik dit uitstekend,— we wisten maar al te weinig wat er in Vlaanderen en Holland verscheen! Om U maar iets te noemen: het boek van F[rank] Van den Wijngaert over moderne V[laamsche] Houtsnijdekunst,[2] en dat van Pols "Igorj"[3] heb ik toevallig ontdekt bij Wies Moens — ik wist niet dat het bestond, en zoo zijn er dingen meer, omdat er geen systematische bekendmaking bestaat. [dan over de
blad
dervan]
Om eene bijdrage voor een eerste nummer te leveren, vind ik bedenkelijk, omdat ik geen onderwerp aan de hand heb! Ik vind het iets gruwelijks: te moeten zoeken naar een onderwerp. Ik ben voor 't oogenblik bezig aan een stuk over Genoveva van Brabant,[4] maar dat is opgelegd werk, voor de Vl[aamsche] Academie, en de wet aldaar vereischt dat de bijdrage onuitgegeven is — het stuk ware ten ander te lang en misschien niet geschikt voor Uw blad.
Eens dat ik één of een paar nummers er van gezien heb, zal het beter gaan om iets op te stellen wat voor de uitgave past — Gij moogt in elk geval op mijne medewerking rekenen.
Aan een abonnement op "De Eikelaar"[5] kunt Gij moeilijk geraken — in heel die inrichting is niemand die zich wil gelasten met de inning der abonné-bedragen! maar ik kan U de afleveringen wel doen sturen, onder voorwendsel dat Gij er over schrijft — de uitgaaf, ofwel de firma aankondigt of bespreekt. Wil U mij laten weten welke nummers Gij reeds ontvangen hebt, of welke Gij nog begeert te ontvangen? Ik zorg dan dat Uw naam op de lijst komt, en voor 't vervolg krijgt Gij die dingen regelmatig.
Met genegen groet
(handtekening Stijn Streuvels)

Annotations

[1] Streuvels bedoelt hier De Boekenkast. Nieuwsblad voor het Nederlandsche Boek in Vlaanderen (1929-1937), een bibliografisch tijdschrift, aanvankelijk het orgaan van de in dat jaar opgerichte Vereniging ter Bevordering van het Vlaamse Boekwezen, waarvan De Bock medestichter was en na de Tweede Wereldoorlog voorzitter werd. Het eerste nummer begon met Streuvels' artikel 'Boekenwereld', waarin hij herinneringen opdiept aan zijn eerste boekhandelaar in Oostende. E. De Bock, Een uitgever herinnert zich, p. 43-44
[2] Frank Van den Wijngaert, De moderne Vlaamse houtsnijkunst. Met voorwoord van Just Havelaar. Antwerpen, De Sikkel; Santpoort, C.A. Mees, 1927.
[3] Het lied van de krijgsbende van Igorj. Ingeleid, vertaald en met nota's voorzien door André M. Pols. Antwerpen, De Sikkel; Santpoort, C.A. Mees, 1927.
[4] Op 27 februari en 24 april 1929 hield Streuvels in de Academie een lezing 'Over Genoveva van Brabant', die daarna werd gepubliceerd in de Verslagen en Mededeelingen van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, 1929, p. 171-201. R. Roemans en H. Van Assche, Bibliografie van Stijn Streuvels, p. 176 Streuvels behandelt in deze lezing de verschillende bewerkingen van de Genovevalegende, nadat hij uiteengezet had hoe hij tot het schrijven van dit werk was gekomen. Over Genoveva van Brabant schreef hij in Ingoyghem II: Nooit aan een boek heb ik met zulk genoegen als aan die Genoveva bezig geweest en mij in het onderwerp zo ingeleefd. S. Streuvels, Ingoyghem II, 1914-1940, p. 22
[5] De Eikelaar, maandelijks overzicht der voortbrengselen tot algemeene bemeubeling en huissiersel ontworpen en uitgevoerd ter kunstwerkstede der Gebroeders De Coene, Kortrijk. (1925-1932/1940). De drukkerij-uitgeverij De Eikelaar werd opgericht in 1925 door de gebroeders De Coene. Ze had als streefdoel met keurig verzorgde en vooral artistiek verantwoorde druksels naar buiten te komen. Streuvels had in de loop van de jaren heel wat technische kennis van de boekdrukkunst verworven en zijn vriend Jozef De Coene aarzelde dan ook niet om hem de artistieke leiding over de drukkerij-uitgeverij De Eikelaar toe te vertrouwen. Wat het blad De Eikelaar betreft, zal het wellicht, gezien de ondertitel, de bedoeling geweest zijn jaarlijks 12 nummers uit te brengen. Dit ambitieuze plan werd echter niet gehaald: in de periode van november 1926 tot april 1932 verschenen voor zover bekend maar 8 nrs. in het Nederlands. Van het Franse equivalent Glandifer, revue mensuelle konden tot dusver maar 7 nrs. teruggevonden worden. De activiteiten van De Eikelaar (drukkerij-uitgeverij) speelden zich ook nog op andere terreinen af: enkele reclamebrochures in opdracht van De Kortrijkse Kunstwerkstede, enkele werken in opdracht van derden en ook enkele boeken, niet alleen op eigen pers gedrukt, maar — al was dit aanvankelijk niet de bedoeling — ook door De Eikelaar zelf uitgegeven. De overige boeken die bij De Eikelaar van de pers kwamen, werden niet door De Eikelaar uitgegeven. Al was de productie beperkt, toch is wat door De Eikelaar gedrukt en uitgebracht werd zowel als object als inhoudelijk van hoge kunsthistorische waarde. De bedrijvigheid van de drukkerij-uitgeverij viel circa 1932 stil, 1940 betekende het definitieve einde, toen de fabriek grotendeels werd verwoest. P. Thiers, De Eikelaar, p. 7-36

Register

Naam - persoon

De Bock, Eugène (° Borgerhout, 1889-04-23 - ✝ Schoten, 1981-07-22)

Uitgever.

Was de zoon van een onderwijzer. De Bock studeerde aan het Antwerpse atheneum, werkte van 1907 tot 1912 op een handelskantoor, van 1912 tot het eind van de oorlog op de Antwerpse Stadsbibliotheek en was sedert 1919 als uitgever werkzaam. Op het atheneum was De Bock redacteur van De Goedendag; vanwege een artikel over de verfransing van het onderwijs werd hij in 1907 van de school verwijderd. Jeugdvrienden waren Antoon Jacob, Leo Picard en Herman Vos. Het flamingantische Antwerpse milieu waarin De Bock aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog verkeerde, staat getekend in zijn sleutelroman Jeugd in de Stad (1918). De Bock, die in de turnbeweging actief was en in 1910 in Albert Verweys tijdschrift De Beweging opstellen over gymnastiek publiceerde, debuteerde in 1912 met een rehabiliterend boek over Hendrik Conscience, wiens eeuwfeest dat jaar te Antwerpen gevierd werd met een grootse tentoonstelling, waarin De Bock een belangrijk aandeel had. In 1913 richtte hij met Jacob, August Borms en anderen de Vereeniging voor Beschaafde Nederlandsche Uitspraak op, waarvan Jacob voorzitter en De Bock secretaris werd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij Antwerps correspondent van De Vlaamsche Post (Picard, Gent) en Het Vaderland (Den Haag); in 1918 was hij redactiesecretaris van het gematigd-activistische tijdschrift De Stroom. Om zijn activistische overtuiging werd hij na de oorlog uit de gemeentelijke dienst verwijderd. In 1919 startte De Bock met wat zijn levenswerk zou worden: de uitgeverij De Sikkel. In 1920 stichtte hij met Vos en andere uit het activisme komende jongeren het tijdschrift Ruimte (1920-1921), dat door hem werd uitgegeven. In 1929 was hij medestichter van de Vereniging ter bevordering van het Vlaamse Boekwezen. De Bock, die als uitgever engagement paarde aan eruditie en goede smaak, was zelf een belangrijk kenner van Conscience en van de herlevende Vlaamse literatuur en beweging in de tweede helft van de 18de en de eerste helft van de 19de eeuw. Daarnaast ging zijn belangstelling naar de rederijkers (Colijn van Rijssele, 1958; Johan Baptist Houwaert, 1960) en naar de geschiedenis van boek en boekhandel. Zijn arbeid op historisch terrein werd in 1949 bekroond door een grote synthese van kunst en cultuur van de Nederlanden.

Moens, Wies (° Sint-Gillis-Dendermonde, 1898-01-28 - ✝ Geleen [Ndl.], 1982-02-02)

Officieel: Aloisius Cesar Antoon.

Pseudoniem: G.L. Dykman.

Dichter, prozaïst en Vlaams voorman.

Studeerde Germaanse filologie aan de vernederlandste Hogeschool te Gent (1916-1918). Richtte samen met zijn vriend Maurits De Meyer een volksboerderij op in Hamme, werkte mee aan een dagschool voor werkloze arbeiders en hield voordrachten over Conscience, Gezelle en Streuvels. Om zijn activistische bedrijvigheid na WOI veroordeeld, verbleef hij tot in 1921 in de gevangenis, waar hij zijn pacifistisch geëngageerde Celbrieven (1920) en de twee dichtbundels De Boodschap (1920) en De tocht (1921) schreef, die hem tot een van de leidende figuren van het Vlaams expressionisme maakten. Hij werkte o.m. mee aan het expressionistische tijdschrift Ruimte en aan Ter Waarheid, en richtte zelf het maandblad Pogen op. Terwijl zijn volgende bundels een individualistischer accent aansloegen en hij in zijn tijdschrift Pogen (1923-1925) een katholieke opvatting van de literatuur voorstond, droeg hij aanzienlijk bij tot de toneelvernieuwing in Vlaanderen als secretaris van het avant-gardistische 'Vlaamsche Volkstooneel' (1922-1926). Hij werd daarna journalist (o.a. correspondent van De Tijd, Amsterdam) en publicist. Geleidelijk ging hij door zijn talrijke artikelen, opstellen en voordrachten als theoreticus een rol spelen in het Vlaams Nationalisme. Inzake literatuur nam hij in de dertiger jaren (vooral in de bundel Golfslag, 1935) een 'volksverbonden' standpunt in. Van 1942 tot 1943 was hij directeur van de Nederlandse uitzendingen van Zender Brussel. Na de Tweede Wereldoorlog werd hij wegens collaboratie bij verstek ter dood veroordeeld. Hij week uit naar Nederland, waar hij de leiding kreeg van de volksuniversiteit Carmel in Geleen.

Pols, André M. (° Antwerpen, 1893-12-27 - ✝ Kalmthout, 1971-01-17)

Pols was autodidact in de muziekwetenschap, muziekrecensent, letterkundige en lesgever aan verschillende volksuniversiteiten. Hij was een van onze beste Mozart-kenners en introduceerde de Finse muziek bij ons. Hij vertaalde, ritmisch, historisch en literair verantwoord, een 20-tal opera's, literaire werken (o.m. Het lied van de krijgsbende van Igorj), romans en kunsthistorische studies. Daarnaast vestigde hij de aandacht op diverse specifieke muziekproblemen (Vlaamse en andere) en schreef korte levensbeschrijvingen van beroemde musici voor de jeugd.

Van den Wijngaert, Frank (° 1901-01-29 - ✝ 1962-06-12)

Vlaamse expressionistische dichter en prozaschrijver. Hij was adjunct-conservator van het Stedelijk Prentenkabinet van Antwerpen en leverde bijdragen aan 'De Volksgazet' en tijdschriften als 'Forum' en 'Dietsche Warande en Belfort'.

Titel - werken van Streuvels

Streuvels, Stijn, Genoveva van Brabant (1919). [bewerking]
Streuvels, Stijn, Genoveva van Brabant (1919).
Voorpublicatie
  • Eerste hoofdstuk - Vlaamsche Arbeid, XIV-XV, 1919-1920, p. 8-12 (november 1919).
  • [De ontmoeting van Genoveva en Siegfried] - De Gids, LXXXIII, 1919, dl. 2, p. 257-277 (mei) = Boek I, hoofdstuk XVI.
  • Genoveva's bruidloop - Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift, XXX, 1920, dl. 59, p. 321-328 (mei) = Boek II, p. 1-15.
  • Genoveva op de Hooge Semmer - De Gids, LXXXIV, 1920, dl. 2, p. 226-241 (mei) = Boek II, p. 15-33.
Druk
  • [Eerste druk], Eerste deel, Amsterdam, L.J. Veen, [1919], [VIII] + 261 + [III] p., 21,7 x 17,4 cm; Tweede deel, Amsterdam, L.J. Veen, [1920], [IV] + 216 p., 21,7 x 17,4 cm.
  • [Tweede druk], in: Stijn Streuvels' Volledige Werken. Deel VIII., Kortrijk, 't Leieschip, [1952], 536 + [IV] p.
Streuvels, Stijn, Ingoyghem II, 1914-1940 (1957). [bio]
[Eerste druk], [Brugge], Desclée De Brouwer, [1957], 206 + [II] p., 20 x 13,3 cm.
Streuvels, Stijn, Ingoyghem II, 1914-1940 (1957).
Voorpublicatie
  • [Academische toespraak bij de benoeming tot Doctor honoris causa aan de Universiteit te Leuven], verschenen in het extra nummer van Ons Leven, 17 november 1937.
  • [Academische toespraak bij de benoeming tot Doctor honoris causa aan de Universiteit te Leuven], Nieuw Vlaanderen, III, 1937, nr. 49 (= 4 december), onder de titel: Wat ik in mijn werk heb uitgebeeld.
  • [Pastorale] - Dietsche Warande en Belfort, LIII, 1953, p. 14-18 (januari), gedat. November 1952.
  • [De gevarenis van Djooske Dekkers] - Dietsche Warande en Belfort, LVII, 1957, p. 65-68 (januari).
Druk
  • [Eerste druk], [Brugge], Desclée De Brouwer, [1957], 206 + [II] p., 20 x 13,3 cm.
  • [Tweede druk], in: Volledig werk. Deel IV. Brugge-Utrecht: Uitgeverij Orion, N.V. Desclée De Brouwer, [1973], p. 1333-1503.

Naam - instituut/vereniging

Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde

De Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, met zetel te Gent (vanaf 1972 Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde) werd bij Koninklijk Besluit van 8 juli 1886 opgericht en was de eerste officiële instelling (een genootschap van maximaal dertig leden), die speciaal in het leven werd geroepen om de (studie van de) Nederlandse taal- en letterkunde in België te bevorderen.