HUIDEVETTERSSTRAAT 57-59
ANTWERPEN
INGOYGEM.
ANTWERPEN
23 October 1943.
Den Weledelen Heer Frank LATEURINGOYGEM.
Waarde Heer Lateur,
Ik kom zoojuist van Van Dieren en men heeft mij beloofd de handschriftjes tegen volgende week te binden.[1]
Volgende week Woensdag ga ik naar Tielt om met Lannoo het nieuwe plan van Grimomprez te bespreken. Wij zullen dit wel op zijn best regelen dat elkeen tevreden is.[2]
Als ze klaar zijn zal ik dus de gebonden plaquetten in handschrift meebrengen, samen met de teekeningen van Van Ael voor Doodendans[3] en een paar schetsen in lavis, ook van Van Ael, voor Werkmenschen. Deze laatste vind ik buitengewoon geslaagd.[4]
Lannoo zal U dan alles wel thuis bezorgen in Ingoygem.[5]
Leven en Dood in den Ast was geheel afgezet, maar omslag, titel en eerste bladzijde moesten herzet worden en verder moet het geheele werk geïnterligneerd worden. In plaats van rond de tachtig bladzijden zal het nu iets over de honderd bladzijden worden, maar het uitzicht zal veel en veel beter zijn.[6]
M[ijnhee]r Lannoo heeft tegenover mij de verbintenis aangegaan niet af te drukken vóór Léonard zijn fiat gegeven heeft.[7] Het zal dus wel November worden vóór het eerste van de luxe-uitgave verschijnt.[8]
Met vriendelijke groeten,
Uw,
(handtekening Maurits De Meyer)
(handtekening Maurits De Meyer)
Annotations
[1]
Cf. vraag van Streuvels in zijn brief van 20 oktober 1943.
[2]
Joris Lannoo en Maurits De Meyer kwamen samen op woensdag 27 oktober. Op 28 oktober gaf Lannoo aan Streuvels de resultaten van hun besprekingen te kennen.
[3]
De illustraties waren niet van de hand van Jules Van Ael, maar werden door René De Coninck verzorgd. Er is bovendien geen enkel werk in de Lijsternestreeks verschenen, dat van illustraties van Van Ael voorzien is.
[5]
Op 28 oktober laat Joris Lannoo weten de tekeningen ontvangen te hebben. Pas in november komt Streuvels werkelijk in het bezit van de tekeningen. Cf. brief van Joris Lannoo aan Stijn Streuvels van 10 november 1943.
[6]
Op de omslag van Het leven en de dood in den ast staan in hoofdletters de auteursnaam (in het zwart) en de titel (in het blauw) vermeld. Bovenaan de eerste bladzijde wordt een Latijns psalmvers vermeld: Ego autem sum vermis, et non homo opprobrium hominum, et abjectio plebis. PSALMUS XXI, V. 7. Het lettertype van de eerste zin De schuur met de dubbele poort (in sierlijke hoofdletter) is groter dan de rest van de tekst. Het hele werk telt 101 + [VII] bladzijden.
[7]
Zowel van De vlaschaard, Het leven en de dood in den ast als van de 4 plaquetten verzorgde Léonard de typografische schikking, er werd m.a.w. gedrukt volgens maquette van Léonard. Uit het colofon
[8]
De luxe-exemplaren van Het leven en de dood in den ast werden pas in januari 1944 gedrukt op de persen van Lannoo.
