<Resultaat 1670 van 2531

>

AFDEEL. Uitgeverij

Weled[ele] Heer STIJN STREUVELS
"Het Lijsternest" — Ingooigem.

Zeer geachte Heer,
Wij brengen een herdruk van de studie van D[octo]r Aug[ust] Van Cauwelaert, "De Romancier en zijn Jeugd" (reeds verschenen bij de Academie), welk werkje wij willen illustreeren met 4-tal foto's.[1]
Het zou ons aangenaam zijn indien U ons hiervoor een tweetal foto's ter keuze kon bezorgen (liefst, welke niet werden opgenomen in "Heule"), betrekking hebbende op Uwe jeugd: interessant jeugdportret; foto van geboortehuis, foto van het dorp, dorpswijk of landschap, enz[ovoort] dat invloed heeft gehad op Uwe jeugd, en dus op Uw later werk. Liefst een document met eenige decoratieve waarde, zoodat de illustratie het boekje ook wat verrijken kan.[2]
In afwachting van Uw geëerde berichten, teekenen wij met oprechte gevoelens van
Hoogachting,
N[aamloze Vennootschap] STANDAARD-BOEKHANDEL
(handtekening W.K. Goderis)
Onderdirecteur

Annotations

[1] August Van Cauwelaert, De Romancier en zijn jeugd. Antwerpen, Standaard Boekhandel, 1944.
In deze studie, die in juni 1943 voor de eerste keer verscheen in Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie, wilde Van Cauwelaert aantonen dat geen enkele levensperiode de romanschrijver zo sterk inspireerde als de eigen kindertijd. Van Cauwelaert had daarvoor Vlaamse schrijvers gecontacteerd — naast Streuvels ook E. De Bom, H. Teirlinck, F. Timmermans, E. Claes, G. Walschap, W. Elsschot — en hij had hun gevraagd hun mening over dit onderwerp te formuleren. Streuvels' bijdrage in het boek strekt van p. 32 tot 37. Hij beaamde de te beoordelen stelling. De invloed van zijn jeugdjaren werd vooral weerspiegeld in zijn boek over Heule (over zijn kinderjaren) en dat over Avelgem (zijn jeugdjaren).
In De Romancier en zijn jeugd werden vier foto's gepubliceerd. De eerste toont de Rijke Beuckelaerstraat te Antwerpen, de straat van Antoinette, de heldin uit De gele Roos, een roman van Lode Zielens. Het geboortehuis van Ernest Claes is te zien op de tweede foto, net zoals een jeugdportret van Lode Baekelmans en een 1ste Communie-foto van Gerard Walschap.
[2] Cf. antwoord van Stijn Streuvels op 10 maart 1944.

Register

Naam - persoon

Van Cauwelaert, August (° Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek, 1885-12-31 - ✝ Antwerpen, 1945-07-04)

Vlaams dichter, essayist en romanschrijver.

Broer van Frans van Cauwelaert en schoonzoon van Juliaan De Vriendt. Was de zoon van een welgestelde boer uit het Pajottenland, studeerde van 1898 tot 1905 aan het Klein Seminarie van Hoogstraten en daarna tot 1911 rechten aan de Katholieke Universiteit Leuven. Op 9 september 1911 begon Van Cauwelaert zijn stage als advocaat bij Hector Lebon in Antwerpen. In 1914 meldde hij zich als vrijwilliger bij het Belgische leger, kreeg zijn opleiding te Bayeux in Normandië en kwam in maart 1915 aan het front. Op 7 april 1916 levensgevaarlijk gewond nabij Passendale, werd hij verpleegd in Hoogstade en op 27 september door zijn broer Frans voor herstel naar Cannes meegenomen. Na zijn genezing werd hij lid van een wervingscommissie in Bordeaux en in juli 1918 stuurde men hem naar Nederland als hoofd van een passenbureau. Op 6 augustus 1919 werd hij vrederechter in Kontich, in 1922 rechter bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen en in 1927 voorzitter van de politierechtbank aldaar. Reeds in Hoogstraten onderging Van Cauwelaert de invloed van Vlaamsgezinde leraren, zoals Aloïs Walgrave, Thaddeus Spaeninkx en Karel De Wals. In Leuven was hij actief in Met Tijd en Vlijt, dat in 1909 zijn bundel Verzen I uitgaf, en in de tijdschriften De Vlaamsche Keikop, De Student en Ons Leven; van 17 tot 19 februari 1912 fungeerde hij er nog als voorzitter van het derde Groot-Nederlands Studentencongres, nadat hij de Leuvense studenten had doen toetreden tot het in 1910 op het eerste Groot-Nederlands Studentencongres in Antwerpen gestichte en hoofdzakelijk vrijzinnig georiënteerde Algemeen Nederlandsch Studentenverbond. In de Eerste Wereldoorlog werd Van Cauwelaert voorzitter van de in zijn bataljon opgerichte Vlaamse studiekring (mei 1915). Hij werkte mee aan De Belgische Standaard - met mejuffrouw Maria Belpaire zou hij zijn leven lang innig bevriend blijven - en aan Vrij België, het blad van zijn broer; zijn voorgenomen opneming in de raad van beheer van het eerstgenoemde blad kon ten gevolge van zijn verwonding en evacuatie geen doorgang vinden. Ontstemd over de houding van de Belgische regering in ballingschap tegenover de Vlaamse frontsoldaten, schreef hij in oktober 1917 het gedicht Voor onze regeering, dat eindigt met de verzen: 'Eerst krijgen de Rijnlandsche schurken hun loon, dan drijven we op 't dansen van trommel en fluit, de schaamtlooze Heeren van Havere er uit.' Na reeds voor de oorlog van nabij betrokken te zijn geweest bij de redactie van de tijdschriften De Lelie en Vlaamsche Arbeid, richtte hij in april 1919 Het Vlaamsche Land op, tegelijk weekblad, uitgeverij en boekhandel. Van 1924 tot 1945 leidde hij het tijdschrift Dietsche Warande en Belfort, in een brede, humane geest. In 1930 werd hij corresponderend en in 1937 werkend lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde; zijn eerste lezing (1931) ging, onder de titel Daar hapert iets, over de verhouding Vlaanderen-Nederland, die hij onbevredigend achtte; in dat verband beval hij Vlaanderen 'zelfkritiek naar binnen en zelfrespect naar buiten' aan. In 1938 werd hij aangesteld tot lid van de Nederlandsche Cultuurraad. Hij was ook nationaal bestuurslid en Antwerps voorzitter van de IJzerstichting en lid van het IJzerbedevaartcomité. Van zijn scheppend werk mag hier de roman Het licht achter den heuvel (1929) genoemd worden, literair overschaduwd door de bekroonde roman Harry (1935), doch in historisch opzicht belangwekkender door de schildering van de naoorlogse atmosfeer in de Vlaamse dorpen, waar de terugkerende frontsoldaten de gevestigde orde aantasten, en zijn dichtbundel Liederen van droom en daad (1918), gedichten over de oorlog, over zijn verwonding en over de liefde tot zijn latere vrouw. Verder werden zijn verhalen uit zijn rechtersloopbaan (Vertellen in toga, 1935, en En de rechter vertelt opnieuw, 1944) en zijn Verzen van het leven en de overvaart (1940) bekend.

Titel - werken van Streuvels

Streuvels, Stijn, Heule (1942). [bio]
[Eerste druk], Kortrijk, N.V. Zonnewende, 1942, 394 + [VI] p., 20,9 x 13,5 cm.
Extra info:
Met een oude kaart van Heule en 20 foto's. Colofon: Van deze oorspronkelijke uitgave van Stijn Streuvels' 'Heule' gezet uit de Egmont medium-letter werden er vijf ex. gedrukt op Hollandsch geschept papier Van Gelder, genummerd van 1 tot 5 en 10 ex. op geschept papier Ingres, genummerd van I tot X, gedrukt op de persen van De Groeninghe Drukkerij te Kortrijk en voltooid in de maand October van het jaar negentien honderd twee en veertig.
Streuvels, Stijn, Heule (1942).
Voorpublicatie
  • Winteravonden - Dietsche Warande en Belfort, XXXV, 1935, p. 241-253.
  • Winteravonden - De Standaard, nummers van 7 en 14 oktober 1936.
  • De Heulebeke - Dietsche Warande en Belfort, XXXV, 1941, p. 486-496.
  • De Heulebeke (fragment) - Het Vlaamsche Land, nr. 9/10 november 1941.
Druk
  • [Eerste druk], Kortrijk, N.V. Zonnewende, 1942, 394 + [VI] p., 20,9 x 13,5 cm.
  • [Eerste druk], Amsterdam, L.J. Veen's Uitgevers Mij N.V., 1942, 394 + [VI] p., 20,9 x 13,5 cm.
  • [Tweede druk], in: Volledig werk. Deel IV. Brugge-Utrecht: Uitgeverij Orion, N.V. Desclée De Brouwer, [1973], p. 723-997.

Naam - instituut/vereniging

Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde

De Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, met zetel te Gent (vanaf 1972 Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde) werd bij Koninklijk Besluit van 8 juli 1886 opgericht en was de eerste officiële instelling (een genootschap van maximaal dertig leden), die speciaal in het leven werd geroepen om de (studie van de) Nederlandse taal- en letterkunde in België te bevorderen.