"Lijsternest"
INGOOIGEM
AFDELING: Directie ONZE REF.: M[aurits ]D[e ]M[eyer]/E[lvire ]V[an Gerven]
< | Resultaat 1964 van 2531 | > |
---|
De Bruyne, Edgar (° Ieper, 1898-04-18 - ✝ Brussel, 1959-05-06)
Vlaams wijsgeer en politicus.
Volgde humaniora aan het Sint-Vincentiuscollege te Ieper en aan het Klein Seminarie te Sées (Frankrijk), waarna hij in 1916 werd gemobiliseerd. Na de oorlog trad De Bruyne in bij de benedictijnen van Keizersberg, die hij in 1922 verliet. In dat jaar promoveerde hij tot doctor in de wijsbegeerte aan de Leuvense universiteit. Van 1925 tot aan zijn emeritaat in 1958 was hij professor filosofie aan de Rijksuniversiteit Gent. Hij publiceerde talrijke werken, vooral over ethiek en over de wijsbegeerte van de kunst. In 1936 begaf De Bruyne zich op het politieke terrein toen hij door Frans Van Cauwelaert aangetrokken werd als hoofdredacteur van het weekblad Elckerlyc. Als zodanig sprak hij in juli 1936 op het congres van de Vlaamsche Concentratie te Leuven en was hij lid van het leidingscomité dat na afloop werd samengesteld. Hij werd eveneens een opgemerkt lid van de studiecommissie voor de hervorming van de Katholieke Unie (zomer 1936). Als gevolg hiervan werd hij op 11 oktober 1936 lid van het voorlopige directorium van de nieuwe Katholieke Vlaamsche Volkspartij (KVV), dat als opdracht kreeg de hergroepering van alle Vlaamse katholieken te realiseren. Op 8 december 1936 ondertekende hij namens het directorium het Beginselakkoord KVV-VNV. Hij benaderde deze Vlaamsche Concentratie evenwel zeer genuanceerd. De erkenning van de primauteit van de volksgemeenschap betekende voor hem niet de noodzakelijke erkenning van het federalisme. Uit de vele toespraken en krantenartikels uit deze periode valt op te maken dat De Bruyne de culturele autonomie voor ogen had en een verregaande bestuurlijke decentralisering. In zijn eerste commentaren op het Beginselakkoord verklaarde hij dat het geen federalisme insloot en op 9 maart 1937 verwierp hij in een brief aan het weekblad Nieuw Vlaanderen het federalisme in onbewimpelde termen. De Bruyne werd een toonaangevende figuur in de KVV. Op 18 juli 1937 werd hij ook voorzitter van het nieuwe Algemeen Katholiek Vlaamsch Burgersverbond, waarmee de Vlaamse burgerij in de katholieke partij eindelijk een plaats kreeg naast de drie andere standsorganisaties. Op het congres van het Blok der Katholieken van België van oktober 1937 ontwikkelde hij het Vlaamse programma van de KVV, dat hij niet aarzelde als Vlaams-nationaal te bestempelen, hoewel het niet verder ging dan culturele autonomie. 'De kern van ons programma ligt volledig bevat in deze formule: in het kader van een onverzwakt België, onder de hoge leiding van de dynastie, voor elk van beide volksgemeenschappen, dezelfde waarborgen op alle gebied en dezelfde toekomstmogelijkheden.' In 1938 werd hij zowel lid van de nieuwe Nederlandsche Cultuurraad als van de nieuwe Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België. In 1939 werd hij gecoöpteerd senator, wat hij zou blijven tot 1958. Na de Tweede Wereldoorlog was De Bruyne betrokken bij de stichting van de Christelijke Volkspartij (CVP) en bij De Nieuwe Standaard van Tony Herbert. Hij werd minister van koloniën in de eerste regering-Achille van Acker (1945) en was van 1947 tot 1954 fractieleider van de CVP in de Senaat. Als zodanig was hij in 1949 nauw betrokken bij de zogenaamde verruiming, waardoor drie topfunctionarissen uit de bezettingstijd in de senaatsfractie werden opgenomen. In 1951 werd De Bruyne voorzitter van de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap.
Lannoo, Joris (° Tielt, 1891-02-20 - ✝ Tielt, 1971-12-08)
Directeur van drukkerij-uitgeverij Lannoo te Tielt.
Joris Lannoo begon zijn humaniorastudie aan het Tieltse college, maar moest die in 1909 noodgedwongen stopzetten. Op 1 juni 1909 nam hij samen met zijn broer Rafaël een kleine Tieltse drukkerij, drukkerij Horta, over. Na de Eerste Wereldoorlog, waarin hij als officier aan het front van de Yzer streed, bevond de uitgeverij zich in verval, maar door grote inspanningen werkte Lannoo zich opnieuw op. In 1929 vestigde hij zich in de Kasteelstraat, waar hij een groot bedrijf oprichtte en leidde tot in de jaren '60, toen een ziekte hem geleidelijk het werk uit handen nam en zijn zonen hem opvolgden. Hij gaf veel Vlaamse werken uit van o.a. Stijn Streuvels, Guido Gezelle, Emiel van Hemeldonck, ... Verder was hij ook nog stichtend lid van de Vereniging ter Bevordering van het Vlaamse Boekwezen en van de Vlaamse Uitgeversbond. Hij legde contacten met Nederlandse uitgevers als de R.K. Boekcentrale, Van Langenhuysen en Veen, met wie hij jaren samenwerkte. Het bedrijf omvat thans drie afdelingen: drukkerij, grafiek en uitgeverij.
Lateur, Frank (° Heule, 1871-10-03 - ✝ Ingooigem, 1969-08-15)
Geboren als Frank Lateur en bakker van opleiding, maar onder zijn pseudoniem Stijn Streuvels als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, Vlaanderen, De Gids en De Nieuwe Gids. De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.