<Resultaat 2025 van 2531

>

Den Weled[elen] Heer Frank Lateur
"Het Lijsternest"
INGOOIGEM

AFDELING: Directie ONZE REF.: M[aurits ]D[e ]M[eyer]/E[lvire ]V[an Gerven]

Waarde Heer Lateur,
Vorige week was ik met Mevrouw en den heer L[odewijk] Veen bij den heer Baur die ons mededeelde dat U voor de gelegenheidsgedichten en voor het proza[1] met hem hadt overeengekomen dat de procent op den verkoop voorzien voor deze delen, voor de helft aan hem zou toekomen en voor de helft aan de erven Gezelle.
Vindt U het goed dat wij het overeengekomen procent rechtstreeks afrekenen met Prof[essor] Baur, zoals voorzien was voor een eventueel forfaitair honoraar?[2]
In Holland zijn er niet minder dan drie uitgevers die Gezelle-uitgaven aan het voorbereiden zijn met het oog op het vrijkomen van de auteursrechten in 1950. Bij het vernemen hiervan heeft de firma Veen juridisch advies gevraagd over deze kwestie. Hieruit blijkt dat volgens de Belgische wet, in België de auteursrechten op Gezelle slechts vrijkomen in 1960,[3] wat ons trouwens goed bekend was; maar de Belgische wet die in 1921 de vroegere periode van 50 jaar met 10 jaar verhoogd heeft geldt enkel voor België zelf en niet voor Nederland. In Nederland is Gezelle vrij in 1950; maar een Hollandse niet-geautoriseerde Gezelle-uitgave zal vóór 1960 niet kunnen uitgevoerd worden in België.
Ik heb dan ook maatregelen genomen om langs de Nederlandse-uitgevers- en boekhandelsorganisatie om, bekend te maken dat vóór eind 1959 geen niet-geautoriseerde Gezelle-uitgaven in België kunnen verspreid worden.
[2]
Het is niet de bedoeling van de firma Veen het verschijnen van de nieuwe dundrukuitgave een beetje op de lange baan te schuiven tot 1950, om volledig te kunnen profiteren van den vrijdom van rechten in Nederland.
De nieuwe dundrukuitgave zal dezen Zomer nog aangeboden worden in Nederland aan de boekhandelaars en in het najaar ook afgeleverd worden en op alles wat dit jaar geplaatst wordt bij den boekhandel of bij het publiek zal door de firma Veen honoraar betaald worden.[4]
Prof[essor] Baur, die van deze feiten op de hoogte is, zal U hierover ook inlichten; hij is in het bezit van den tekst van het bedoelde juridisch advies.
Ons aandeel in de nieuwe dundrukuitgave, de Belgische uitgave dus, zal bedragen drieduizend exemplaren voor de Dichtwerken (deel I en II), twee tot drieduizend exemplaren voor de Gelegenheidsgedichten en vijftienhonderd tot tweeduizend exemplaren voor de prozawerken. De definitieve cijfers voor de delen III en IV zullen vastgesteld worden na de aanbieding aan den boekhandel.
Wij hadden gewenst, zoals trouwens in het contract werd vastgelegd, dat de bundels gelegenheidsgedichten en proza een kleinere omvang zouden hebben dan de eerste twee bundels. Omdat voor de delen III en IV minder afzetmogelijkheden zijn en een kleine oplage duurder wordt hadden wij gehoopt dit te kunnen ondervangen door een kleineren omvang. Met voor deze delen wat zwaarder papier te gebruiken, konden de vier boeken toch van gelijke dikte gemaakt worden. Maar volgens Prof[essor] Baur moeten ook al de niet-uitgegeven gelegenheidsgedichten opgenomen worden zodat de omvang van den bundel gelegenheidsgedichten in plaats van vijf à zeshonderd pagina's, ongeveer negenhonderd pagina's zal worden.[5] Moest al het prozawerk opgenomen worden, origineel en vertaald, dan zou dat meer dan duizend bladzijden geven. Daarom is er, in overleg met Prof[essor] Baur, besloten al het vertaald werk te laten vallen en enkel den "Ring van het Kerkelijk Jaar"[6] te nemen en dit aan te vullen met proza uit "Het Jaar Dertig",[7] tot ongeveer zeshonderd bladzijden.[8]
Kunt U met deze oplossing accoord gaan?[9]
Met vele hartelijke groeten voor U en de
uwen, en oprechte hoogachting,
N[aamloze Vennootschap] STANDAARD BOEKHANDEL
(handtekening Maurits De Meyer)
BESTUURDER

Annotations

[2] Cf. antwoord van Streuvels op 19 april 1949.
[3] Op 22 maart 1886 werd de wet op het auteursrecht afgekondigd. Hieronder worden enkele artikelen uit die wet geciteerd die van toepassing zijn op deze brief. De artikelen komen uit de eerste afdeling van de wet. Deze afdeling gaat over het auteursrecht in het algemeen. Art. 1: De auteur van een letterkundig werk of van een kunstwerk heeft alleen het recht, hetzelve opnieuw uit te geven of na te beelden of machtiging te verleenen om zulks te doen op welke wijze of in welke gedaante het ook zij. Art. 2: Dit recht blijft bestaan gedurende vijftig jaar na het overlijden van den auteur, ten voordeele zijner erfgenamen of rechthebbenden. [...] Art. 4: De eigenaars van een niet in 't licht verschenen werk eens afgestorvenen genieten het auteursrecht gedurende vijftig jaar, te rekenen van den dag, dat het uitgegeven, opgevoerd, uitgevoerd of tentoongesteld wordt. Een koninklijk besluit zal bepalen op welke wijze de dag zal worden vastgesteld, te rekenen van welken de termijn van vijftig jaar zal ingaan. Verzameling der wetten en koninklijke besluiten van België. Brussel, Drukkerij der regie van den moniteur belge, Jaargang 1886, Deel LXXIII, p.337-339
Op 25 juni 1921 werd de volgende wet in verband met verlenging van de duur van de rechten van letterkundig of artistiek eigendom (nr. 268) afgekondigd: Albert, Koning der Belgen, Aan allen, tegenwoordigen en toekomenden, Heil. De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt: Eenig artikel. De rechten, toegekend door de wet van 22 Maart 1886 aan de erfgenamen en andere rechthebbenden der auteurs van een letterkundig of artistiek werk, zijn verlengd voor een tijdperk gelijk met dat verloopen tusschen den 4e Augustus 1914 en den 4e Augustus 1924, dus voor een tijdperk van tien jaren, voor al de werken uitgegeven voor het einde van dien term en niet in publieken eigendom vervallen op den datum der afkondiging dezer wet. Kondigen de tegenwoordige wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel bekleed en door den Moniteur bekendgemaakt worde. Gegeven te Brussel, den 25e Juni 1921. Verzameling der wetten en koninklijke besluiten van België. Brussel, Drukkerij van den Moniteur belge, Jaargang 1921, p. 1553-1555
[4] De dundrukuitgave Guido Gezelle's Dichtwerken werd in Nederland verspreid door de Amsterdamse uitgeverij Veen.
[5] Het contract tussen Stijn Streuvels en de Standaard Boekhandel voor Guido Gezelle's Dichtwerken bevindt zich in de UA.
De bundel Gelegenheidspoëzie bevat 667 pagina's.
[6] De Ring van het Kerkelijk Jaar is geen authentieke Gezellebundel. Hij werd wel door Gezelle geschreven maar nooit als bundel gepubliceerd. De idee om die teksten te verzamelen kwam van de Gezellekenner Aloïs Walgrave. Ook de keuze van de titel kwam van Walgrave. Hij wilde deze Uitleg van Evangeliën en Ceremoniën voor een breder publiek toegankelijk maken. Inhoudelijk gaat het boek over de evangeliën van elke zondag waar Gezelle enige uitleg bij geeft. Het tweede deel gaat over heiligen en feestdagen die niet in onze tijdrekening voorkomen. In het derde deel wordt het volk aangespoord om in de kerk mee te zingen. De bijdragen zijn verschenen in 'Dagwijzer' in elk nummer van Rond den Heerd, waarin Gezelle de liturgie van zondag, het evangelie van de dag en alles wat het kerkelijk jaar kon uitleggen, besprak. De Ring van 't Kerkelijk Jaar. Tekstkritisch uitgegeven & ingeleid door P. Allossery, met een inleiding over het Kerkelijk Jaar in Gezelle's gedichten door Al. Walgrave. Amsterdam, uitgeversmaatschappij L.J. Veen, 1935, p. 261-270; Jubileumuitgave van Guido Gezelle's Volledige Werken, 5
[7] Guido Gezelle werd vanaf juli 1864 hoofdredacteur van het weekblad 't Jaer 30. Van een doodgewoon krantje voor de Brugse katholieken (in opdracht van Bisschop Malou) maakte hij (nu in opdracht van de nieuwe bisschop Mgr. J. Faict) een katholiek weekblad of een 'politieke wegwijzer voor treffelijke lieden'. Het werd een opinievormend blad waarin religie en taal elkaar waarborgden en het volk behoedden voor rationalisme en liberalisme. In dit weekblad ontpopte Gezelle zich tot een echte volksschrijver. Het blad kende een enorm succes, maar werd nogal vlug aangevallen door de liberalen. Een rechtsgeding veroordeelde het weekblad, waardoor het tenonder ging (1868).
Het proza van 't Jaer 30 werd opgenomen in deel 4 van Guido Gezelle's Dichtwerken. M. Van der Plas, Mijnheer Gezelle. Biografie van een priester-dichter, p. 237-260
[8] Het vierde deel van Guido Gezelle's Dichtwerken (Guido Gezelle's proza en varia: Proza uit 't jaer 30; Politieke verzen; Jeugdverzen; Vertalingen; Verklarend glossarium) telt 667 bladzijden.
[9] Cf. antwoord van Streuvels op 19 april 1949.

Register

Naam - persoon

Baur, Frank (° Vilvoorde, - ✝ Waasmunster, 1969-01-09)

Vlaams literair historicus en hoogleraar te Gent (Rijksuniversiteit).

Al aan het Oostendse atheneum ontpopte Baur zich als flamingant, wat hij heel zijn leven zou blijven. Ook toen al bleek zijn grote interesse voor literatuur. Hij las veel en begon ook zelf te schrijven (o.a. Nieuwe Krachten, 1904). Hij ondertekende zijn literaire werken met het anagram Aran Burfs. In 1911 begon Baur Germaanse Filologie aan de Leuvense universiteit. Zijn studies werden onderbroken door de oorlog, in 1919 zette hij ze verder. Hij promoveerde en ging in 1927 aan de Gentse universiteit werken. Aan de Gentse faculteit der wijsbegeerte en letteren werd hij belast met de verklaring van moderne Nederlandse auteurs en de encyclopedie van de Germaanse taalwetenschap.

Hij leidde het standaardwerk Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden (7 delen, 1939-1952), waarvoor hij een goed gedocumenteerde inleiding schreef: De literatuur, haar historiographie en methodes. Maar hij maakte vooral naam met zijn edities van en studies over Guido Gezelle, van wiens werk hij de meest vooraanstaande kenner was. Verder was Baur ook senator en hoofdredacteur van de Katholieke Encyclopedie.

Gezelle, Guido (° Brugge, 1830-05-01 - ✝ 1899-11-27)

Priester-dichter en leraar.

Oom van Caesar Gezelle en Stijn Streuvels. Priester-dichter en leraar die met zijn nationaal-religieus geïnspireerde lessen, gedichten en journalistieke publicaties grote invloed uitoefende op de katholieke Vlaamse studentenbeweging. Gezelle werkte achtereenvolgens in Roeselare (Klein Seminarie), Brugge, Kortrijk en opnieuw Brugge. Hij maakte vlug naam als Vlaams literair auteur met zijn Kerkhofblommen (1858), en was ook zeer actief als taalgeleerde, volkskundige, pamflettist, polemist, en stichter-stimulator en uitgever van tijdschriften als Rond den Heerd, Loquela en Biekorf. Gezelle was een taalparticularist, wat tot uiting kwam in zijn bijdragen aan deze tijdschriften. Hij liet tevens een bundel Laatste Verzen na die in 1901 postuum uitgegeven zou worden.

Gezelle, Guido (° 1830 - ✝ 1899)

Priester-dichter, West-Vlaamse taalparticularist. De groep rond Van Nu en Straks bewonderde hem als dichter en heeft bijgedragen tot de grote interesse die er tot vandaag nog voor zijn werk bestaat.

Gezelle, Guido (° 1830 - ✝ 1899)

Priester, dichter, taalkundige en journalist. Zijn zus Louise Gezelle (1834 1909 was de moeder van Stijn Streuvels, die bijgevolg een neef was van Guido Gezelle.

Lateur, Frank (° Heule, 1871-10-03 - ✝ Ingooigem, 1969-08-15)

Geboren als Frank Lateur en bakker van opleiding, maar onder zijn pseudoniem Stijn Streuvels als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, Vlaanderen, De Gids en De Nieuwe Gids. De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.

Veen, Lodewijk Jacobus (° 1863-01-07 - ✝ 1919-09-20)

Nederlandse uitgever.

Naam - uitgever

L.J. Veen

Nederlandse uitgeverij die in 1887 door Lambertus Jacobus Veen was opgericht. De firma maakte naam door werk te publiceren van o.a. Louis Couperus en Stijn Streuvels.