STYN·STREUVELS
Ingoyghem le 3 Avril, '36
Cher D[octeu]r Spemann,
Je viens de faire la révision du texte de Liebesspiel, ce qui m' a donné l' impression que Fr[au] Valeton nous a donné une bonne traduction, qui rend le sens de l' original d' une manière correcte et ponctuelle. J' en suis très satisfait, d' autant plus que je puis apprécier ce que cela représente comme travail!
Seulement j' ai relevé et annoté dans le texte environ 75..... leichte Fehler — ein Beweis, que la collaboration de l' auteur est une nécessité pour garantir une bonne traduction.
En tout cas, Fr[au] Valeton pourra faire son profit de cette correction dans l' éventualité d' une nouvelle édition.
Pour ce qui regarde les
coupures,— cela est un travail extrêmement délicat, qu' on devrait confier à l' auteur, afin d' éviter que les coupures ne deviennent des amputations qui laissent des trous dans la continuité de la narration. Raison en plus de regretter qu' on n' a pas travaillé sur le texte de la
deuxième édition... qui avait ces coupures!
[1]
Je n' ai nullement l' intention de critiquer le titre de
Liebesspiel;
[2] j' ai simplement voulu signaler ce que relevaient les articles de la presse allemande; du reste: je laisse la liberté du choix — et aussi la responsabilité — du titre à l' éditeur.
Espérons que Liebesspiel fera son chemin et trouvera un bon accueil parmi le public allemand.
Je Vous ai renvoyé les articles des
journaux, hier.
[3]
J' ai reçu aussi un
ex[em]pl[aire] du
Literaturblatt der
Frankfurter Zeitung du 22 Mars, avec un article, signé:
Margot Hausenstein[4] — une dame qui réside pour le moment à Bruxelles et qui m' annonce sa visite pour un de ces jours.
J' étais encore à hésiter pour accepter l' invitation du
D[octeu]r Hatzfeld,
[5] mais j' ai attrapé — je ne sais comment — ce qu' on appelle: un épanchement de synovie — Erguss
v[on] Gelenkwasser — Defekt am Kniegelenk. Ce qui, d' après ce qu' on prétend, peut durer des semaines! Avec cette douce prévision je reste en pénitence dans mon fauteuil et me trouve matériellement dans l' impossibilité de sortir.
La nouvelle de
Ackermann m' a fait beaucoup de plaisir,
[6] d' autant plus que le pauvre garçon avait déjà eu des mécomptes avec sa traduction de
Knecht Jan, dont
Nico Rost a encaissé les honoraires!
[7]
J'ai bien reçu les "
Literarischen Flugblätter" qui sont bien rédigés et se présentent avantageusement comme publicité.
[8]
Ne croyez-Vous pas que nous devrions regarder à temps pour choisir le traducteur pour un grand roman. Je pense au "
Teleurgang van den Waterhoek" un bouquin d' une grande importance et qui sera un travail extrêmement difficile. Je Vous laisse naturellement le choix d' un traducteur, mais je veux Vous faire remarquer que ce sera une histoire de longue durée, et pour cela que nous devons y penser dès maintenant. Est-ce-que Vous croyez que
Fr[au] Valeton pourrait venir en considération? Je vois qu' elle connaît à fond le Néerlandais — sauf quelques locutions et mots du dialecte West-Flamand. Dès que Vous avez donné Votre avis, je pourrai donner le livre en lecture.
[9]
Je n' ai pas encore reçu une réponse de la firme
Schünemann; je présume qu' il traitera l' affaire avec Vous directement.
[10]
Avec mes salutations cordiales
(handtekening Stijn Streuvels)
Annotations
[1]
Nadat van
Minnehandel al in 1919 in Berlijn bij Georg Stilke Verlag een Duitse vertaling van de hand van Heinrich Pottmeyer was verschenen, zorgde Valeton in 1936 voor een nieuwe Duitse versie. Meteen staken hier problemen de kop op: Valeton baseerde zich voor haar vertaling blijkbaar op de
eerste druk van Minnehandel die in 1903 bij Veen was verschenen, terwijl Streuvels zijn oorspronkelijke tekst grondig herwerkt had voor de
tweede druk van 1921 en van mening was dat die versie werd gebruikt voor de Duitse vertaling. Bovendien bevatte de vertaling een aantal fouten die met de hulp van Streuvels moesten worden weggewerkt voor de tweede oplage van 5000 exemplaren ('6.-10. Tausend'), die er in juni 1936 kwam en die uiteindelijk acht bladzijden meer telde dan de eerste oplage van februari 1936.
[2]
In zijn brief aan Spemann d.d.
23 maart 1936 bedankte Streuvels zijn uitgever voor het opsturen van de lovende recensies over
Liebesspiel in Flandern. Het was Streuvels wel opgevallen dat alle recensenten de titel van het boek bekritiseerden.
Liebesspiel in Flandern zou de 'echte betekenis' en de 'synthese' van het boek niet weergeven.
[3]
Spemann had Streuvels gevraagd om hem de recensies over
Liebesspiel in Flandern terug te bezorgen.
[4]
Het artikel '
Roman von der Liebe in Flandern' van de hand van Margot Hausenstein (
Frankfurter Zeitung, rubriek 'Literaturblatt', 22 maart 1936) wordt bewaard in het Letterenhuis.
[5]
Bij zijn brief aan Streuvels van
18 maart 1936 stak Spemann een afschrift van de brief van von Hatzfeld aan Engelhorn Verlag d.d. 15 maart 1936, waarin hij Streuvels uitnodigde naar de 'Westfalentag 17.-19. Mai in Soest'.
Uit de brief van von Hatzfeld aan Engelhorn Verlag bleek dat de bedoeling van de Westfalendag dit jaar was om het bewustzijn van de Neder-Duitse samenhorigheid in het gehele Neder-Duitse gebied levendig aan bod te laten komen. Op die ene dag zouden de typische vertegenwoordigers van het "niederdeutsche Raum" het woord voeren. Die vertegenwoordigers waren Hans Grimm, Hans Friedrich Blunck, Moritz Jahn, Rudolf Binding, een Vlaming [Streuvels, JD] en Hatzfeld zelf. Op 26 maart 1936 schreef von Hatzfeld bovendien persoonlijk naar het Lijsternest. Hij schreef: Ik mag u vertellen hoezeer wij ons zouden verheugen, mocht u deze uitnodiging aannemen en welk genoegen de Duitse lezers zouden smaken u persoonlijk te mogen beluisteren.
Uit de brief van Adolf von Hatzfeld aan Stijn Streuvels van 4 mei 1936 bleek dat Streuvels hem
veertien dagen geleden had geschreven dat hij
verhinderd was om naar Soest te komen. Op
23 maart 1936 schrijft Streuvels aan Spemann dat hij nog vijf hoofdstukken voor zijn boek
Levensbloesem moet schrijven.
Brieven van Adolf von Hatzfeld aan Stijn Streuvels in het Letterenhuis, H 349
[7]
Na zijn ontslag bij Universum-Bücherei bood Gerhart Pohl de roman
Knecht Jan aan uitgever Otto Quitzow aan, die het in 1929 uitgaf met Nico Rost en Werner Ackermann als vertalers. De samenwerking tussen Rost en Ackermann was maar van korte duur en beperkte zich tot die ene roman en één fragment uit
Prutske. Rost ging er daarna met de centen vandoor. Tussen beide vertalers kwam het tot een vlammende ruzie.
H. Speliers, Als een oude Germaanse eik, p. 136
[8]
Op 30 maart 1936 verstuurde Adolf Spemann tien exemplaren van
Literarische Flugblätter d.d. april 1936.
[10]
Blijkens een brief van Streuvels aan Spemann van
4 februari 1936 had Streuvels een schrijven ontvangen van de firma 'Carl Schünemann' uit Bremen. Volgens Schünemann had uitgeverij Grethlein uit Leipzig, die in november 1929 uitgeverij Bruns uit Minden inclusief
Sommerland (1906) en
Frühling (1908) had overgenomen, hem de uitgeversrechten aangeboden van beide novellenbundels. Streuvels bezat echter geen contract en wist al helemaal niet wat de voorwaarden van dit contract inhielden, als het al bestond. Volgens Spemann (cf. brief aan Streuvels van
8 februari 1936) moest ofwel Schünemann ofwel Grethlein kunnen bewijzen dat ze in het bezit was van een 'rechtsgültige Autorisation'. Wanneer Schünemann de bewijzen niet op tafel kon leggen, kon het verkoopscontract Grethlein-Schünemann door de 'Reichsschrifttumskammer' nietig verklaard worden. Spemann stelde Streuvels dan ook voor Schünemann hierover een brief te schrijven volgens een door hem opgesteld ontwerp.
Op
28 februari 1936 brengt Streuvels Spemann van het vervolg van de historie op de hoogte. Hij had aan Schünemann gevraagd bewijzen te leveren dat hij [Streuvels, JD] zijn auteursrechten had afgestaan. Schünemann antwoordde als volgt:
Zur Sache selbst habe ich folgendes vorzutragen: Am 2[.] Nov[ember] 1929 erwarb der Verlag Grethlein in Leipzig gegen entsprechende Zahlungen von dem Verlag Bruns in Minden den Fundus seines Buchverlages mit sämtlichen Verlags- und Optionsrechten,... e[t ]c[e]t[era] und Rechten aus Verträgen mit Dritten. Unter den so erworbenen Rechten nebst Beständen un[d so ]w[eiter] befanden sich auch die beiden Werke "Frühling & Sommerland" von denen Vorräte bei Uebergabe aber nicht mehr vorhanden waren. Mit der Unterzeichnung und Erfüllung des geschlossenen Vertrages war die Firma Grethlein rechtmässiger Besitzer der beiden Werke Ihrer Feder, was auch der Verlag Bruns bestätigen kann und wird. Dieser Verlag hat in den abgeschlossenen Kaufvertrag auch bekundet, dass Honorarverpflichtungen auf Ihren Werken nicht mehr ruhen. Durch ein Abkommen zwischen der Firma Grethlein und mir vom 28[.] Januar d[ie]s[es Jahres] gingen die Verlagsrechte an Ihren beiden Werken von diesem Verlag auf Mich über, sodass ich jetzt vollgültiger Besitzer dieser Rechte bin. Die von Ihnen genannte Uebersetzerin [Martha Hartmann-Sommer, JD] kann bei dieser Transaktion keinesfalls in Betracht gezogen werden, da sie nicht Besitzerin der Rechte an Ihren Büchern ist. Sie brauchen sich also um Massnahmen dieser Dame nicht zu kümmern.
Um die Angelegenheit zu ordnen und sie sowohl für Sie wie für mich zu sichern, schlage ich Ihnen vor, dass wir über die von mir beabsichtigte Neuausgabe Ihrer Novellenbände einen Vertrag schliessen. Durch diesen Vertrag bestätigen Sie mir meine Ansprüche auf die Rechte an die beiden Büchern und ich sichere Ihnen hierfür eine laufende Honorarbeteiligung am Absatz der Werke zu, die in Anbetracht des Umstandes, dass die Bücher eigentlich honorarfrei sein sollten, 10 % von der Umsatzziffer der Bücher oder Büches, falls nur eines erscheint, betragen kann. Ich wäre auch zu einer baldigen Vorauszahlung an Sie in Höhe von einigen hundert Mark gern bereit.
Ihre Bedenken wegen einer Verzettelung Ihres Werkes kann ich nicht teilen, denn im hier erörterten Falle handelt es sich ja nicht um Ihr Hauptwerk, sondern um kleine Novellenbändchen. Es ist in Deutschland nichts aussergewöhnliches, dass Autoren, obgleich sie ihre grossen Bücher bei einem Verleger herausbringen, Kurzgeschichten oder Novellen in Buchreihen anderer Verlage erscheinen lassen. Im übrigen hätte ja der Verlag Engelhorn längst die Rechte an Ihren beiden Novellenbüchern erwerben können, wenn ihm daran gelegen gewesen wäre. Bitte teilen Sie mir Ihre Stellungnahme zu meinen Vorschlägen bald mit, damit ich meine Dispositionen treffen kann..........
Cf. antwoord van Spemann hierop in zijn brief aan Streuvels van
3 maart 1936.
Op
23 maart 1936 snijdt Streuvels in zijn brief aan Spemann dit onderwerp opnieuw aan. Hij meldde dat hij Schünemann had gevraagd om de kwestie rechtstreeks met Engelhorn te regelen.