[1]
Over de Kövari-vertaling van
Levensbloesem, waarvan Kövari op 13 januari 1947 het eerste kwart van het typoscript naar Streuvels stuurde, was Streuvels zeer te spreken. De vertaling, die gebaseerd was op de
Lijsternestuitgave van Levensbloesem, bevatte wel nog wat onregelmatigheden, die Streuvels op het typoscript van Kövari afwisselend met rood en grijs potlood noteerde.
De volledige vertaling werd bij de uitgever na inzage goedgekeurd en aanvankelijk aangenomen zonder enige opmerking, maar op het moment dat ze naar de drukkerij moest, kreeg Streuvels vanwege de uitgeverij het 'beleefd verzoek' enkele wijzigingen in de tekst aan te brengen. Ter verantwoording van de 'Abänderungsvorschlage zu dem Werk' stelde Franz Latal van Wiener Volksbuchverlag op
19 september 1947 aan Streuvels enkele 'kleine wijzigingen' voor om de katholieke sfeer van het werk ietwat af te zwakken en het daardoor toegankelijker te maken voor het Duitstalige leespubliek. De lijst wordt nog steeds bij de brief in het Letterenhuis bewaard en we zien dat o.a. volgende zinnen uit de vertaling moesten geschrapt worden:
- 'und viele derabgelegenen kleinen Häuschen erinnern unwilkürlich an der Stall zu Bethlehem' (p. 61)
- 'Wir müssen all unser Leid Gott überlassen, in christlicher Demut ihm vertrauen: die Wege der göttlichen Vorsehung sind unergründlich.' (p. 251)
[2]
Streuvels was allerminst tevreden met de
Abänderungsvorschläge die Franz Latal van Wiener Volksbuchverlag bij zijn brief aan Streuvels van
19 september 1947 voegde en bracht zijn uitgever Spemann van de
voorstellen tot verandering op de hoogte. Spemann wijtte het voorval aan de
verrotting van de moraal door de oorlog en raadde zijn auteur op
22 oktober 1947 aan om Wiener Volksbuchverlag zeer duidelijk zijn voorwaarden te stellen voor een mogelijke Duitse vertaling van Levensbloesem: geen wijzigingen, geen verkorting.
Zowel de Weense uitgeverij als zijn vertaler Kövari kreeg in december 1947 een brief, waarin Streuvels uitlegde waarom hij de 'volzinnen' weigerde te schrappen. Het zou inconsequent geweest zijn, 1° omdat het de psychologie van zijn roman zou vervalsen, 2° omdat het weglaten van de aangehaalde volzinnen niets aan de vermelde bezwaren van de uitgever zou veranderen. Volgens Streuvels zou dan zelfs 2/3 van het boek moeten weggelaten of herschreven worden. Hij vervolgde: mijn roman speelt immers in een katholiek milieu en met godsdienstig opgevoede menschen! (...) Luister hier: Mijn boek bevat geen tendenz noch godsdienstige strekking[.] Onder het schrijven van een boek denk ik niet aan mijn publiek of mogelijk lezers of aan hun religieuze of anti-religieuze opvatting, en allerminst aan den verkoop v.m. boek. (...) Als de uitgever aanmerkingen te maken had over den inhoud v.m. boek, kon hij dat gedaan hebben bij het aanbod en indien hij het ongeschikt vond voor zijn publiek, had hij kunnen weigeren het op te nemen. En dat is nu nog niet te laat: ik sta er op dat de duitsche vertaling van Levensbloesem integraal gedrukt worde naar den voorgelegden oorspronkelijken tekst [d.i. de door Streuvels herwerkte Lijsternestuitgave, JD] - anders ben ik dadelijk bereid het contract terug te sturen en de zaak ongedaan te maken. Brief in Letterenhuis, S 935/B2
Wiener Volksbuchverlag besloot Des Lebens Blütezeit ongewijzigd te drukken, omdat ieder mensch van zijn kinderen [houdt]- ook van zijn geestelijken, aan die hij met opzet een bepaalde gedaante heeft gegeven', zoals Kövari het zo treffend verwoordde in zijn brief aan Streuvels van 15 november 1947. Brief in Letterenhuis, S 935/B2
[5]
Cf. brief van Wiener Volksbuchverlag aan Stijn Streuvels van
4 juli 1947. In het Letterenhuis wordt een afschrift bewaard van de brief van Wiener Volksbuchverlag aan Engelhorn Verlag d.d. 3 juli 1947, die via Streuvels Stuttgart bereikte.