STYN·STREUVELS
Herrn D[okto]r Adolf Spemann
Am Bobserweg, 1.a.
STUTTGART. S[ÜD]
Vereerde D[octo]r Spemann,
14den Oktober
l[aatstleden] ontving ik een brief van heer
Hans Müller, met volgenden aanvang:
"ein von Ihnen an Herrn D[okto]r Spemann persönlich gerichteter Brief gelangte versehentlich in meine Hände. Dieser Brief, der mir wohl aus Wien (?) zusammen mit anderen Geschäftspapieren zuging, war nicht an D[okto]r Adolf Spemann privat adressiert und in Holländischer Sprache abgefasst. Ich leitete das Schreiben einem Uebersetzer zu..."[1]
Dat is dus de brief die U met zooveel vertraging overhandigd is geworden?
[2] Hoe dit in mekaar zit, vraag ik mij af, en hoe die brief - niet persoonlijk aan Uw adres gericht, over Weenen bij heer
Hans Müller is terechtgekomen, is mij een raadsel!
Heer
Müller lijkt het, heeft het mij kwalijk genomen dat ik met U over "zaken" zou schrijven. Heer
Müller is voor mij een onbekende en Gij een bekende. Dààraan houd ik mij.
Met die afhandelingen tusschen
Wiener Volksbuchverlag en
Engelhorn's Nachf[olger] wordt het een verwarde geschiedenis.
[3] Op mijn veto van "Keine änderung, keine Kürzung" heeft men zich in Wien natuurlijk akkoord verklaard - dàt is dus in orde.
[4] Maar in denzelfden brief schrijven zij:
"Hat sich der Verlag Engelhorn zu unserem Vorschlag schon geäußert? Leider können wir von hier [aus] noch immer nicht mit Engelhorn direkt korrespondieren".[5]
3 Juli
n[ame]l[ijk] hebben zij aan mij hunne voorwaarden medegedeeld aan de firma
Engelhorn ,
[6] waarop heer Hans
Müller 1 September aan mij schrijft
: "Mit [dem] Wiener Volksbuchverlag habe ich soeben ein Abkommen getroffen, wonach die Herausgabe Ihres Buches "Lebensbloesem" für Deutschland in meinem Verlage erscheint. Die Uebersetzung, enz[ovoort]... Als Entschädigung für die Ueberlassung der deutschen Rechte an "Lebensbloesem" übertrug ich dem Wiener Volksbuchverlag die Lizenzrechte für 10.000 Exemplare Ihres Buches "Knecht Jan".[7]
Wat nu?
Ik zou er liefst niets meer over hooren en er verder geen tijd aan verliezen. Ik vraag mij af of we niet best alle afhandelingen met Duitschland en met Weenen zouden laten rusten tot de tijden weer normaal geworden zijn? Het brengt toch niets bij - alles ligt geblokkeerd: geen mogelijkheid een boek op te sturen, geen honorar[ium] kunnen ontvangen... en dat voor onafzienbaren tijd.
En nu zou ik een vraag moeten stellen, waarvan ik niet weet of ze bij U moet terecht komen of bij heer
Hans Müller? Gij kunt er naar handelen volgens Uw inzicht.
Wàt staat er mij te doen met
[dat] aanbod uit Zwitserland? Ik krijg namelijk vraag om
Jantje Verdure dààr te laten vertalen en uitgeven. Er bestaat wèl zoo iets als een options-Vertrag met
Engelhorn-Verlag,
[8] maar is dat nog bindend in deze omstandigheden? Er is vooreerst dat
art[ikel] II. en verder, gelijk ik hooger aanhaalde, wàt brengt het mij mede als er in Duitschland of in Weenen toch gedrukt en uitgegeven wordt? En voor... onafzienbaren tijd? Als ik intusschen wèl zaken kan doen over Zwitserland? Ik denk er niet aan met
Engelhorn af te breken, maar niemand zal het me echter kwalijk kunnen nemen als ik daar een enkel boek laat verschijnen, dat mij onmiddellijk iets opbrengt. Ik zou die vergunning ook laten bepalen met de voorwaarde dat het voorrecht van exploitatie voor Duitschland aan
Engelhorn afgestaan zou worden.
[2]
Ik moet U, om den toestand nog te verduidelijken, nog dit bijvoegen: Hier in het land staat het met mijne uitgevers ook niet "schitterend"! Mijn uitgever van de zoogenaamde "
Lijsternestreeks" die volgens kontract 2 deelen per kwartaal moest uitgeven, is zoover in gebreke gebleven dat er in het verloopen jaar 1947, geen enkel deel verschenen is, en in '46 slechts twee deelen!
[9] Daar lig ik met 16 deelen van mijn werk geblokkeerd die sedert lang van de markt wegblijven!
[10] Die zaak is nu juridisch in behandeling. Maar intusschen is er geen inkomen, en... moet er naar andere mogelijkheden uitgezien worden.
Dit alles deel ik U in vertrouwen mede, eigenlijk als inlichting en om "advies" wàt er - om fatsoenlijk te blijven - mij te doen staat.
Ik moet er dit nog bijvoegen. Volgens bericht van de firma "
Die Arche" uit Zürich, vlot het ook niet om zaken te doen met
Engelhorn-Verlag. Heer
Müller "verlangt eine Lizenzgebühr van 15 %, was für die Kleinen Archebändchen etwas hoch ist, sodass der Autor nur 7½ % gutgeschrieben werden könnten."...
"Nun war es aber gerade unsere Absicht, dem verehrten Dichter Stijn Streuvels möglichst den ganzen Betrag in Schweizer Franken bereitstellen zu können."[11]
Nu zijt U over een en ander ingelicht en verwacht ik Uw inzicht daarover.
Met hartelijken groet
(handtekening Stijn Streuvels)
P[ostscriptum] Ik ontving verleden week den eersten en uitvoerigen brief van Heer
Hans Nimtz uit Krefeld.
[12]
Annotations
[3]
Eind 1936 kwam Spemann voor het eerst in contact met
Levensbloesem waaraan Streuvels al sinds 1934 bezig was en dat in 1937 door de Amsterdamse uitgeverij L.J. Veen werd gepubliceerd. Op
18 december 1936 bedankte Spemann Streuvels voor het toezenden van enkele fragmenten uit
Levensbloesem en drukte tegelijk zijn hoop uit genoeg kennis van het 'Vlaams' te bezitten om Streuvels' tekst te begrijpen. Anna Valeton verklaarde zich bereid de vertaling te verzorgen en zou, zo kondigde Spemann op
23 december 1937 aan, Streuvels nog een bezoek brengen om enkele vertaalmoeilijkheden en mogelijke inkortingen te bespreken. Bij diezelfde brief, waaruit het voornemen blijkt om de tekst in te korten, stak Spemann nog een contract, waarmee Streuvels het alleenrecht afstond aan de Stuttgarter uitgeverij om
Levensbloesem in het Duits te vertalen.
Spemann, die uiteindelijk moest toegeven dat hij er niet in geslaagd was het werk in het Nederlands te lezen, maar enkel de Duitse vertaling van Valeton, feliciteerde Streuvels op
7 december 1938 en prees
Levensbloesem als een belangrijk werk dat zeer geschikt was voor een Duitse vertaling. Wel vond hij Valetons vertaling zelf vaak wat onbeholpen en weinig aangenaam om te lezen en hij stelde Streuvels voor het manuscript volledig te herwerken. Voor de volledige bewerking van de Duitse vertaling moest een door Streuvels ingekort Vlaams exemplaar dienst doen.
Drie weken later, op
29 december 1938, liet Streuvels weten dat hij van mening was dat het boek kon en moest omgewerkt worden, maar, merkte hij terecht op dat dit enige tijd zou vergen. Het door Streuvels herwerkte en fel ingekorte originele exemplaar van de eerste Nederlandstalige druk uit 1937 zou Spemann in maart 1939 in handen krijgen. Eén opmerking moest de uitgever dan nog van het hart, zoals we in zijn brief van
3 januari 1939 kunnen lezen. De lezer zou namelijk naar zijn mening in het begin moeilijkheden ondervinden om
den Gang der Erzählung te begrijpen en hij stelt voor door één of twee zinnen de lezer in te lichten. Het antwoord op de vraag of Streuvels zijn tekst in die zin herwerkte, is niet terug te vinden in de brieven. Spemanns opmerking was zelfs het laatste wat in die periode over de uitgave van de Duitse vertaling van
Levensbloesem op papier werd gezet.
Wat volgde - en daarvan vonden we wel sporen terug in de correspondentie - was een persoonlijk onderhoud tussen Streuvels en Spemann, waarin de publicatie van de Duitse vertaling van
Levensbloesem door laatstgenoemde van de hand werd gewezen omdat
Charakter der Personen im Verlauf der Handlung, nicht stimmten mit der Politischen Tendenz der Deutschen Zensur, d.i. de Blut-und-Boden-literatuur (cf. Streuvels' verwijzing naar dit onderhoud in zijn brief aan van Hans Müller van
15 december 1946).
De vertaling van Anna Valeton zou aan de kant worden geschoven en negen jaar later door haar advocaat opgeëist worden. Pas zes jaar na het persoonlijke onderhoud waarin Valetons vertaling door Spemann van de hand werd gewezen, rook Streuvels zijn kans om
Levensbloesem toch nog aan het Duitstalige taalgebied aan te bieden. Op 4 december 1945 had Heinz Kövari, vertaler en bemiddelaar van de Weense uitgeverij Wiener Volksbuchverlag, zich achter zijn typmachine gezet om Streuvels het voorstel over te maken voor de Duitse vertaling van één van Streuvels' werken, waarvan de rechten nog vrij waren. Streuvels zag er geen graten in de uitgave van de Duitse vertaling van
Levensbloesem aan Wiener Volksbuchverlag over te laten. Hij zou immers tot
28 januari 1946, de dag waarop voor het eerst sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog opnieuw een brief vanuit Stuttgart naar Ingooigem vertrok, geen nieuws van zijn uitgevers uit Duitsland ontvangen en hij zou tot dan ook niet weten of er nog één in leven was en al evenmin of er aan verder uitgeven of exploiteren van zijn Duitse vertalingen kon of zou voortgedaan worden. Uit beleefdheid bracht Streuvels Engelhorn Verlag, die in 1937 immers het alleenrecht op de Duitse vertaling van
Levensbloesem had verworven, op de hoogte van de geplande uitgave. Op
6 april 1947, antwoordde Adolf Spemann gunstig op Streuvels' voorstel. Streuvels drong er vervolgens bij Wiener Volksbuchverlag op aan dat Engelhorn het werk in Duitsland mocht exploiteren en de onderhandelingen tussen beide uitgeverijen voor de 'Lizenz'-overname in Duitsland kwamen geleidelijk op gang. Op 9 september 1947 werden definitieve afspraken gemaakt wat uitmondde in de ondertekening van een onderlinge overeenkomst.
[4]
Over de Kövari-vertaling van
Levensbloesem, waarvan Kövari op 13 januari 1947 het eerste kwart van het typoscript naar Streuvels stuurde, was Streuvels zeer te spreken. De vertaling, die gebaseerd was op de
Lijsternestuitgave van Levensbloesem, bevatte wel nog wat onregelmatigheden, die Streuvels op het typoscript van Kövari afwisselend met rood en grijs potlood noteerde.
De volledige vertaling werd bij de uitgever na inzage goedgekeurd en aanvankelijk aangenomen zonder enige opmerking, maar op het moment dat ze naar de drukkerij moest, kreeg Streuvels vanwege de uitgeverij het 'beleefd verzoek' enkele wijzigingen in de tekst aan te brengen. Ter verantwoording van de 'Abänderungsvorschlage zu dem Werk' stelde Franz Latal van Wiener Volksbuchverlag op
19 september 1947 aan Streuvels enkele 'kleine wijzigingen' voor om de katholieke sfeer van het werk ietwat af te zwakken en het daardoor toegankelijker te maken voor het Duitstalige leespubliek. De lijst wordt nog steeds bij de brief in het Letterenhuis bewaard en we zien dat o.a. volgende zinnen uit de vertaling moesten geschrapt worden:
- 'und viele derabgelegenen kleinen Häuschen erinnern unwilkürlich an der Stall zu Bethlehem' (p. 61)
- 'Wir müssen all unser Leid Gott überlassen, in christlicher Demut ihm vertrauen: die Wege der göttlichen Vorsehung sind unergründlich.' (p. 251)
Streuvels was allerminst tevreden met de
Abänderungsvorschläge die Franz Latal van Wiener Volksbuchverlag bij zijn brief aan Streuvels van
19 september 1947 voegde en bracht zijn uitgever Spemann van de
voorstellen tot verandering op de hoogte. Spemann wijtte het voorval aan de
verrotting van de moraal door de oorlog en raadde zijn auteur op
22 oktober 1947 aan om Wiener Volksbuchverlag zeer duidelijk zijn voorwaarden te stellen voor een mogelijke Duitse vertaling van Levensbloesem: geen wijzigingen, geen verkorting.
Zowel de Weense uitgeverij als zijn vertaler Kövari kreeg in december 1947 een brief, waarin Streuvels uitlegde waarom hij de 'volzinnen' weigerde te schrappen. Het zou inconsequent geweest zijn, 1° omdat het de psychologie van zijn roman zou vervalsen, 2° omdat het weglaten van de aangehaalde volzinnen niets aan de vermelde bezwaren van de uitgever zou veranderen. Volgens Streuvels zou dan zelfs 2/3 van het boek moeten weggelaten of herschreven worden. Hij vervolgde: mijn roman speelt immers in een katholiek milieu en met godsdienstig opgevoede menschen! (...) Luister hier: Mijn boek bevat geen tendenz noch godsdienstige strekking[.] Onder het schrijven van een boek denk ik niet aan mijn publiek of mogelijk lezers of aan hun religieuze of anti-religieuze opvatting, en allerminst aan den verkoop v.m. boek. (...) Als de uitgever aanmerkingen te maken had over den inhoud v.m. boek, kon hij dat gedaan hebben bij het aanbod en indien hij het ongeschikt vond voor zijn publiek, had hij kunnen weigeren het op te nemen. En dat is nu nog niet te laat: ik sta er op dat de duitsche vertaling van Levensbloesem integraal gedrukt worde naar den voorgelegden oorspronkelijken tekst [d.i. de door Streuvels herwerkte Lijsternestuitgave, JD] - anders ben ik dadelijk bereid het contract terug te sturen en de zaak ongedaan te maken. Brief in Letterenhuis, S 935/B2
Wiener Volksbuchverlag besloot Des Lebens Blütezeit ongewijzigd te drukken, omdat ieder mensch van zijn kinderen [houdt]- ook van zijn geestelijken, aan die hij met opzet een bepaalde gedaante heeft gegeven', zoals Kövari het zo treffend verwoordde in zijn brief aan Streuvels van 15 november 1947. Brief in Letterenhuis, S 935/B2
[6]
Cf. brief van Wiener Volksbuchverlag aan Stijn Streuvels van
4 juli 1947. In het Letterenhuis wordt een afschrift bewaard van de brief van Wiener Volksbuchverlag aan Engelhorn Verlag d.d. 3 juli 1947.
[8]
Cf. de overeenkomst, d.d. april 1935, waarmee Streuvels zich ertoe verbond zijn werken die nog niet in het Duits waren vertaald, allereerst aan J. Engelhorns Nachf. aan te bieden. Artikel 2 luidt:
Über die Bedingungen ist in jedem einzelnen Fall zu verhandeln.
[9]
De
Lijsternestreeks (1941-1946) is een goedkope uitgave van Streuvels' volledige werken in een samenwerking tussen Lannoo en de Standaard Boekhandel. In totaal zouden er 26 delen verschijnen. De
Lijsternestreeks echter kon slechts gedeeltelijk gerealiseerd worden omwille van moeilijkheden met papier, slechte verkoop,... als gevolg van de Tweede Wereldoorlog.
Op 30 mei 1944 verwittigde Joris Lannoo de Papiercentrale van Brussel dat een hele reeks werken niet zouden verschijnen. Heel wat van zijn werkkrachten waren opgeroepen om in Duitsland te gaan werken. Het bedrijf werd ook gecontroleerd door de Duitse censuur. België kampte met een enorme papierschaarste en het gebruik van de elektriciteit moest beperkt worden. De papierschaarste was blijkbaar de belangrijkste reden, want op
17 maart 1945 schreef hij aan Streuvels:
De toestand van de papiermarkt wordt met den dag erger [...] er is in geen maanden vooruitzicht op beternis in de papierbevoorrading! Ook de samenwerking met de Standaard Boekhandel liep moeizaam omdat het Antwerpse bedrijf belaagd werd door vliegende bommen. Op het einde van 1945 liet Lannoo aan Streuvels weten dat hij elk moment een pak houtvrij papier verwachtte zodat hij de
Lijsternestreeks kon verderzetten (cf. brief van
15.12.1945). Hij meldde ook dat alles wat al verschenen was, moest herdrukt worden omdat alles verkocht was. Blijkbaar zat Lannoo met grote plannen of hield hij Streuvels aan het lijntje? Tot in 1947 kwam de kwestie van de
Lijsternestreeks niet meer aan bod in de briefwisseling. In maart 1947 zag het er zelfs positief uit. De reeks werd wel gereduceerd tot twee boeken per jaar maar van stoppen was geen sprake. Op
22 maart 1947 deelde Lannoo mee dat de situatie op de boekenmarkt niet erg gunstig was en dat dit goed gevoeld werd door de Standaard Boekhandel. De drukkerij aan de 'Meulebeekse Steenweg' had er naar eigen zeggen weinig last van. Op
24 april bevestigde Lannoo de werkelijke situatie:
de boekenverkoop gaat over het 't algemeen slecht. In deze brief verwees Lannoo ook voor het eerst naar de moeizame verkoop van de
Lijsternestreeks:
In de Lijsternestreeks is nog niets uitverkocht: ik heb enkele tientallen exx. [...] kunnen koopen van Lenteleven en Teleurgang bij de Standaard, waarvan ik respectievelijk nog 75 en 83 exx. bezit. Van de andere deelen is bij mij nog een voorraad van minstens 300 exx. Er werden afspraken gemaakt om dit probleem te bespreken.
In 1946 verschenen volgende werken in de
Lijsternestreeks:
[10]
Volgende werken, waarvan men van plan was die op te nemen in de
Lijsternestreeks, zijn er uiteindelijk niet in verschenen:
- 2. Zomerland
- 3. Zonnetij
- 5. Langs de wegen
- 6. Dagen
- 7. Minnehandel
- 8. Dorpsgeheimen
- 11. Het uitzicht der dingen
- 13. Najaar
- 15. Dorpslucht
- 16. Genoveva van Brabant
- 17. Prutske
- 18. Land en leven in Vlaanderen
- 19. Herinneringen uit het verleden
- 20. Werkmenschen
- 22. Alma met de vlassen haren
- 24. Kerstvertellingen
[11]
Geen verdere informatie.
[12]
Deze brief vonden we echter niet terug in de geraadpleegde archieven.