STYN·STREUVELS
30 Maart, '48
Waarde D[octo]r Spemann,
Uw brief van 13den Maart
[1] is hier aangekomen in de drukte van allerhande bezigheden en beslommeringen van allen aard,- dan blijft de briefwisseling liggen. Ik zat - en zit - namelijk tot over de ooren in de correctie van drukproeven van mijn nieuw boek: "
Beroering over het Dorp" waaraan ik dezen winter (dank aan het zachte weer) heb kunnen doorwerken. En dat dees voorjaar nog moet verschijnen. Het is een herschreven roman van voor 35 jaar, toen we tijdens den oorlog 14-18 te veel tijd hadden en alles veel te omslachtig werd uitgesponnen.
[2] Die twee dikke deelen zijn nu tot menschelijke verhoudingen teruggebracht, tot den fatsoenlijken omvang van een 300
bl[ad]z[ijden] tekst. Daarbij komt nog: beslommeringen met mijn uitgevers alhier - het contract der
Lijsternestreeks is nu bepaald verbroken... het rendeerde niet meer in den verkoop. In plaats van acht deelen per jaar, verschenen er slechts één of twee!
[3] Het gevaar van contracten op langen termijn, waarvoor ik den uitgever gewaarschuwd had. En nu, met de crisis in het boekenbedrijf, heeft de uitgever geen eer gedaan aan zijn verplichtingen; ik ben er van afgescheiden en weer in "
Zonnewende" te Kortrijk terecht gekomen. Daarbij komt nu nog: de beslommeringen met den fiscus (Steuer!!) Oorlogswinsten,
enz[ovoort] gewetensonderzoek met controleurs van belastingen,
enz[ovoort] over de 5 à 6 laatste jaren
[.] En...
l[ast not least] de wereldgebeurtenissen! die een gevoel van ontmoediging meebrengen: of het nog wel de moeite loont belang te hechten aan ons kleine persoonlijke zaken, als er weer groote gebeurtenissen dreigen alles in de war te brengen??? Geen lust om brieven te schrijven.
Uw vorigen brief van 25/12/47 heb ik in goede orde ontvangen,
[4] maar om bovengemelde redenen is hij zonder antwoord gebleven,- er was ook niets dringend op te antwoorden.
Of mijne aangelegenheden bij de firma
Engelhorn bevorderd worden, weet ik niet, omdat ik er niets over verneem, en ook niet weet of er iets te verhandelen is? Uit Zwitserland ontving ik ook geen nieuws over 't geen er met
Jantje Verdure gebeurt.
[5] Het nieuws over de duitsche vertaling van
Levensbloesem in Weenen, is en blijft zoo verward dat ik er niet wijs uit worden kan en maar besloten heb: alles te laten loopen en er mij niets meer van aan te trekken - het brengt maar nuttelooze moeite mede, en het is mij onverschillig wat er mede gebeurt. Ik ook heb een zeer arroganten brief ontvangen van den man van Frau
Valeton.
[6] Waar ik op denzelfden toon heb geantwoord. Wat heb ik met die zaak te doen? Ik wist niet eens dat
Fr[au] V[aleton] dat boek vertaald had! En aangezien
Levensbloesem bij
Engelhorn geweigerd werd, was ik toch zeker wel vrij het op een ander te laten vertalen en uitgeven?
[7] Wat er verder met die zaak gebeurt, trek ik mij niets aan. Ik heb het ten ander aan
Valeton geschreven: zij is betaald geworden voor haar werk (ik niet!) en het moet haar onverschillig laten of die vertaling al of niet verschijnt - gezien de omstandigheden die zich met dat boek hebben voorgedaan.
Dat onze oude kennis Gerard Pohl weer zou opduiken heb ik verwacht en het verwondert mij geenszins dat hij het U lastig wil maken. Nog al een onverkwikkelijke geschiedenis uit verleden tijden! Over dat contract had ik toen geen[ ]juist begrip, en gelijk het blijkt uit dien franschen brief, heb ik maar onderteekend om er van af te zijn. Naderhand echter is mij dat voorgelegd geworden: als strijdig met de verordeningen van het "Reich" in zake boekenbedrijf en dat daarom het akkoord moest "gekündigt" worden. Van hier uit had ik daarover natuurlijk geen eigen oordeel of inzicht en heb maar laten doen. Die "Kündigung" [2]echter is gebeurd te Krefeld, bij heer Nimtz die zich de zaak ter hart had genomen. Ik geloof wel dat hij zelf den tekst heeft opgesteld, en daarom betwijfel ik: of de copie van dien brief hier zal te vinden zijn? (Ik zet mij aan het zoeken) In elk geval kan ik gerust bevestigen dat er in heel die zaak niets van politiek gemoeid is geworden. Van Gerard Pohl heb ik nooit iets over zijn persoonlijke meeningen in die zaak of aangelegenheid vernomen,- het was een louter finantieele kwestie. Jammer dat Juffrouw Smülling er niet meer is om in die zaak te komen getuigen;- misschien kan heer Nimtz daar ook wel iets voordeeligs in tusschenbrengen?
De twee "Erklärungen" voeg ik hierbij. Er werd mij daarover niet aangeduid of deze moesten in't Vlaamsch ofwel in 't duitsch voorgelegd worden.
Verder kan ik U melden dat alles hier zijn gewonen gang gaat en wij over niets te klagen hebben, allerminst over het zachte weder en een vroege lente, met vooruitzicht op een heerlijken zomer, gelijk verleden jaar!? Wat er in zake "reizen" te beslissen valt, is nog toekomstmuziek. Het congres van de PEN-Club vergadert dezen zomer in Denemarken maar...??? Het valt nog af te wachten of we niet beter en veiliger thuisblijven?
[8]
Ik bewonder de jonge generatie, die er nog altijd aan gelooft... en den moed heeft om zich te verloven en een nieuw gezin op te richten. Het is een verheugend teeken dat er nog optimisme bestaat in de wereld. Hartelijk geluk gewenscht!
Ik heb zoo even de briefwisseling 1935-40 kunnen opdiepen en het is gelijk ik mij had voorgesteld: de brief van 30 Mei, '35 is in het dossier niet aanwezig,- de brieven loopen van 25 Mei tot 31 Mei.
[9] Bedoelde brief, gelijk ik ten ander uit de andere brieven kan opmaken, werd te Krefeld geschreven, en... aan U werd daarvan een afschrift gestuurd (dat verloren is gegaan?) Gij zult begrijpen dat ik een copie van die Kündigung nooit bezeten heb. Zou de heer
Nimtz er geene hebben? Bij hem kunt U het in elk geval eens navragen.
Laten we daar verder nooit meer iets over vernemen!
Met alle Hoogachting gegroet
(handtekening Stijn Streuvels)
met 2 bijlagen
Annotations
[2]
In 1948 herschreef Streuvels
Dorpslucht (1914) en reduceerde de roman tot minder dan de helft. Het boek werd (her)uitgegeven onder de titel
Beroering over het dorp). Het boek heeft bij de reductie aan leesbaarheid gewonnen, maar toch is het te betreuren dat de integrale versie van
Dorpslucht nooit werd heruitgegeven.
[3]
De
Lijsternestreeks (1941-1946) is een goedkope uitgave van Streuvels' volledige werken in een samenwerking tussen Lannoo en de Standaard Boekhandel. In totaal zouden er 26 delen verschijnen. De
Lijsternestreeks echter kon slechts gedeeltelijk gerealiseerd worden omwille van moeilijkheden met papier, slechte verkoop,... als gevolg van de Tweede Wereldoorlog.
Op 30 mei 1944 verwittigde Joris Lannoo de Papiercentrale van Brussel dat een hele reeks werken niet zouden verschijnen. Heel wat van zijn werkkrachten waren opgeroepen om in Duitsland te gaan werken. Het bedrijf werd ook gecontroleerd door de Duitse censuur. België kampte met een enorme papierschaarste en het gebruik van de elektriciteit moest beperkt worden. De papierschaarste was blijkbaar de belangrijkste reden, want op
17 maart 1945 schreef hij aan Streuvels:
De toestand van de papiermarkt wordt met den dag erger [...] er is in geen maanden vooruitzicht op beternis in de papierbevoorrading! Ook de samenwerking met de Standaard Boekhandel liep moeizaam omdat het Antwerpse bedrijf belaagd werd door vliegende bommen. Op het einde van 1945 liet Lannoo aan Streuvels weten dat hij elk moment een pak houtvrij papier verwachtte zodat hij de
Lijsternestreeks kon verderzetten (cf. brief van
15.12.1945). Hij meldde ook dat alles wat al verschenen was, moest herdrukt worden omdat alles verkocht was. Blijkbaar zat Lannoo met grote plannen of hield hij Streuvels aan het lijntje? Tot in 1947 kwam de kwestie van de
Lijsternestreeks niet meer aan bod in de briefwisseling. In maart 1947 zag het er zelfs positief uit. De reeks werd wel gereduceerd tot twee boeken per jaar maar van stoppen was geen sprake. Op
22 maart 1947 deelde Lannoo mee dat de situatie op de boekenmarkt niet erg gunstig was en dat dit goed gevoeld werd door de Standaard Boekhandel. De drukkerij aan de 'Meulebeekse Steenweg' had er naar eigen zeggen weinig last van. Op
24 april bevestigde Lannoo de werkelijke situatie:
de boekenverkoop gaat over het 't algemeen slecht. In deze brief verwees Lannoo ook voor het eerst naar de moeizame verkoop van de
Lijsternestreeks:
In de Lijsternestreeks is nog niets uitverkocht: ik heb enkele tientallen exx. [...] kunnen koopen van Lenteleven en Teleurgang bij de Standaard, waarvan ik respectievelijk nog 75 en 83 exx. bezit. Van de andere deelen is bij mij nog een voorraad van minstens 300 exx. Er werden afspraken gemaakt om dit probleem te bespreken.
[5]
Geen verdere informatie.
[6]
Op
13 maart 1948 liet Spemann weten dat Anna Valeton opnieuw op het toneel was verschenen. Zij had haar advocaat een bitsige brief laten schrijven, waarin ze de wens uitdrukte haar eigen vertaling van
Levensbloesem te zien verschijnen. Dit was volgens Spemann een verlangen dat men maar moeilijk naast zich neer kon leggen, omdat de vertaler toch enige morele rechten kon laten gelden. Hij stelde voor om de gulden middenweg kiezen door in Duitsland de vertaling van Valeton, in Oostenrijk die van Kövari te laten verschijnen.
[7]
Eind 1936 kwam Spemann voor het eerst in contact met
Levensbloesem waaraan Streuvels al sinds 1934 bezig was en dat in 1937 door de Amsterdamse uitgeverij L.J. Veen werd gepubliceerd. Op
18 december 1936 bedankte Spemann Streuvels voor het toezenden van enkele fragmenten uit
Levensbloesem en drukte tegelijk zijn hoop uit genoeg kennis van het 'Vlaams' te bezitten om Streuvels' tekst te begrijpen. Anna Valeton verklaarde zich bereid de vertaling te verzorgen en zou, zo kondigde Spemann op
23 december 1937 aan, Streuvels nog een bezoek brengen om enkele vertaalmoeilijkheden en mogelijke inkortingen te bespreken. Bij diezelfde brief, waaruit het voornemen blijkt om de tekst in te korten, stak Spemann nog een contract, waarmee Streuvels het alleenrecht afstond aan de Stuttgarter uitgeverij om
Levensbloesem in het Duits te vertalen.
Spemann, die uiteindelijk moest toegeven dat hij er niet in geslaagd was het werk in het Nederlands te lezen, maar enkel de Duitse vertaling van Valeton, feliciteerde Streuvels op
7 december 1938 en prees
Levensbloesem als een belangrijk werk dat zeer geschikt was voor een Duitse vertaling. Wel vond hij Valetons vertaling zelf vaak wat onbeholpen en weinig aangenaam om te lezen en hij stelde Streuvels voor het manuscript volledig te herwerken. Voor de volledige bewerking van de Duitse vertaling moest een door Streuvels ingekort Vlaams exemplaar dienst doen.
Drie weken later, op
29 december 1938, liet Streuvels weten dat hij van mening was dat het boek kon en moest omgewerkt worden, maar, merkte hij terecht op dat dit enige tijd zou vergen. Het door Streuvels herwerkte en fel ingekorte originele exemplaar van de eerste Nederlandstalige druk uit 1937 zou Spemann in maart 1939 in handen krijgen. Eén opmerking moest de uitgever dan nog van het hart, zoals we in zijn brief van
3 januari 1939 kunnen lezen. De lezer zou namelijk naar zijn mening in het begin moeilijkheden ondervinden om
den Gang der Erzählung te begrijpen en hij stelt voor door één of twee zinnen de lezer in te lichten. Het antwoord op de vraag of Streuvels zijn tekst in die zin herwerkte, is niet terug te vinden in de brieven. Spemanns opmerking was zelfs het laatste wat in die periode over de uitgave van de Duitse vertaling van
Levensbloesem op papier werd gezet.
Wat volgde - en daarvan vonden we wel sporen terug in de correspondentie - was een persoonlijk onderhoud tussen Streuvels en Spemann, waarin de publicatie van de Duitse vertaling van
Levensbloesem door laatstgenoemde van de hand werd gewezen omdat
Charakter der Personen im Verlauf der Handlung, nicht stimmten mit der Politischen Tendenz der Deutschen Zensur, d.i. de Blut-und-Boden-literatuur (cf. Streuvels' verwijzing naar dit onderhoud in zijn brief aan van Hans Müller van
15 december 1946).
De vertaling van Anna Valeton zou aan de kant worden geschoven en negen jaar later door haar advocaat opgeëist worden. Pas zes jaar na het persoonlijke onderhoud waarin Valetons vertaling door Spemann van de hand werd gewezen, rook Streuvels zijn kans om
Levensbloesem toch nog aan het Duitstalige taalgebied aan te bieden. Op 4 december 1945 had Heinz Kövari, vertaler en bemiddelaar van de Weense uitgeverij Wiener Volksbuchverlag, zich achter zijn typmachine gezet om Streuvels het voorstel over te maken voor de Duitse vertaling van één van Streuvels' werken, waarvan de rechten nog vrij waren. Streuvels zag er geen graten in de uitgave van de Duitse vertaling van
Levensbloesem aan Wiener Volksbuchverlag over te laten. Hij zou immers tot
28 januari 1946, de dag waarop voor het eerst sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog opnieuw een brief vanuit Stuttgart naar Ingooigem vertrok, geen nieuws van zijn uitgevers uit Duitsland ontvangen en hij zou tot dan ook niet weten of er nog één in leven was en al evenmin of er aan verder uitgeven of exploiteren van zijn Duitse vertalingen kon of zou voortgedaan worden. Uit beleefdheid bracht Streuvels Engelhorn Verlag, die in 1937 immers het alleenrecht op de Duitse vertaling van
Levensbloesem had verworven, op de hoogte van de geplande uitgave. Op
6 april 1947, antwoordde Adolf Spemann gunstig op Streuvels' voorstel. Streuvels drong er vervolgens bij Wiener Volksbuchverlag op aan dat Engelhorn het werk in Duitsland mocht exploiteren en de onderhandelingen tussen beide uitgeverijen voor de 'Lizenz'-overname in Duitsland kwamen geleidelijk op gang. Op 9 september 1947 werden definitieve afspraken gemaakt wat uitmondde in de ondertekening van een onderlinge overeenkomst.
[8]
Van 1 tot 8 juni 1947 woonde Streuvels, samen met zijn jongste dochter Isa, wel het PEN-congres te Zürich bij.
L. Schepens, Kroniek van Stijn Streuvels, p. 117.
[9]
Geen verdere informatie.