STYN·STREUVELS
Ingoyghem den 15 Maart, '34
Waarde Heer Vos,
Mag ik U vragen wàt U bedoelt met "zoodra het ons mogelijk wordt"?[1] Ik begrijp niet goed wàt er de mogelijkheid van zoo iets kan in den weg staan? Die volzin komt toch niet voor in het contract, meen ik?[2] En kwestie van "geduld" — in "zaken" ben ik er nog een van den goeden ouden tijd: betalen wat men gekocht heeft of: niet koopen wat men niet betalen kan. De stiptheid waarmede ik mijn eigen zaken beredder, eisch ik ook op van degenen die zaken met mij doen. Korte rekening maakt lange vriendschap.
Met hoogachting gegroet
(handtekening Stijn Streuvels)
Annotations
[1]
Streuvels reageert hier op de brief van C. Vos aan Streuvels van 2 maart 1934.
[2]
De Gemeenschap moest aan Streuvels een bedrag van 154,68 gulden betalen als honorarium voor De rampzalige kaproen. Cf. brief van De Gemeenschap aan Streuvels van 25 januari 1934.
Cf. verder de brief van De Gemeenschap aan Streuvels van 4 april 1934.
