Ingoyghem, den 14 April '22
Waarde
D[okto]r Kippenberg,
[1]
Van heel uit de verte maar verneem ik nu en dan eens wat er in Duitschland aan boeken verschijnt en dan nog valt het me op dat er bijna nooit iets bij is uit het
Insel-Verlag! Voor enkele weken echter kwam in het
letterk[undig] bijblad van de
Rott[erdamsche] Courant een stuk van
Augusta De Wit over een boek van
Otto Braun:
Aus Nachgelassenen Schriften enz[ovoort][2] dat iets heel bijzonders moet zijn, te oordeelen naar de bespreking en de uittrekselen. Dat boek houd ik in elk geval in 't oog om het mij met gelegenheid aan te schaffen.
Over me zelf, of over anderen heb ik weinig of niets te melden; ik werk stilletjes aan voort,
o[nder andere] aan een boek over kinder-psychologie en een over het Uitzicht van het Vlaamsche Land.
[3] Verder heb ik herwerking van oude Legenden in 't zicht.
Van D[okto]r M[arcus] Hübner hoorde ik niets meer; is hij nog in Holland? Toekomende week reis ik naar Amsterdam, waar ik een acht dagen verblijf;- indien D[okto]r H[übner] nog in den Haag is, zou ik hem in 't terugreizen wel kunnen opzoeken om met hem wat te praten. In dit geval zou hij mij kunnen verwittigen of zijn adres opsturen aan: Mej[uffrouw] A[leida] Snel, Nicolaas Witsenstr[aat], 21 Amsterdam. Ik zal daar blijven van 19 tot 23 of 24 dezer.
Ik hoop dat het U goed gaat en groete
Hoogachtend
(handtekening Stijn Streuvels)
Annotations
[1]
Anton Kippenberg promoveerde met een studie over
Die Sage vom Herzog von Luxemburg in Frankreich und Holland in 1901 bij Albert Köster, een bekend germanist die samen met Franz Jostes, Conrad Borchling, Theodor Frings en vele anderen een vaste voet had in Vlaanderen. In de zomer van 1901 mocht Kippenberg sich met summa cum laude voortaan doctor philosophiae noemen.
H. Speliers, Als een oude Germaanse eik, p. 49; Ulrike Kloos, Niederlandbild und deutsche Germanistik 1800-1933, pp. 182-187.
[2]
Otto Braun, J. Vogelstein [edit.],
Aus nachgelassenen Schriften eines Frühvollendeten. Berlin, Klemm, 1921, 304 S. mit Illustrationen.
[3]
Dit resulteerde in:
Land en leven in Vlaanderen (1923). Getuigenis van Stijn Streuvels:
1923 (...) In den nazomer ben ik met Viérin naar Veurne getrokken - de landstreek met de wijde horizonnen, de stilte en de eenzaamheid. Viérin heeft geschilderd en ik heb er gewerkt aan Land en Leven in Vlaanderen. (...) R. Roemans en H. Van Assche, Bibliografie van Stijn Streuvels, p. 183-194