Ingoyghem den 24 April '24
Waarde Uitgever,
In dit geval, meen ik, moeten wij er ons bij neerleggen en het
boekje op het formaat drukken en op de wijze der serie
Volksboeken.
[1] In princiep heb ik er niets tegen, daar het toch maar eene vertaling is, en daarbij goed als volksboek dienen kan,
[2]— ik meen ook dat Gij er niets tegen hebt, en het misschien liefst op groot formaat zoudt hebben,
[3]... maar dàn moet het in elk geval geïllustreerd worden, in den zin der voorgaande deeltjes van deze serie.
[4]
Het blijft ook verstaan dat de kosten van illustratie op den uitgever vallen. Ik wil mij echter ermede bemoeien en persoonlijk met
Fonteyne de zaak afhandelen, om iets te krijgen dat niet te duur kost en genoeg effect doet om naast de andere boekjes te komen. Het zal maar de kwestie zijn
Fonteyne aan 't werk te krijgen dat er niet te veel tijd over loopt.
Van Veen kreeg ik nog het ex[em]pl[aar] niet terug,[5]— zoo gauw ik het ontvang, stuur ik het naar Brugge[6] ter lezing, en 13 Mei eerstkomend kan ik hem dan nader over de zaak spreken, als hij niet voor dien datum naar hier komt. Zeg mij dan maar: of ik vrij met hem mag afhandelen, en verwittig Veen dat ik naar het ex[em]pl[aar] wacht, om het den teekenaar over te maken.[7]
Met het nazien van den tekst ben ik bezig en zal U eerstdaags het
ex[em]pl[aar] drukveerdig opsturen.
[8]
Met genegen groet
(paraaf Stijn Streuvels)
Annotations
[1]
Streuvels antwoordt hier op Lannoos briefkaart van
23 april 1924. Lannoo voegde bij dit schrijven een kaart van de Amsterdamse firma Veen, waarin de firma voorstelde om
Vertellingen van Tolstoï op het formaat en de wijze van de reeks
Volksboeken te drukken. De afmetingen van
De schoone en stichtelijke historie van Genoveva van Brabant en
Vertelsels van 't jaar Nul, de reeds verschenen 'Volksboeken', bedragen respectievelijk 21,1 x 16,7 cm en 20,7 x 16 cm.
[2]
Aanvankelijk was Streuvels er niet voor te vinden
Vertellingen van Tolstoï op te nemen in de reeks van de
Volksboeken: cf. brief van Joris Lannoo aan Stijn Streuvels van
27 april 1923 en retourbrief van Streuvels van
28 april 1923.
[3]
Uit de brief van Joris Lannoo aan Stijn Streuvels van
27 april 1923 blijkt dat Lannoo zèlf voorstelde om het boek uit te brengen in de reeks van de
Volksboeken en dus op groot formaat.
[4]
In zijn brief van
27 april 1923 stelde Lannoo zelf al voor
eenige illustraties te laten inlasschen.
De tekeningen van Genoveva van Brabant en Vertelsels van 't jaar Nul werden telkens verzorgd door Jules Fonteyne. Voor Vertellingen van Tolstoï werd Godelieve Vandenbulcke aangesproken.
[5]
Cf. brief van Joris Lannoo aan Stijn Streuvels van
23 april 1923. Op
22 mei 1923 meldde Lannoo dat de onderhandelingen met de firma Veen over
Vertellingen van Tolstoï niet erg vlot verliepen. Blijkbaar heeft Streuvels de Amsterdamse firma dan een exemplaar van dit boek bezorgd.
[6]
De woon- en werkplaats van Jules Fonteyne.
[7]
Op 28 april 1924 schreef de firma Veen aan Streuvels:
In beleefd antwoord op Uw schrijven van 25 dezer zend ik U in dank het ex. Tolstoï: Vertellingen terug. Ik heb den Heer Lannoo hierover geschreven. Brief in Letterenhuis, S 935/B2/Veen
Cf. verder de brief van Stijn Streuvels aan Joris Lannoo van
30 april 1924.
[8]
D.i. de tekst van
Vertellingen van Tolstoï.