Ingoyghem den 3 Aug[ustus] '24
Waarde Uitgever,
Jamaar neen, dàt gaat niet; ik kan mij niet voorstellen Het Verleden op zulk formaat te zien verschijnen,[1] en dàt is door den omvang reeds, materieel onmogelijk:[2] het zou iets als een zakwoordenboek worden, ofwel in microscopische letter moeten gezet worden! Hierbij vindt Gij 't geen ik daarover aan de firma Veen geschreven heb,[3] en aan mijn besluit valt niets te veranderen,— ten ander, ik verdraag niet dat iemand mij eischen van dien aard stellen zou.
Indien de zaak met Veen nu toch doorgaat, zult Gij U met hem over den aard en kwaliteit van papier moeten verstaan, en desnoods vragen: dat hij U zelf de gewenschte stalen zou opsturen, ofwel de Uwe aan hem voorleggen.
Gij zult nu wel zoo lang naar antwoord niet moeten wachten, denk ik; er mag ten ander geen tijd verloren gaan, want ik zal inderdaad omtrent de heele maand September afwezig zijn — ik ga naar Noorwegen, Denemarken en Zweden.[4] Zoodat ik om wel te zijn, de proeven nog deze maand zou dienen te ontvangen, of dat ik ze kan medenemen op reis.
Contract Tolstoï en post-check in goede orde ontvangen.[5]
Krijg ik nu met de volgende proeven de copie medegestuurd? Anders vraagt mij dat dubbel werk om na te zoeken wat er gewijzigd werd in den tekst.[6]
Met genegen groet
(paraaf Stijn Streuvels)
Annotations
[1]
Streuvels reageert hier op Lannoos brief van 2 augustus 1924. Joris Lannoo ging er van uit dat Herinneringen uit het verleden op het formaat van Stijn Streuvels' Werken (18 x 12 cm) zou gedrukt worden.
[2]
Herinneringen uit het verleden telt uiteindelijk 280 + [VIII] bladzijden op een formaat van 21,4 x 15,7 cm.
[3]
Streuvels moet de firma Veen op 3 augustus 1924 een brief geschreven hebben, die we echter niet terugvonden in de geraadpleegde archieven.
[4]
Van 5 tot 16 september maakte Stijn Streuvels samen met dr. E. Lauwers Jr. een reis naar Beieren, Nürenberg, Karlsbad, Wenen, Praag en Budapest. L. Schepens, Kroniek van Stijn Streuvels, p. 79
[5]
Cf. brief van Joris Lannoo aan Stijn Streuvels van 2 augustus 1924.
[6]
De vorige proeven van Vertellingen van Tolstoï had Streuvels ontvangen zonder zijn eigen tekst erbij; cf. brief van Streuvels aan Lannoo van 2 augustus 1924.