Ingoyghem den 10 Aug[ustus] '24
Waarde Uitgever,
Ik hoop dat moeder en kind welvarend zijn!
[1]
Met
Tolstoï komt het dus in orde.
[2]
Met "
Het Verleden" ziet het er slechter uit.
[3]
Om minder
bl[a]dz[ijden] te hebben, met een grootere letter,
[4] ware het te doen met den letterspiegel wat grooter te nemen, en de margen wat kleiner.
[5] Hebt Gij geen groote letter in Uw oud materiaal, die zou kunnen dienen? Ik heb soms heel schoon boekwerk gezien met een gewone gazette
[6]-letter;— laat eens zien wat Gij hebt, dat kan in aanmerking komen; het is absoluut niet noodzakelijk dat er 100
bl[adzijden] ineens gezet worden,— één vel ware al voldoende, daar Gij toch de proeven aanstonds terugkrijgt. Op dit formaat (
Genoveva)
[7] is er geen bezwaar dat een boek van 400
bl[adzijden] te dik wordt; ten ander, er ware altijd middel een soort dunner, doch steviger papier te nemen.
Luister nu: ik persoonlijk zie er geen "doodelijk" bezwaar in dat het boek met een kleinere letter gedrukt worde, als Veen er van weten wil. Ik meen dat Gij best doen zult — in geval elke regeling van een grootere letter voorgoed uitgesloten blijft en onmogelijk is — aan de firma Veen het voorstel te doen:
- 1) Het boek met de kleine Cheltenham te drukken;[8]— verder staal van papier enz[ovoort]
- 2) Te vragen welke de uiterlijke datum is waarop hij het boek dat in 't najaar verschijnt, moet of wil geleverd hebben? (Misschien mag het dan wel November worden, als hij maar op tijd zijne paar vellen krijgt voor den reiziger;— die enkele vellen zoudt Gij altijd kunnen gereed krijgen?
Ik laat de beslissing dus aan de firma
Veen over, en Gij kunt in dien zin het voorstel doen. 't Geen waar ik bijzonder op gesteld ben, is: dat het boek in het najaar verschijne, want dààrvoor heb ik nu opzettelijk mijn stuk "
Veurn-Ambacht"
[9] uit
Elseviers Maandschrift doen terugkomen,
[10] heb er het
honorar[ium] aan verbeurd en ben er voor met de redactie in ruzie gevallen; als het boek nu toch niet verschijnen moest, zou het al te gek staan, en kan ik mij tegenover
Robbers, die een persoonlijken vriend van mij is, niet verantwoorden.
Met Uw voorstel van betaling ga ik akkoord.
[11]
Ik vind het praktisch dat Gij nu vooreerst met Veen onderhandelt over de kwestie van de "letter" enz[ovoort]; is het dan gewenscht dat wij mondeling onderhandelen, laat mij weten, ik kan altijd een namiddag, gelijk denwelke, naar Thielt komen.
Intusschen genegen gegroet
(paraaf Stijn Streuvels)
Annotations
[1]
Joris Lannoo was voor de tweede keer vader geworden. Rafaël Lannoo werd geboren op 6 augustus 1924. Cf. brief van Joris Lannoo aan Stijn Streuvels van
8 augustus 1924.
[4]
Een letter, groter dan de door Lannoo voorgestelde letter met corps 10. Cf. brief van Joris Lannoo aan Stijn Streuvels van
8 augustus 1924.
[5]
De afmetingen van de door Lannoo voorgestelde bladspiegel zijn 15,5 x 10,4 cm.
[7]
Lannoo stelde in zijn brief aan Streuvels van
8 augustus 1924 voor om
Herinneringen uit het verleden uit te geven op hetzelfde formaat als de
Vertellingen van Tolstoï. Het formaat van
Genoveva van Brabant (21,1 x 16,7 cm), waarnaar Streuvels hier verwijst, is nagenoeg hetzelfde als dat van
Vertellingen van Tolstoï (20,7 x 16 cm).
[8]
Cheltenham of Gloucester is een lettertype dat geïnspireerd is op de Humanes. Humanes zijn de oudste Latijnse drukletters, zoals die omstreeks 1470 in Italië in zwang kwamen. Zij zijn geïnspireerd op het handschrift van de humanisten, dat op zijn beurt ontleend was aan de Karolingische minuskel van de negende eeuw.
H. Van Krimpen, Boek over het maken van boeken, p. 229
De Cheltenham is de letter die gebruikt werd voor
Vertellingen van Tolstoï. In zijn brief aan Streuvels van
8 augustus 1924 stelde Lannoo voor deze letter ook te gebruiken voor
Herinneringen uit het verleden, dat inderdaad werd gedrukt met de Cheltenham corps 10.
[9]
In september 1923 trok Streuvels samen met de kunstschilder Emmanuel Viérin naar Veurne. Viérin schilderde er, Streuvels werkte er aan
Land en leven in Vlaanderen (1923). Over
Veurn-Ambacht schreef Streuvels in
Ingoyghem II (p. 29):
Een en ander van de ondervindingen die ik er bij mijn verblijf [in Veurne, JD] heb opgedaan onder de bevolking zijn opgenomen in het boek: Herinneringen.
Veurn-Ambacht verscheen voor de eerste keer in de bloemlezing Herinneringen uit het verleden. Andere verhalen in deze bundel, zoals Onze streek en Damme waren wel reeds verschenen in Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift.
[10]
Cf. brief van Stijn Streuvels aan Herman Robbers van
10 juli 1924.
In 1891 startte Jacobus George Robbers (1838-1925) het tijdschrift Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. De ondertitel die de eerste jaren gebruikt werd, was: verzameling van Nederlandsche letterkundige kunstwerken, geïllustreerd door Nederlandsche kunstenaars. De eerste jaargang startte onder vijfhoofdige redactie: Jan ten Brink, H.J. Schimmel, Joan Berg, J. Berg, J. Hoynck Van Papendrecht en F.H. Kaemmerer. In 1905 belastte Robbers zijn zoon Herman met de redactie van het tijdschrift (samen met Ph. Zilcken en later met R.W.P. De Vries Jr.). Herman Robbers zou 33 jaar zijn stempel op het tijdschrift drukken. Drie jaar na zijn dood in 1937 zou het tijdschrift ophouden te bestaan. De tijd van Herman Robbers. Bloemlezing uit Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift 1905-1937, p. 245-246