Ingoyghem den 5 Sept[ember] '28
Waarde Uitgever,
Met art[ikel] V van ons contract[1] heb ik niet de finantieele kant op het oog doch wel de principieele. Gij vergeet echter dat het vak van uitgever uit zich zelf een vak is van risico — en met die muntstandaard en schommeling van frank-waarde wordt dit inderdaad wat ingewikkeld. Hier in het onderhavige geval echter hebt Gij zelf gevraagd dat ik het contract zou opmaken op de basis van het voorgaande[2] — dit is dan toch zeker wel bedoeld: als verhouding tusschen hono[rarium] en handelsprijs? gelijk wij het ten ander met de vorige uitgaven hebben geregeld? Wat de principieele beteekenis is van het vaststellen van prijs op het contract, vind ik zulks voor den auteur van allergrootste beteekenis — in uitgaven van grooter belang zorg ik nu nog bovendien dat er in het contract ook een "minimum-prijs" bepaald worde, want de ondervinding heeft mij geleerd dat dit ook zijn nut hebben kan. De zeden-en-gebruiken van onze Vlaamsche uitgevers zijn inderdaad van zulken aard, dat men op àlles moet denken, en alle mogelijkheden zich kunnen voordoen,— een uitgever kan inderdaad den verkoop van een boek totaal stopzetten door den prijs er van te verhoogen, maar ook den verkoop onmogelijk maken door barbaarsche handelingen tegenover den boekhandel, met het boek ineens onder de helft van den prijs op de markt te gooien! En dat gebeurt hier in Vlaanderen. Voorzorgen op een contract genomen, dienen dan toch voor iets.
Natuurlijk hebt Gij gelijk op het voorstel van Veen niet in te gaan, als het aan zulke voorwaarden moet geschieden, en Gij geen kans ziet er uit te kunnen.[3] Ik, persoonlijk, kan het wèl, omdat ik er niet aan verdienen moet, en zal dan ook voortgaan, den boekhandel die er naar vraagt, te gerieven aan bestellingen, met 25% korting aan den prijs van 10 fr[anc]s per deel.
Ik meen dat er voor U wel iets te doen ware met het andere aanbod van Vl[aamsche] Vertelsels, en de kleine Genoveva, aangezien Gij de andere boekjes[4] in Uw fonds hebt. Doch Gij zult dit zelf het best weten.
Hoogachtend gegroet
(handtekening Frank Lateur)
Annotations
[1]
Cf. Lannoos opmerking hierover in zijn brief aan Streuvels van 4 september 1928.
[2]
Cf. hiervoor de brief van Joris Lannoo aan Stijn Streuvels van 14 augustus 1928.
[3]
Cf. brief van Joris Lannoo aan Stijn Streuvels van 4 september 1928.
[4]
Mogelijk de andere werken uit de reeks Streuvels' Volksboeken. In de catalogus van de uitgeverij Lannoo lezen we dat Lannoo deze reeks toen inderdaad in voorraad had. Hij verkocht herdrukken van Een vroolijke knaap (1926) en Het Bruidslied (1930) van Björnson, naast herdrukken van Geluk in 't huishouden (1927) en Vertellingen (1924) van Tolstoi. Ook het volksboek Vertelsels van 't jaar nul ten tijde dat de uilen praken (1922) staat op de lijst.