< | Resultaat 703 van 2531 | > |
---|
Acke, Richard (° 1873 - ✝ 1934)
Architect, grafisch ontwerper, uitgever.
Broer van beeldend kunstenaar Victor Acke. Beiden behoorden tot de vriendenkring van Streuvels. Geboren in een familie van meubelontwerpers en -makers. Kwam via de schilderkunst en het interieurontwerp tot de architectuur. Hij werd beïnvloed door o.a. de Engelse 'Arts & Crafts'-beweging. Als architect was hij voornamelijk in West-Vlaanderen actief. Meest weerklank vonden het genootschapslokaal het 'Vlaamsch Huis' (1910-1913) en de cinemazaal 'De Gouden Lanteern' (1923), beiden te Kortrijk. Naast architectuurwerk was hij na de oorlog verder actief als grafisch ontwerper van affiches. In 1927 was hij stichter van de Kortrijkse drukkerij-uitgeverij 'Steenlandt', dat Volk en Kultuur uitgaf en zich ook toelegde op bibliofiele uitgaven en (dit vooral na de overname door zoon Jan Acke) werken met Vlaams-Nationalistische inslag.
Cantre, Jozef (° Gent, 1890-12-26 - ✝ Gent, 1957-08-25)
Houtsnijder.
Jozef Cantré was zoals zijn oudere broer, de houtsnijder Jan-Frans (1866-1931), leerling aan de Gentse Academie van Schone Kunsten, waar hij les kreeg van Jean Delvin. Cantré stond onder invloed van het sociale realisme van Constantin Meunier maar ook van het symbolisme van George Minne. In 1914 werd hij lid van de Gentse Belgische Werkliedenpartij (BWP). Tijdens de Eerste Wereldoorlog engageerde Cantré zich in de Gentse Socialistische Jonge Wacht en in de Vredesgroep der Socialistische Partij, waarvan hij een tijdlang voorzitter was. Samen met andere Jonge Wachten schreef hij zich begin november 1916 als vrije student in aan de door de Duitse bezetter vernederlandste Gentse universiteit. Hij ontwierp in opdracht van de Hoogeschoolbond een 'Gedenkpenning ter herinnering aan de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool'. In maart 1918 aanvaardde hij een tijdelijke betrekking als tekenmeester aan diezelfde 'Vlaamsche Hoogeschool'. Aan het eind van de oorlog verhuisde Cantré naar Nederland. In maart 1919 werd hij uit de Gentse BWP gestoten, samen met onder andere Edgar Alleman en Johan Lefèvre. In het proces van de Vlaamsche Hoogeschool werd hij in juli 1920 door het assisenhof van Oost-Vlaanderen tot vijf jaar cel veroordeeld. In 1930 keerde hij terug naar Gent en kwam in contact met de intellectuelen van het socialistische Geestesleven, zoals Paul-Gustave Van Hecke en Frits Van den Berghe. Cantré kreeg nu opdrachten van de Belgische staat, zoals het memoriaal Peter Benoit in Harelbeke (1934). In datzelfde jaar ontwierp hij het grafmonument voor René De Clercq op het kerkhof van Lage Vuurse (Nederland). Bij de onthulling was hij verontwaardigd over het optreden van Nederlandse fascisten die de Romeinse groet brachten. Cantré repliceerde met de gebalde antifascistische vuist. In 1938 gaven August Balthazar en Emile Langui hem de opdracht om het monument voor Edward Anseele te kappen. Het standbeeld, in Schots Balmoral-graniet, werd in 1948 onthuld. In 1941 werd Cantré lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België. Via Anseele (jr.) kreeg hij talrijke openbare opdrachten (een reliëf in het Centraal Station in Brussel, 1953; het reliëf en de fries van het EGW-gebouw aan het Gentse Zuidplein, 1954). Verder illustreerde hij een aantal publicaties van de socialistische uitgeverij De Vlam. Bij zijn dood werd de 'socialistische kunstenaar' uitgebreid gememoreerd in de socialistische pers. Zijn socialistisch-activistische 'jeugdzonde' werd daarbij vergeten.
Claes, Ernest (° Zichem, 1885-10-24 - ✝ Ukkel, 1968-09-02)
Vlaams schrijver en letterkundige.
Claes promoveerde tot doctor met een dissertatie over Potgieter (1910). Hij werd journalist, in 1913 trad hij in dienst als ambtenaar bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers (tot 1951) en hij streed tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hij is één van de meest gelezen en meest vertaalde Vlaamse schrijvers. Hij schreef, vaak humoristisch, liefst over zijn geboortestreek, de omgeving van Zichem. Daar situeert zich ook zijn meest bekende boek De Witte (1920, verfilmd in 1934). Naast levensechte en grappige verhalen (Sichemsche Novellen, 1921), schreef hij ook ontroerende werken (Jeugd, 1940; De moeder en de drie soldaten, 1939). Hij blonk uit in de kunst van het typeren (Wannes Raps, 1926; Pastoor Campens zaliger, 1935) en enkele malen ook in stilistische bekwaamheid (Floere het fluwijn, 1950).
Lannoo, Joris (° Tielt, 1891-02-20 - ✝ Tielt, 1971-12-08)
Directeur van drukkerij-uitgeverij Lannoo te Tielt.
Joris Lannoo begon zijn humaniorastudie aan het Tieltse college, maar moest die in 1909 noodgedwongen stopzetten. Op 1 juni 1909 nam hij samen met zijn broer Rafaël een kleine Tieltse drukkerij, drukkerij Horta, over. Na de Eerste Wereldoorlog, waarin hij als officier aan het front van de Yzer streed, bevond de uitgeverij zich in verval, maar door grote inspanningen werkte Lannoo zich opnieuw op. In 1929 vestigde hij zich in de Kasteelstraat, waar hij een groot bedrijf oprichtte en leidde tot in de jaren '60, toen een ziekte hem geleidelijk het werk uit handen nam en zijn zonen hem opvolgden. Hij gaf veel Vlaamse werken uit van o.a. Stijn Streuvels, Guido Gezelle, Emiel van Hemeldonck, ... Verder was hij ook nog stichtend lid van de Vereniging ter Bevordering van het Vlaamse Boekwezen en van de Vlaamse Uitgeversbond. Hij legde contacten met Nederlandse uitgevers als de R.K. Boekcentrale, Van Langenhuysen en Veen, met wie hij jaren samenwerkte. Het bedrijf omvat thans drie afdelingen: drukkerij, grafiek en uitgeverij.
Lateur, Paul (° Ingooigem, 1909-01-04 - ✝ Halle, 1993-06-21)
Kunstenaar.
De enige zoon van Streuvels was geen briljante leerling, maar door zijn artistieke aanleg lag een kunstambacht voor de hand. In 1924 ging hij naar Maredsous, voor een kunstopleiding in de abdijschool. Streuvels had besloten dat zijn zoon edelsmid zou worden. Paul vestigde zich later in Brussel als tekenaar.
Vermeulen, Edward (° Beselare, 1861-04-12 - ✝ Hooglede, 1934-07-06)
Pseudoniem: Warden Oom
Gemeenteontvanger en schrijver.
Vermeulen studeerde aan het Klein Seminarie te Roeselare. Aanvankelijk wilde hij priester worden, maar een ziekte op 16-jarige leeftijd verhinderde dit. Hij herstelde en bleef op de ouderlijke hoeve werken, tot hij in 1898 gemeenteontvanger van Hooglede werd. Algauw begon Vermeulen te schrijven. Naast bijdragen in Biekorf en Manneke uit de Mane, schreef hij onder het pseudoniem Warden Oom enkele romans (o.a. Herwording, 1911; Trimards, 1912), waarin hij zijn Vlaamse overtuiging sterk naar voren liet komen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verbleef hij een tijdlang in de Turnhoutse gevangenis omdat hij verdacht werd van anti-Duitse geschriften. In 1924 ondertekende hij het manifest van het Katholiek Vlaamsch Nationaal Verbond, maar actief optreden deed hij niet. In 1931 werd ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag een huldiging georganiseerd te Roeselare. Drie jaar later stierf deze 'Conscience van de twintigste eeuw' te Hooglede.
Brand
Brand is een Nederlandse uitgeverij, die op 17 augustus 1911 te Bussum werd opgericht door Paulus Albertus Maria Brand (1885-1968). Deze deed een groot aantal liturgische uitgaven het licht zien en werd in 1915 benoemd tot uitgever van de H. Stoel. Ook ijverde hij voor een vernieuwing in de katholieke romankunst (Coolen, Albert Kuyle, Van Duinkerken), bezorgde uitgaven van de mystieken en kan als baanbreker in de katholieke uitgeverij worden beschouwd. In 1946 kwam Paul Brand Jr., die de progressieve lijn van zijn vader voortzette, als firmant in het bedrijf dat in 1968 werd opgenomen in een fusie met de uitgeverijen De Boer, De Haan, Centen, Van Saane, Brusse en Kroonder, Van Dishoeck en Van Holkema en Warendorf in Unieboek N.V. te Bussum.
Standaard Boekhandel
De Standaard Boekhandel vond zijn oorsprong in het weekblad Ons Volk Ontwaakt, dat in 1911 een boekhandel begon. In 1919 werd de boekhandel een onderdeel van het dagblad De Standaard en kreeg ze de naam De Standaard Boekhandel. In 1924 werd De Standaard Boekhandel een zelfstandige Naamloze Vennootschap. De krant De Standaard werd de grootste aandeelhouder. Op dat moment deed Maurits De Meyer zijn intrede als directeur van de boekhandel. Hij bleef in deze functie werkzaam tot 1960. Zijn opdracht bestond erin de filialen in Brussel en Antwerpen uit te bouwen en een breed uitgavenfonds op te zetten. Een eerste belangrijke uitbreiding van de Standaard Boekhandel vond plaats in 1926. Er werd een afdeling geopend in de Naamsestraat in Leuven door de overname van de Vlaamsche Boekenhalle, toen de enige Vlaamse boekhandel in de universiteitsstad. Op 1 oktober 1933 gebeurde dat in Gent, met de overname van de boekhandel Siffer. In de jaren '30 behoorde Streuvels tot het literaire fonds van de uitgeverij met werken als Lenteleven (1938) en De teleurgang van den Waterhoek (1939). Gedurende de Tweede Wereldoorlog bleef de Standaard Boekhandel onder de leiding van De Meyer gewoon verder werken. Precies tijdens die periode kwam er als gevolg van de leeslust van de mensen een samenwerking met de drukkerij-uitgeverij Lannoo tot stand bij het uitbrengen van de Lijsternestreeks .
De uitgeverij opende zijn eerste boekhandel in 1919 te Brussel onder de naam 'Afdeeling Boekhandel van de n.v. De Standaard'. In 1920 werd een tweede boekhandel geopend te Antwerpen.