Ingoyghem den 12 September, '41
Waarde heer Lannoo,
Ik schreef U toch dat het te laat was.[1] Spijtig, voor U, dat Gij er niet eerder bij geweest zijt; andere uitgevers zien meer vooruit, en al wordt er niet gevierd, toch zal er met dit verjaringsjubileum iets te doen vallen voor den boekhandel.
Voor aleer mij te verbinden met die nieuwe uitgaaf in twee deelen - waar de Vlaschaard stellig in opgenomen wordt! - heeft de heer Grymonprez mij stellig de verzekering gegeven dat hij die zaak met U zou regelen - dat alle verantwoordelijkheid op hem viel. Dit kunt Gij dus met hem effen vechten.
Uw argument tegenover Veen houdt geen steek; vooreerst heeft de firma Veen geen de minste zwarigheid ingebracht tegenover de nieuwe uitgave in twee deelen, en er zelfs een heele partij overgenomen. Dààr ten minste zijn ze van oordeel dat eene uitgaaf die over de 100 fr[anc]s kost, geen concurrentie kan doen aan een boek dat er 20 fr[ank] kost. Daarenboven: aangezien Veen met zijn voorraad woekert en zijn overschot aan een prijs verhoogt zoodat Gij hier in België - waar Gij aan Uw verkoopprijs van 20 fr[ank] gebonden zijt - niet kunt mede werken, dàt alleen ontslaat U toch van alle verplichtingen om den voorraad van Veen te helpen opruimen.
De zaak te vereffenen blijft dus enkel tusschen U en Zonnewende, en ik moet U eerlijk zeggen dat ik in 't goed geloof verkeerde dat dit sedert lang tusschen U beiden afgehandeld was,- de nieuwe uitgaaf is zoo goed als klaar en zal eerstdaags verschijnen.
Hoogachtend gegroet
(handtekening Stijn Streuvels)
Annotations
[1]
Streuvels antwoordt hier op de brief van Joris Lannoo d.d. 11 september 1941.
