FRANK·LATEUR
10-XII-12
Weerde —
Ik zit aan slavelijken arbeid waarvan ik het einde niet voorzien kan — het wordt een boek van een paar vuisten dik![1] en de boomen zullen wel te bloeien staan eer ik het vermoeide hoofd zal kunnen opheffen![2] Ge ziet dat ik er niet uitspringen kan om aan kleinigheden te werken — doch — Kan ik u dienstig zijn met een afgerond fragment, dan hoeft gij maar te spreken![3]
Genegen
(handtekening Stijn Streuvels)
KORTRIJK
10.XII.1912
COURTRAI
Heer Herman
Robbers
Wanningstr[aat] 19
Amsterdam
Robbers
Wanningstr[aat] 19
Amsterdam
Annotations
[1]
Streuvels werkte gedurende 1913 koortsachtig aan deze roman. Heb ik het waagstuk aangegaan en volbracht: om de maand een hoofdstuk te schrijven aan Dorpslucht en effenaan naar De Tijdspiegel gezonden. Ingoyghem 1904-1914, p. 60
Dorpslucht verscheen inderdaad in afleveringen in De Tijdspiegel, een protestants en gematigd liberaal georiënteerd tijdschrift dat vanaf 1910 werd uitgegeven bij Veen. H. Speliers, Dag Streuvels, p. 359
Robbers schreef in een voetnoot bij de bespreking van Dorpslucht (in Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift, 24 (1914), 48, p. 475-479): Dik boek? Men kan van boek haast niet meer spreken, het is een pak, een stápel papier die voor mij ligt! Wie 't ziet denkt het eerst aan den catalogus van een groote bibliotheek of aan de wettenverzameling van Luttenberg, en zeker niet aan een roman! Maar dit is stellig de schuld van den uitgever, die, slordiglijk en ondoordacht, te zwaar papier koos en twee lompe deelen maakte van wat er minstens vier hadden kunnen zijn. Het eerste deel is 4,5 c.M. dik, het tweede ruim 7 c.M. Toch is het geheel niet meer dan 875 bladzijden.
[2]
Naast het werk aan Dorpslucht had Streuvels aanvaard secretaris en penningmeester te zijn van het comité dat instond voor de voorbereiding van de Verriestfeesten van juni-augustus 1913 in Ingooigem. Alles wijst erop dat Streuvels nog weinig tijd had om te corresponderen: uit 1913 is er tussen Streuvels en Robbers geen correspondentie te achterhalen.
