[2]
J.H. Holwerda, 'Het Romeinsche landhuis in Nederland', in:
Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift, 17 (1907), 34, p. 14-26; p. 98-109. Dit artikel werd op blz. 44 van
Nederlandsche Volkskunde op de volgende manier aangekondigd:
Over het grondtype der Romeinsche villae vindt men een uitvoerige beschrijving van de hand van dr. J.H. Holwerda in Elzeviers Maandschrift 1907. Deze verwijzing komt voor in het hoofdstuk 'Boerenwoningen', deel I, hoofdstuk 3 (Frankisch-Romeinsche type). In de tweede (herziene) druk van Nederlandsche Volkskunde (Zutphen, Thieme, 1930) is deze verwijzing niet meer opgenomen in het hoofdstuk over (o.m.) Romeinse villa's. Het is niet duidelijk waarvoor Streuvels deze informatie nodig had. Misschien voor de herwerking van
De landsche woning in Vlaanderen (1913) tot
Land en leven in Vlaanderen (1923).
[3]
Als een ramptoerist avant la lettre doorkruiste Streuvels in 1919 het land om her en der de ruïnes, aangericht door de oorlog, te gaan bezichtigen. Op 2 maart 1919 schreef hij aan Vriamont:
In afwachting dat de termometer nog wat rijst tot er zonder stoken kan gewerkt worden, ga ik de dagen verdoen met reizen. Het front heb ik reeds doorkruist en de impressies zijn aan het woord-worden! Nu moet ik nog de omstreken verkennen en familie bezoeken. Diezelfde maand verkende hij per fiets het oorlogspuin. Zijn impressies schreef hij neer in
Na den oorlog (in 1924 opgenomen in
Herinneringen uit het verleden):
Een wervelwind uit den vreemde is over het land gewaaid en heeft er de dingen die van onheugelijke tijden onveranderlijk vaststonden, weggezweept; alles wat voorheen bestond is bij 't verleden gerangschikt, een tijdperk is afgesloten Volledig werk, II, p. 1674
Na de oorlog bleef Streuvels meer en meer hangen in het verleden, overvallen door de weemoed bij de gedachte hoe het vroeger anders was... en beter. H. Speliers, Dag Streuvels, p. 438-439