FRANK·LATEUR
20 jan[uari] 22.
Waarde Robbers!
De N[umme]rs van Elsev[ier's Geïllustreerd Maandschrift] met overdrukken[1] heb ik in goede orde ontvangen — ik verwacht voor Febr[uari] 't Zelfde,— waarvoor besten dank.[2] Daar ik nu — om gezondheidsredenen, een paar weken op reis ga — naar 't Zuiden![3] — wilde ik U vragen het bedrag van mijn honor[arium] niet aan mijn adres te zenden maar wel aan:
Juffr[ouw] A[leida] Nyland
Nic[olaas Witsenstraat] 21 A[mster]dam
Gemeente-Giro N°: 1521[4]
[2]waar het aan mijn dochtertje[5] zal terecht komen — Zóó besparen we van weerszijden de moeite van verzenden en uitwisselen.
Nic[olaas Witsenstraat] 21 A[mster]dam
Gemeente-Giro N°: 1521[4]
[2]waar het aan mijn dochtertje[5] zal terecht komen — Zóó besparen we van weerszijden de moeite van verzenden en uitwisselen.
Ik hoop dat het U beiden goed gaat en groete van harte
Uw
(handtekening Stijn Streuvels)
(handtekening Stijn Streuvels)
Annotations
[1]
In januari 1891 verscheen het eerste nummer van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift, een initiatief van Jacobus George Robbers (1838-1925), sinds 1880 directeur van de onder zijn leiding gestarte Amsterdamse Uitgevers-Maatschappij Elsevier N.V. Hij vond daarvoor inspiratie bij buitenlandse voorbeelden als Harpers Monthly en The Century. In de eerste jaren luidde de ondertitel van het tijdschrift: verzameling van Nederlandsche letterkundige kunstwerken, geïllustreerd door Nederlandsche kunstenaars. De eerste jaren bleef het tijdschrift niet van kritiek gespaard. Het duurde nog tot 1905, tot wanneer Jacobus' zoon Herman Robbers het redacteurschap op zich nam (samen met Ph. Zilcken en later met R.W.P. De Vries Jr.), vooraleer het tijdschrift een echte bloeiperiode kende. Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift werd onder zijn impulsen een veelgelezen tijdschrift dat open stond voor kunstenaars van uiteenlopende aard, school en richting. Zo kregen nu ook de beeldende kunsten veel aandacht en in kronieken en boekbesprekingen werden contemporaine literatuur en kunstwerken (vaak door Robbers zelf) becommentarieerd. Het laatste nummer verscheen in juni 1940 (3 jaar na Robbers' dood). W.J. Simons, De tijd van Herman Robbers, p. 245-246
[2]
Het januari- en februarinummer van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift (1921), die Streuvels hier ter sprake brengt, bevatten elk een deel van Met Viérin in Damme.
[3]
In december 1921 kwam Streuvels' klassieke kwaal opzetten: maagstoornissen. In een brief aan Emmanuel De Bom (21 december 1921) beschrijft Streuvels zijn kwaal als een vreemd gevoel in de maag, iets als een prop of een steen, verlamming der spieren heet dat, met uitzetting enz. Gevolg: dieet, geroosterd brood en melkthee. Al 't andere verboden: spijs en drank, tabak incluis! 't Ziet er lief uit. 't Schijnt dat ik met dat ding, maag geheten, vijftig jaar lang den aap gehouden heb en dat is nu de weerwraak. Maar ik wist niet dat ik een maag had! heb gegeten van alles, gewerkt direct na 't eten, acht uur daags over tafel gebogen gezeten, enz. Nu is 't: veel beweging in de buitenlucht en voorlopig aan tafel niet meer werken. Streuvels' maagstoornissen hadden echter meer te maken met de persoonlijke crisis die hij op dat moment doormaakte. Hij besloot zijn winterwerk neer te leggen en op reis te gaan. Begin februari vertrok hij samen met zijn Kortrijkse vriend Boudewijn Steverlynck naar de Zuid-Franse stad Antibes. Van daaruit verkenden ze samen met Streuvels' neef Richard Callens het Zuiden van Frankrijk. H. Speliers, Dag Streuvels, p. 469-470
[4]
Gemeente-Giro: gemeentelijke girodienst, onder de P.T.T. ressorterende dienst voor het betalingsverkeer door overschrijving (thans in de Postbank opgenomen) Van Dale, A-I, p. 994
[5]
Streuvels' oudste dochter Paula, die in Amsterdam studeerde. Cf. brieven van Streuvels aan Robbers van ??? september en 6 november 1921.
