STYN·STREUVELS
1 Juli '32
Vereerde Vriend.
Best dat Gij me die schrifturen hebt medegedeeld:[1] ik zal dien zeem-vent nu maar persoonlijk van antwoord dienen.[2] Hij wilde zeker een literair schandaaltje verwekken. Er zijn menschen die meenen aangesteld te zijn om te beletten dat de wereld in mekaar valt! Dat moet een schoolmeester zijn? Zou hij gevraagd hebben aan den auteur v[an de] Ch[arles] Guyot waar die zijn tekst heeft gehaald?
Hartelijk Uw
(paraaf Stijn Streuvels)
VICHTE
1.VII.1932
Herman
Robbers
Nederland Schoorl N[oord Holland]
Robbers
Nederland Schoorl N[oord Holland]
Annotations
[1]
Cf. Robbers' brief aan Streuvels van 29 juni 1932. Het betreft hier een brief van de heer G.N. Honig met daarbij een aantal fragmenten uit Le livre des vikings van Ch. Guyot en E. Wegener (1924).
[2]
Dezelfde dag nog zal Streuvels schrijven aan de bemoeizieke scheikundeleraar uit Koog aan de Zaan. Hij zal Honig erop wijzen dat zijn oeuvre naast De oude viking nog andere gelijkaardige 'oefeningen in episch proza' rijk is. Hij noemt o.a. zijn bewerkingen van Tristan & Isolde, Reinaert de Vos en Genoveva. Hij probeert zijn zogezegd plagiaat te rechtvaardigen door een beroep te doen op het principe van 'gemeengoed' en 'domaine public'. Charles Guyot wordt zelf verdacht van plagiaat. Streuvels vraagt Honig geduld te hebben en verzekert hem ten stelligste dat hij bij de definitieve uitgave van zijn werk alle gebruikte 'bronnen' zal vermelden. De aparte uitgaaf van die Starkad-fantasie was enkel bedoeld als een voorsmaakje, — een gelegenheid, om een luxe-plaquette uit te geven. Streuvels vraagt zich trouwens af of dr. Honig weet dat Gezelle een paar boeken uit het Engels had vertaald (Van den kleinen hertog, De doolaards in Egypte, enz.), dat die boeken deel uitmaken van zijn volledige werken, en dat er zelfs nergens vermeld staat dat het vertalingen zijn, late varen den naam van den oorspronkelijken auteur! Dichters hebben er een handje van, erger dan wij prozamannen, om zich geleend goed toe te eigenen! En wat denkt U wel van Bédier, die op dezelfde manier (maar geniaal... en dààr komt het op aan, nietwaar: te zien wat men van ontleend goed maken kan), de Tristan-sage heeft verwerkt tot een geheel, uit verschillende fragmenten. En kent u een schromelijker plagiair dan Shakespeare?
Op 24 september 1932 schrijft Honig een antwoordbrief. Hij noemt Streuvels' 'bewerking' letterlijke overname zonder bronvermelding. Hij schrijft: Volgens mij is het goed vertaalwerk. Iemand, die op het eindexamen van de Hogere Burgerschool hier te lande een Franse tekst zo goed en juist wist te vertalen, zou zeker het hoogste cijfer krijgen en ieder zou hem loven. Opperde hij echter het plan om deze vertaling in De Stem te doen verschijnen, dan zou iedereen hem uitgelachen hebben. Als oplossing voor de affaire wordt voorgesteld om Guyot op de hoogte te brengen. Beide heren kunnen het dan uitvechten. De vertaler betaalt auteursrechten en de schepper van het origineel krijgt het geld.
Het vervolg van de geschiedenis is onbekend. Als het grote boek, Sagen uit het hoge Noorden, verschijnt, worden een reeks Deense en Zweedse bronnen vermeld, in Duitse vertaling. Het boek van Guyot en Wegener blijft onvermeld. H. Speliers, Dag Streuvels, p. 535-537