FRANK·LATEUR
Ingoyghem den 28sten Mei, '42
Waarde Heer De Meyer,
Ja, dat Ronaldson-lettertje is in 't geheel niet kwaad en zou, meen ik goed doen in die dundruk-uitgaaf; toch ben ik wel benieuwd eene proef te zien van die andere lettersoorten.
[1]
Het blijkt wel dat deze nieuwe uitgaaf,— voorloopig toch — eene specifiek Belgische zal moeten zijn: ik vernam
verl[eden] week van den heer
Grymonprez dat er, zonder speciale vergunning, absoluut geen boeken meer naar Holland mogen gezonden worden.
[2]
Het
honorar[ium] der vorige uitgaaf bedroeg 15 % van den winkelprijs, min de kosten van band en binden. Als we nu voor deze nieuwe uitgaaf van 5000
ex[em]pl[aren] het
honorar[ium] stelden op 10 % van den winkelprijs, min de kosten van banden en binden? Wat denkt U?.
[3] De
pres[entexemplaren] in dezelfde verhouding als bij de vorige uitgaaf. Dat ware dus: 50
geb[onden] ex[em]pl[aren] in plaats van 100.
Drukproeven: Van de vorige uitgaaf heb ik die zelf nagezien en verbeterd, naar den grondtekst der
jub[ileumeditie],... en heb daarbij met een zeker leedvermaak kunnen vaststellen, dat die nauwgezette heeren philologen ettelijke drukfouten hebben onverbeterd gelaten,
[4] zelfs in de titels, gelijk in het gedicht: "
Aan de Wilgen" dat nu figureert met die formidabele fout: "Aan de Wilden"!
[5] Heel gaarne zou ik mij willen ontlast zien van deze karwei, en niemand beter dan D[octo]r Baur ware daarvoor de geschikte persoon. Doch vreest Gij niet het gevaar dat Hij U misschien lang zal laten wachten op de correctie?... De door U vastgestelde som, vind ik in elk geval niet te hoog.[6] Gij kunt hem het voorstel doen, dan hooren we wel wat er te doen staat.
Met mijn welgemeenden dank voor de vriendelijke toezending van de "
Honderd Groote Vlamingen"
[7] dat hier zeer welkom was. Indien ik U met een of ander een wederjonst
[8] kan genoegen doen, dan gaarne. Ik begin maar met een
luxe-ex[em]pl[aren] van de
Lijsternestreeks, helaas in losse vellen waarvoor Gij echter beter aan band-materiaal zult geraken dan ik zelf.
[9]
Intusschen houd ik mij aanbevolen voor een mogelijk
ex[em]pl[aar] van die
Geschiedenis der Nederl[andsche] Letterkunde — ten minste indien dit tot de mogelijkheden behoort.
[10]
Ik deelde aan den heer
Lannoo het voorstel mede om met de
Maanden te wachten en dit boek aan het eind der reeks te plaatsen. Indien er geen bezwaar tegen bestaat, zou ik liefst
Levensbloesem eerst aan de beurt zien komen.
[11]
Met minzamen groet
(paraaf Stijn Streuvels)
Veen
concept
contract
Annotations
[1]
Streuvels reageert hier op het voorstel van De Meyer i.v.m. het lettertype voor de dundrukuitgave van Gezelle in zijn brief van
27 mei 1942.
[2]
Voor het uitvoeren van boeken naar Nederland diende men zijn aanvraag te richten tot het Referat Schrifttum van de Propaganda Abteilung (Handelsstraat 39) te Brussel. Daarbij moest de aanvrager de naam en het volledig adres van de bestemmeling vermelden, het aantal en de titel(s) en het netto uit te voeren gewicht. Als de uitvoer van de boeken toegestaan werd, bracht men de Centrale voor Import en Export van Boeken daarvan op de hoogte, die dan op haar beurt de betrokken exporteurs daarover inlichtte.
'Uitvoer van boeken naar Nederland. Invoer van boeken uit Nederland', in: Mededeelingen, XIII, nr. 9-10, mei 1942, p. 53-54
[4]
De
Jubileumuitgave van Guido Gezelle's Volledige Werken.
Op 12 oktober 1933 reageerde Baur op Streuvels' klachten omtrent de correctie: De afwijkingen tusschen de 1e en de Jub. Uitg. zijn, zooals U merken kunt alle philologisch verantwoord, op zes plaatsen na, die onopgemerkte drukfouten zijn. Ook filologen hebben donkere of blinde plaatsen op hun netvlies. Niemand is daar vrij van: U zult het zien als de nieuwe uitgave gereed is. Soms zijn er zelfs typografen die, nog na de correctie, voor nieuwe fouten zorgen. Allossery is reeds van jaren en heeft zijn oogen veel gebruikt; hij ziet dus niet meer zoo secuur. De meeste fouten zijn trouwens doorzichtig, en vervalschen den zin niet... Brieven van 12.10.1933 en 01.11.1933, Letterenhuis, B 296/B
[5]
We hebben geen gedicht gevonden met de titel 'Aan de Wilgen' of 'Aan de Wilden'. Streuvels beoogt hier het gedicht '
Van de Wilgen', op p. 419 van
Gedichten, Gezangen en Gebeden (in deel 1 van
Guido Gezelle' s Dichtwerken). Het werd geschreven naar aanleiding van het vellen en het verkopen van twee wilgen uit de tuin van het Klein Seminarie te Roeselare. '
Van de Wilgen' dateert van 1858-1859, het schooljaar waarin Victor Van Coillie (° te Beveren, 13 oktober 1838), aan wie het gedicht opgedragen is, leerling was in de poësisklas van Guido Gezelle.
J.J.M. Westenbroek, Gedichten, Gezangen en Gebeden, p. 100-101
[7]
Honderd groote Vlamingen: Vlaanderens roem en grootheid in zijn beroemde mannen. Samengesteld onder leiding van L. Elaut, L. Grootaers, R. Van Roosbroeck en A. Vermeylen. Antwerpen, Standaard Boekhandel, 1941. Illustraties (100 platen).
Uit het voorwoord: Duizend jaar geschiedenis, duizend jaar groei, strijd, vernedering en overwinning uitgedrukt in het scheppend vermogen van een volk: dichters en schilders, beeldhouwers en geleerden, torenbouwers en politiekers,...
[8]
wederjonst: wederdienst
[9]
Mogelijk een luxe-exemplaar van
Lenteleven. Tiende druk.
[10]
Cf. antwoord van Maurits De Meyer in zijn brief aan Stijn Streuvels van
8 juni 1942.
Het betreft: F. Baur, J. Van Mierlo en G.S. Overdiep, Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Antwerpen, Standaard Boekhandel. 1) J. Van Mierlo, Algemene inleiding: de literatuur, haar historiographie en methodes. De letterkunde van de middeleeuwen tot omstreeks 1300, 1939. 2) J. Van Mierlo, De middelnederlandsche letterkunde van omstreeks 1300 tot de Renaissance, 1940. 3) G.S. Overdiep, D. Bax, De letterkunde van de Renaissance tot Roemer Visscher en zijn dochters, 1944. 4) G.A. Van Es, G.S. Overdiep, De letterkunde van Renaissance en barok 1: in de zeventiende eeuw, 1948. 5) G.A. Van Es, E. Rombauts, A.J. De Jong, De letterkunde van Renaissance en barok 2, 1952. 6) H.J. Vieu-Kuik, J. Smeyers, De letterkunde in de achttiende eeuw in Noord en Zuid, 1975. 7) C.G.N. De Vooys, De letterkunde van de negentiende eeuw tot ongeveer 1885 in Noord-Nederland, 1948. 9) W.J.M.A. Asselbergs, Het tijdperk der vernieuwing van de Noordnederlandse letterkunde, 1951.
Deze groots opgezette onderneming is tot op vandaag onvoltooid gebleven. Streuvels zelf bezat de delen 1, 5, 7 en 9. Inventaris-catalogus van de bibliotheek van Stijn Streuvels in het Museum Het Lijsternest, p. 89
[11]
In een brief van 29 mei 1942 dient Lannoo Streuvels van
repliek.
Na De Teleurgang, [...] kan evengoed "Maanden" aangepakt worden. Ik meen, dat wij het best af en toe een werk uit een adem (als De Vlaschaard en Teleurgang) afwisselen met een ander. Zend dus 'Maanden' persklaar op en na Teleurgang komt het in de Lijsternestreeks.
Cf. antwoord van Maurits De Meyer in zijn brief aan Streuvels van
8 juni 1942.