FRANK·LATEUR
Ingoyghem den 9 Juni, '42
Waarde Heer De Meyer,
Ik vrees dat er een vergissing in het spel is met die voorgenomen illustratie van De Maanden.
Het boek: Aanschijn der Seizoenen heeft de fout dat er geen inhoudstafel bij is met den naam der teekenaars bij elke plaat, èn de handteekening onder elke plaat, is niet heel duidelijk. Nu heb ik het boek zelf gekocht en terdege ingekeken.[1]
Nu schrijft de heer Lannoo mij dat U met den teekenaar Van Ael over het illustreeren v[an de] Maanden gesproken hebt, die de kopergravuren in het boek "Het Aanschijn der Seizoenen" gemaakt heeft.[2]
De teekeningen voor de Maanden, die ik op het oog had, zijn echter niet de kopergravuren van Van Ael, doch de etsen van R[ené] De Coninck. Als Gij het boek even wilt inzien, zal het U duidelijk worden dat de etsen van De Coninck uitstekend geschikt blijken om De Maanden te illustreeren, daar hij overzichtelijke landschappen geeft, met een uitgesproken Vlaamsch karakter.[3]
De vraag is nu: kent U soms het adres van R[ené] De Coninck? Of wààr zou ik er kunnen aangeraken?[4]
Als Gij nu den heer Van Ael reeds moest aangesproken hebben, voor die illustratie, ware dit nog maar een half ongeluk: wij kunnen dien teekenaar altijd gebruiken en hem opdracht geven een ander boek in de Lijsternestreeks te illustreeren.[5]
Met hoogachting gegroet
(handtekening Stijn Streuvels)
S[in]t Anna.Anwerpen
West[6]
Annotations
[1]
D. Acket, Het aanschijn der seizoenen. Antwerpen, Standaard Boekhandel, 1941. Vijf kunstenaars geven elk een variatie op het thema 'De seizoenen'. 'Als een decoratieve inleiding sneed D. Acket in langshout de teekens van den dierenriem. Een verpersoonlijking van elk seizoen zijn de kopergravuren van J. Van Ael. In zijn etsen toont R. de Coninck het natuurbeeld over land en zee. Hoe het leven in bonte afwisseling elk seizoen omringt, vertellen de tweekleurige houtgravuren van N. Degouy. L. de Jaegher graveerde ten slotte in hout den feestenkrans, die ons telkens verblijden komt.' De handtekeningen onder de platen zijn met potlood aangebracht, maar wel leesbaar.
[2]
Cf. brief van Joris Lannoo aan Stijn Streuvels van 6 juni 1942: Gister heb ik dhr. De meyer ontmoet; hij heeft Maandag namiddag een samenkomst met dhr. Van Ael uit Antwerpen over de illustratie van Maanden. Hij meent, dat het de illustrator is, die U verlangt. We kunnen dadelijk Maanden aanpakken, daar van Ael reeds een opvatting over de illustratie heeft en nu uw richtlijnen zal ontvangen. Hij zal dadelijk aan het werk gaan, zoodat Maanden op Teleurgang kan volgen. Ik hoop, dat die oplossing U bevallen zal.
[3]
In De maanden vertonen de illustraties van René De Coninck een 'Vlaams karakter'. Elk van de twaalf hoofdstukken bevat een paginagrote illustratie van een landschap, typisch voor die bepaalde maand (sneeuw, zon, de zwaluwen in oktober,...). De nadruk ligt op het landelijke leven (o.a. te zien aan de landelijke woningen) en de bezigheden van de boeren (een boer die stalmest aan het spreiden is, hard labeur op de velden, landbouwwerktuigen op de voorgrond, rijp koren, boeren aan de oogst...) De dorpskern wordt meestal ergens op de achtergrond getekend, net zoals in de (gelijkaardige) etsen van De Coninck in Het aanschijn der seizoenen.
[4]
Cf. antwoord van De Meyer op 10 juni 1942.
[5]
Jules Van Ael zou in 1943 nog aangesproken worden om Doodendans en Werkmenschen te illustreren. Cf. brief van De Meyer aan Streuvels van 23 oktober 1943. Doodendans, het nummer 4 in de Lijsternestreeks (1946), werd door René De Coninck geïllustreerd. Werkmenschen is niet verschenen in de Lijsternestreeks.
[6]
Cf. brief van De Meyer aan Streuvels van 10 juni 1942.
