FRANK·LATEUR
Ingoyghem den 16 Juni, '42
Waarde Heer De Meyer,
Die Baskerville is niet kwaad, maar ik meen dat wij toch best doen ons aan de Ronaldson te houden, die er voornamer uitziet en beter zal doen op dundrukpapier[1] — hij gelijkt ten ander goed op de letter der vorige uitgaaf.[2]
Ik ontmoette gister toevallig een vakman in zake uitgeversrechten die mij stellig verzekerde dat Kollàr — gezien hij over geen andere "rechten" beschikt dan zijn "voorraad", door het feit dat hij dien voorraad blokkeert, dit zooveel beteekent alsof die voorraad niet zou bestaan, wij dus zonder andere afspraken met de nieuwe uitgaaf kunnen beginnen zonder naar de firma Veen om te zien.[3]
Mij goed als Gij het met den heer Kollàr kunt effenspinnen, zonder dat ik er hoef tusschen te komen;[4] ik vermoed echter dat hij hetzelfde spektakel wil herbeginnen gelijk met De Vlaschaard, en er weer iets "naast" tracht te veroveren.[5] Ik zou dus maar niet te gereed zijn met voorgestelde "schadeloosstelling".[6] Enfin: Gij hebt gezien dat hij zijn bezoek aankondigt voor eind dezer maand, dan kan best de kwestie mondeling afgehandeld worden.[7] Ik zou in elk geval niet wachten om de druk in gang te steken.
Mij goed als Gij het met den heer Kollàr kunt effenspinnen, zonder dat ik er hoef tusschen te komen;[4] ik vermoed echter dat hij hetzelfde spektakel wil herbeginnen gelijk met De Vlaschaard, en er weer iets "naast" tracht te veroveren.[5] Ik zou dus maar niet te gereed zijn met voorgestelde "schadeloosstelling".[6] Enfin: Gij hebt gezien dat hij zijn bezoek aankondigt voor eind dezer maand, dan kan best de kwestie mondeling afgehandeld worden.[7] Ik zou in elk geval niet wachten om de druk in gang te steken.
Mag ik met gelegenheid den brief van de firma Veen terug krijgen?[8]
Met genegen groet
(paraaf Stijn Streuvels)
Annotations
[1]
Cf. mededeling van De Meyer in zijn brief van 13 juni 1942.
[2]
Mogelijk werd de Horley, corps 10 (corps 9, geïnterligneerd met 1 punt), gebruikt als lettertype voor de eerste dundruk van Guido Gezelle's Dichtwerken. Briefwisseling uit 1933, Letterenhuis, S 935/B2/Veen
[3]
Wie die vakman inzake uitgeversrechten precies is, is onduidelijk. 'rechten' en 'voorraad': cf. Streuvels' brief van 10 juni 1942.
[4]
Pas in oktober 1942 werd overeengekomen de uitgave twee keer te zetten: cf. De Meyers brief van 10 oktober 1942.
[5]
Streuvels doelt hier op de discussies met de firma Veen over het recht van uitgave van De vlaschaard en meer algemeen van de Lijsternestreeks.
[6]
In zijn brief van 13 juni 1942 stelde Maurits De Meyer voor, de firma Veen te betalen wat zij voor zichzelf als rechten bedingt en aan Streuvels het eigenlijke honorarium uit te betalen.
[7]
De ontmoeting met Kollár vond pas eind juli plaats in de Standaard Boekhandel te Brussel. Op die bijeenkomst werd zowel de kwestie van de Gezelle-uitgave als die van de Lijsternestreeks besproken. Brief van 20.07.1942, Letterenhuis, S 935/B2/Veen
[8]
Dit is de brief die Kollár op 30 mei 1942 naar Streuvels stuurde. Op 10 juni 1942 had Streuvels deze brief ter inzage bij zijn schrijven aan Maurits De Meyer gevoegd.
