FRANK·LATEUR
Den 27ste Maart, '43
Waarde heer De Meyer,
Als ik mij goed herinner hebt Gij verleden keer die zaak met den Verrekeningsdienst in orde gebracht[1] — Het geldt hier de jaarlijksche afrekening met de firma Veen — en ik weet niet goed welke stukken ik hier zou moeten voorleggen.[2]
Gij zult mij wel op de een of andere manier hierin willen behulpzaam zijn — of raad geven?[3]
Met vriendelijken
dank
dank
(handtekening Stijn Streuvels)
mij werkelijk verschuldigd is.[4]
Annotations
[1]
Cf. Streuvels' brief aan De Meyer van 30 september 1942. Aangezien Streuvels op dat moment niet over die nodige stukken beschikte — hij was zelfs nog niet in het bezit van een contract met de firma Veen — had De Meyer die zaak in orde gebracht.
[2]
Elk jaar werd tussen de auteur en zijn uitgever een afrekening gemaakt van het voorbije jaar en dit voor de boeken waarvoor de uitgeverij de auteur een honorarium verschuldigd was. Hier gaat het om een bedrag van ca. 29.000 fr. (1609.57 fl.) Eind februari werd Streuvels door uitgeverij Veen van deze afrekening op de hoogte gebracht. Aan het Nederlands Clearing Instituut of de Verrekeningsdienst moest toen nog eerst de toestemming gevraagd worden dit bedrag van 1609.57 fl. op de postgiro-rekening van het Instituut over te schrijven. Brief van Veen aan Streuvels van 27.02.1943, Letterenhuis, S 935/B2/Veen
[3]
Cf. antwoord van De Meyer op 30 maart 1943.
[4]
Dit antwoord verwerkte De Meyer in zijn brief aan Streuvels van 30 maart 1943.
