FRANK·LATEUR
Ingoyghem den 19den April, '43
Waarde Heer De meyer,
Het verheugt mij zeer te vernemen dat ik een
ex[em]pl[aar] van
Kerstekind met de platen van
Jeanne Hebbelynck kan krijgen, te meer dat er weinig kans bestaat in afzienbaren tijd die uitgaaf nog te zien vernieuwen.
[1]
Gister gaf ik aan
Dina een
ex[em]pl[aar] mede van "
Stille Avonden" in losse vellen,
[2] om het te Gent af te geven.
[3] Het boek ziet er ordentelijk uit, het portret echter is in de reproductie niet te best uitgevallen.
[4] Kan er van den heer
Lannoo niet verkregen worden dat die stofomslagen aan de gebonden
ex[em]pl[aren] eenige centimeter breeder worden? Ik bedoel het deel dat overgeplooid wordt naar den binnenkant. Bij het gebruik valt het omslag er telkens af, en het geeft toch een petieterig uitzicht als het dààr moet onttrokken worden.
Ik ontving de proeven van illustratie voor "
Openlucht" (de nieuwe)
[,] ze zijn al niet veel beter dan de oude! en ik ben er niet enthousiast mee,— ik zal echter geen moeilijkheden meer maken en maar laten begaan;
[5] ik vraag me echter af: waarom moeten die menschen zoo leelijk zijn en waarom kan de teekenaar zich niet laten inspireeren door den tekst van het verhaal? Dat meisje uit "
Jeugd" (flink te beene, staat er in den tekst!) en op de teekening ziet het er een lammelinge uit die door haar beenen valt! en wàt is er voor... jeugd in dat aangezicht?
[6] Illustratie moet toch dienen om de verbeelding van den auteur te veruitwendigen bij den lezer? En dat peerd?! dat het ketserpeerd van den molenaar moet verbeelden, is er een van den paardjesmolen!
[7] Als illustratie voor "
Het Duivelstuig" heb ik nog niets gezien; ik hoop maar en zou verlangen dat de teekening een landschap voorstelt waar Boerke Vandevelde op een hoogen kouter met zijn koetjes aan den ploeg aan 't werken is; met een steenweg in de laagte, langswaar een auto komt aangezwierd.
[8] Ik zie minder kans van slagen in eene teekening waar de koetjes aan de auto zouden gespannen zijn met de heeren te voet er achter.
[9]
De heer Lannoo schrijft me dat Geeraart Baksteen bezig is aan de illustratie voor de vier plaquetten.[10] Dat verrast mij. Hadden wij G[erard] Baksteen niet aangeduid voor den bundel Kerstvertellingen?... Of heb ik het verkeerd op?[11] G[erard] Baksteen vind ik op zijn best als hij mag fantaseeren, en voor die vier plaquetten stel ik me voor dat de teekeningen iets in realistischen aard zouden zijn. Of kan hij het ook in dien aard?
[2]
- 1) MORGENSTOND stel ik mij voor als een zonnige kinderkamer, met twee kinderen (in den aard gelijk Fonteyne het gemaakt heeft).[12]
- 2) GLORIERIJKE LICHT: een zonnig landschap met twee kinderen te slapen in het lommer van een grooten boom, met in de verte een steenweg waarop een blinde stapt.[13]
- 3) SINT-JAN: een landelijk huisje met bloemtuin op het voorplan en een oude waterput voor de deur.[14] (Daarvan kan ik een foto geven[)].
- 4) DE BOOMEN: gelijk in den tekst — twaalf groote boomen (populieren) op een hoogen barm,[15] in perspektief, midden het landschap.[16] Hier zou ik er voornamelijk aan houden dat het wèl populieren zouden zijn en geen canada's of Italianen, hetgeen heel iets anders is in de constructie en bouw van den boom.[17] Ik heb gister nog de streek afgezocht om zware populieren te vinden — er zijn er geene meer, daar ze zoo duur kosten, heeft men ze alle geveld![18] Ik heb er toch foto's van genomen, die in de teekening wat aangedikt kunnen worden. Jules Fonteyne heeft die boomen ook niet begrepen — hij heeft er japansche, slanke zwiepende dingen van gemaakt, als het in tegendeel: stevige stammen moeten zijn die niet begeven voor den wind.[19]
Gister heb ik bezoek gekregen van
prof[essor] Teske, en heb hem voorbereid voor de aanvraag van papier
[20] voor de beide nieuwe uitgaven van
De Vlaschaard. Ik geloof wel dat het er zal doorkunnen.
[21] Hoe stelt Gij U de
gewone uitgaaf voor van dien
Vlaschaard?
Ik heb verleden week een groot aantal foto's ontvangen van de
Terra-film,
[22] waarvan er wel enkele (zonder figuren op het voorplan) zouden kunnen dienen als illustratie, indien dit gewenscht is.
[23] [bijvoorbeeld] van het wieden en het slijten
[24] zijn er heel mooie bij; echter heb ik er geene van den zaaier, maar ik zou er kunnen naar vragen, want die moeten er ook zijn. Dan zouden we iets hebben voor elk der vier hoofdstukken.
[25] Laat eens hooren.
[26]
Intusschen met minzamen groet
(handtekening Stijn Streuvels)
Annotations
[1]
Cf. brief van Maurits De Meyer aan Stijn Streuvels van
17 april 1943.
Pas in 1947 verscheen Het kerstekind met illustraties van Jeanne Hebbelynck opnieuw. In 1941 en 1942 werden ondertussen wel al de zesde en de zevende uitgave van het boek uitgegeven bij de Standaard Boekhandel te Antwerpen, beide met illustraties van Martha Van Coppenolle.
[2]
De exemplaren werden op 15 maart 1943 gedrukt.
[3]
Dina Lateur woonde in Gent en was in die stad ook lerares in Sint-Bavo.
H. Speliers, Dag Streuvels, p. 630-631 Nu en dan werden haar zaken meegegeven die zij in de Standaard Boekhandel te Gent moest afleveren.
[4]
Op de linkerbladzijde van het titelblad bevindt zich een foto van Stijn Streuvels.
[5]
Hoewel er in De Meyers brief van
30 januari 1943 sprake was, Jos Hendrickx voor de illustratie van dit werk aan te spreken, is het uiteindelijk toch Hélène Van Coppenolle geworden. 'Oude illustraties':
de illustraties van Gorus.
[6]
Jeugd is het vijfde onderdeel van
Openlucht (p. 145-162). Reeds op de eerste bladzijde van het boek bevindt zich een beschrijving van het boerenmeisje Lieve, dat op een warme zomermiddag bezig is de gemaaide klaver te binden:
Kort gerokt en flink te beene, haar lichte kloefje los aan de voeten, de tippen uitewaarts,... Deze beschrijving wordt niet goed weergegeven in de voorstelling van het meisje door Hélène Van Coppenolle.
[7]
ketser: een molenaarsknecht die de gebakken producten rondbrengt
Elektronische WNT
Het betreft hier een passage uit Jeugd, waarbij Hector, de zoon van de molenaar, met paard en kar voorbijrijdt en halt houdt bij Lieve om haar bij het binden van de klaver te helpen. Het paard ziet er op de tekening tamelijk opgetooid uit, wat geen realistische weergave is van een echt werkpaard.
[8]
Het duivelstuig is de titel van het vierde deel van
Openlucht (p. 95-144). Het is een anekdotisch verhaal over de koeienboer Van de Velde. Terwijl hij aan het ploegen is, valt een auto, 'een duivelstuig' stil. De inzittenden zouden het op prijs stellen naar een treinhalte gebracht te worden. 's Nachts droomt Van de Velde dat hij door een auto overreden wordt. De bijpassende illustratie stemt precies overeen met Streuvels' wens.
[9]
Streuvels alludeert hier op de passage waarin Van de Velde de heren tegen zijn zin naar het station moet brengen.
[10]
De "vier plaguetten":
Boomen,
Morgenstond,
Sint-Jan,
Het glorierijke licht.
Cf. brief van Joris Lannoo aan Stijn Streuvels van
17 april 1943.
[11]
Op
23 april 1943 schrijft Joris Lannoo aan Streuvels dat Gerard Baksteen aangeduid werd voor de illustratie van de vier plaquetten. Daarbij heeft hij ook nergens gevonden dat Baksteen voor een deel in de
Lijsternestreeks aangeduid werd, dus ook niet voor
Kerstvertellingen. Dit werk is uiteindelijk niet verschenen in de
Lijsternestreeks. Bovendien werden de vier plaquetten niet door Gerard Baksteen, maar door G.C. De Bruyne geïllustreerd.
[12]
De illustratie (aan de linkerkant van de titelpagina) toont een kinderkamer, herkenbaar aan het speelgoed op de grond. Het oudste kind slaapt, terwijl ze een pop in de armen houdt. Het kleinste kind kruipt over het bed.
Jules Fonteyne illustreerde Morgenstond in 1919. Die tekening stelt eveneens een kinderkamer voor, maar het oudste meisje staat nu naast het bed, het kleinste meisje zit bovenop het bed en kijkt de lezer recht aan. Op beide tekeningen is een schommelpaard te zien.
[13]
De illustratie geeft goed weer wat Streuvels zich ervan voorstelde. Enkel de steenweg, die door Streuvels in de verte werd gedacht, bevindt zich tamelijk dichtbij op de tekening. De tekening sluit perfect aan bij de volgende passage:
En zie, die twee kinders hier op den grasbodem onder de kruine in de schaduw van den grooten boom. Ze liggen nevenseen achterover in 't gras, een meiske en een jongen. [...] Midderlerwijl zien ze niet wat er bachten hen, op de hoogte van den grooten steenweg verschijnt. [...] Ginder over den steenweg stapt een enkele man, — heel alleen,— zijn kleeding is kleurloos als de eerde, zijn half doorzakte beenen stuiken met de voeten tegen de steenen, zijn rug is gebogen en zijn kop staat aan den uitgestrekten hals, met de kin vooruitgestoken. In de rechterhand houdt hij een stok waarmede hij de steenen betast waarover hij gaat; bij de linkerhand wordt hij voortgetrokken door een touw waaraan een vaal hondje gespannen is en neerstig voorop stapt. p. 19-24
[14]
De tekening is een voorstelling van een passage op p. 22 van het boek. De Bruyne geeft nauwkeurig het idyllische tuintje weer, net zoals het in het boek van Streuvels beschreven wordt (een wijd veld achter het huis, het 'hoveken' rond het huis, de bomen, een omheining, een steenput,...)
[15]
barm: een heuvel, in het West-Vlaams nu nog in de betekenis van 'sloot'
Elektronische WNT
[16]
De tekst van het boek begint op p. 7:
Twaalf ontzaglijke schaaiaards, reuzen van boomen, in 't gelid op de zoom van den hoogen barm, alleen, te midden 't bloote open veld. De paginagrote illustratie, die zich naast de titelpagina bevindt, stemt met de tekst overeen en is zoals Streuvels het zich allicht voorstelde.
[17]
Streuvels bedoelt hier dat hij zware populieren getekend wil zien, wat in tegenstelling is tot de groeiwijze van Canadese of Italiaanse populieren. Canadapopulieren zijn slanke bomen met een rechte doorgaande stam en een vrij smalle kegelvormige kroon, waarvan de takken regelmatig in kransen staan. Italiaanse populieren zijn slanke, rijzige, zuilvormige bomen met een aflopende top. De bijna rechtopstaande takken vormen een lange, smalle kroon.
Courante bomen, p. 60-67
[18]
Populierenhout is goed te bewerken. Vooral de klompenindustrie in Nederland en de lucifersindustrie zijn grootgebruikers. Verder wordt het hout ook nog gebruikt voor triplex- en meubelplaten, voor tekenborden, speelgoed,... In de schilderkunst werden vroeger zelfs panelen van populierenhout gemaakt.
GWP, deel 19, p. 38
[19]
Jules Fonteyne verzorgde in 1919 de illustratie voor
De boomen van Stijn Streuvels (Amsterdam, Uitgave L.J. Veen).
[20]
Hans Teske stond tijdens de Tweede Wereldoorlog in België in voor de controle op de uitgave van boeken. Voor het drukken van boeken, en daarmee gepaard gaand voor het verkrijgen van papier, was men verplicht bij het Referat Schrifttum van de Propaganda Abteilung een toelatingsnummer aan te vragen. Hans Teske stond in voor het toekennen ervan.
H. Speliers, Als een oude Germaanse eik, p. 472-476
[21]
Het betreft hier de
dertiende /
veertiende (1943) en
vijftiende druk (1944) van De vlaschaard. Cf. brief van Maurits De Meyer aan Stijn Streuvels van
15 maart 1943. Het papier, kunstdrukpapier (of couché) werd hen op 1 juni 1943 toegestaan.
Brieven van Lannoo aan Streuvels, Letterenhuis, L 222/B
[22]
Voor de Duitse verfilming van
De vlaschaard had Streuvels in de zomer van 1941 een contract afgesloten met het Berlijnse filmhuis Terra-Filme. De regisseur Boleslaw Barlog had op dat moment al enkele films gedraaid voor deze Duitse filmmaatschappij. Terra was een van de belangrijkste en meest correcte Duitse filmhuizen. In 1942 werd Terra door UFA (Universum Film Aktiengesellschaft) opgeslorpt en was bij het draaien van
Wenn die Sonne wieder scheint (de Duitse verfilmde versie van
De vlaschaard) duidelijk afhankelijk van het naziconcern UFA.
H. Speliers, Als een oude Germaanse eik, p. 451-455
[23]
Zowel voor de
verzorgde (dertiende druk) als voor de
volksuitgave (veertiende druk) van
De vlaschaard werden ter illustratie foto's uit de film opgenomen. In de dertiende druk werden 20 pagina's met gereproduceerde foto's uit de film
De vlaschaard op kunstdrukpapier tussen twee bladzijden ingevoegd. De personages uit de film bevinden zich wel heel duidelijk op de voorgrond, sommige foto's zijn zelfs close-ups (o.a. van boer Vermeulen en van Schellebelle). De veertiende druk is een volksuitgave die 14 afbeeldingen uit de film bevat, ingeschoven tussen de tekst.
[24]
slijten: het uittrekken van het vlas bij de oogst
Van Dale, J-R, p. 2771
[25]
Het eerste hoofdstuk (van de
veertiende druk), "De zaaihede", telt drie beelden uit de film. Zowel in het tweede hoofdstuk, "De wiedsters" als in "Bloei" werden drie foto's ingevoegd. En het laatste kapittel "Slijting" bevat vier afbeeldingen uit de film.
[26]
Cf. hiervoor de brief van Maurits De Meyer aan Stijn Streuvels van
17 mei 1943.