Lootens, Jozef (° Oostrozebeke, 1882-04-08 - ✝ Oostrozebeke, 1955-03-16)
Beroep?
Jozef Lootens volgde humaniorastudies aan het Sint-Amandscollege te Kortrijk, onder anderen bij Robrecht De Smet en Caesar Gezelle. Onder invloed van deze laatste werd Lootens in het schooljaar 1900-1901 preses van de Société littéraire. In zijn openingstoespraak, Over ons West-Vlaamsch, versterkte hij de particularistische neiging van Gezelle als het ware nog. Na zijn humaniora vestigde hij zich in zijn geboortedorp om in de zaken te gaan. Van huis uit gewoon aan een verfijnde culturele sfeer - Jan Craeynest, Ernest Brengier, later Cyriel Verschaeve, De Smet en vele andere Vlaamse prominenten kwamen daar aan huis - bleef hij stelselmatig bouwen aan een geestelijke kring om zich heen. In 1902 nam hij deel aan de Groeninge-feesten in Kortrijk en ontving hij de Zuid-Afrikaanse delegatie van het Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres dat toen in Kortrijk plaatsvond. Van 1908-1909 af dateerde zijn vriendschap met Verschaeve, die veertig jaar zou duren. Lootens, die een libretto op Gudrun van Albrecht Rodenbach had geschreven, waarbij de componist Brengier later de muziek maakte, heeft het streven van Verschaeve gedurende diens hele leven volop gesteund. Die verbondenheid zou steeds dieper en intenser worden. In 1911 en 1923 bemiddelde Lootens in het bisdom Brugge voor een eventuele benoeming van de kapelaan. De Verbiest-feesten van 1913 in Pittem droegen ook al zijn stempel. Na de Eerste Wereldoorlog liet Lootens zich bepraten, onder meer door Verschaeve, om zich in 1921 in het arrondissement Tielt ná Joris Van Severen op de lijst van de Frontpartij te laten plaatsen. Het werd voor de zachtmoedige man een mislukking, al bleef hij aan de Vlaams-nationale lijstvorming tot in 1932 zijn steun verlenen. In de jaren 1930 zorgde hij royaal voor de financiering van uitgeverij De Zeemeeuw te Brugge (met Martha Van de Walle en zijn zuster Maria Lootens), die onder meer van 1934 af het Verzameld Werk van Verschaeve uitgaf. Lootens was tevens de inspirator van de reeks Dietsche Gestalten, die Verschaeve in 1933-1935 schreef voor het tijdschrift Dietbrand. Hij bouwde een studio in zijn tuin Musis Sacrum (de Visscherie), waar de kapelaan van Alveringem op bezoek kwam en de afgietsels van zijn beeldhouwwerk stonden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen in 1943 de positie van Verschaeve zowel vervreemd als fel aangevochten was, bleef Lootens een trouwe vriend. In de bevrijdingsdagen van 1944 werd zijn huis aangevallen. Een groot gedeelte van zijn omvangrijk archief en uitgebreide bibliotheek kon echter worden gered. Na zijn dood in 1955 nam Maria Lootens het beheer over en zorgde er in de jaren 1960 voor dat deze belangrijke documenten ondergebracht werden in het Jozef Lootensfonds.