Brugge, 25 Juli, 1949.
Postbus, 39.
Den
Weled[elen] Heer
F[rank] LATEUR,
'Lijsternest'
INGOOIGEM.
Zeer geachte Heer Lateur,
Ik dank U voor uw brief van 22 dezer.
[1] Uw bezwaren versta ik heel goed en ik vind ook dat Ge recht hebt tot rentenieren.
Die 45.000 woorden zijn natuurlijk ook een doorn in uw oog. Doch dat moet U toch niet te zeer afschrikken.
[2] Als U me wilt laten weten welke kortverhalen volgens U in de Afrikaanse bundel zouden kunnen opgenomen worden, dan ben ik gaarne bereid de afdeling UITGEVERIJ hiervoor op mij te nemen.
[3] Nu wij de kans hebben de jonge Afrikaners Vlaanderen op zijn best te leren kennen, mogen wij die kans niet afslaan.
Bezorgt U mij dus
a[lstublieft] de lijst der op te nemen stukken: er mogen ook 145.000 woorden zijn... wij zullen ze wel tellen!!
Daarna zal ik me dan met
ZONNEWENDE in verbinding stellen voor de 'technische' gegevens. U hebt me in uw brief naar Zuid-Afrika uw principieel akkoord gegeven
[4] en U zult het dus goed vinden dat ik de onderhandelingen met
ZONNEWENDE op deze basis open.
U weet dat er in Afrika dus een redactie comité samengesteld is voor de keuze der stukken. Mits deze keuze geschiedt in de door U aangeduide verhalen en zonder wijziging van den tekst, kan ik dan zonder verdere plichtplegingen toeslaan? Als het zoo kan, dan hoef ik U verder met deze kwestie niet meer lastig te vallen.
[5]
Er komt in dit boek ook een WOORDELIJS en een biografische nota met portret. Als U dus een portret bezit dat U me voor dit doel wilt afstaan, zal ik U dankbaar zijn.
Met beste wenschen voor Uzelf en uw werk en uw gezin, en vriendelijke groeten ook aan Mevrouw Lateur,
(handtekening Martha Van de Walle)
Annotations
[1]
De brief van Streuvels aan Zeemeeuw van 22 juli 1949 vonden we niet terug in de geraadpleegde archieven.
[2]
Reeds op
14 augustus 1948 schreef Martha Van de Walle Streuvels een brief met het voorstel voor een
Bloemlezing, of liever een verzameling Kortverhalen, behelzende ongeveer 45.000 woorden, bedoeld voor het middelbaar onderwijs in Zuid-Afrika.
[3]
Op
27 juli 1949 bezorgt Streuvels Martha Van de Walle een lijst van kortverhalen die konden in aanmerking komen voor de vermelde bloemlezing.
[5]
Cf. schriftelijke reactie van Stijn Streuvels op
27 juli 1949. Deze zaak zou nog aanslepen tot 1950, doordat er onenigheid ontstond over het al dan niet publiceren in de nieuwe spelling. Op
28 februari 1950 meldt Martha Van de Walle dat ze een brief ontvangen heeft van de Afrikaanse uitgeverij, die zou instaan voor het publiceren van de bloemlezing. In die brief stond:
Die saak in verband met 'n bloemlesing uit die verhale van Styn Streuvels moet ek dadelik meld dat ons met die wegspringslag teen 'n deurslaggewende faktor bots: Dit is eenvoudig ondenkbaar dat Suid-Afrikaanse skole gebruik sal maak van die werk tensy die spelling gemoderniseer is. Hierdie saak het ek deeglik met die verskillende Departemente van Onderwys bespreek, en is jammer dat hulle standpunt beslis en finaal is.