<>

1915-09-07 (1 bericht)

> | Dinsdag 7 sept.
Toen ik gisteren voor schemeravond langs den oever der Coupure terugkeerde, was de brug aan de Lindelei gedraaid: drie schepen moesten 't een na 't ander voorbij. Aan elk dezer lagen trekkers aan lange koorden, diep naar den grond gebogen, in zwaren arbeid zwoegend.
In de wachtende menschengroep was een vrouw bezig — met de mededeelzaamheid aan de volksklas eigen — bericht te geven over een brief van haar zoon. Hij luidde aldus: "Een gedacht daarvan geven, van een slachtveld, moeder, neen, dat kan ik niet, dat moet ge zien en hooren: een afgeschoten kop, bloed, armen, beenen langs hier, langs daar, gapende wonden met zand en aarde daarin, noodgekerm "help mij, help mij!" en boven dat allemaal het kraken van de granaten, het zoeven en het sissen van Kanonballen. Dan de schrikverwekkende ambulancen met koorts en rustelooze nachten, en alles om heel uw leven kreupel te blijven. O moeder," schrijft hij, "het beste wat een soldaat kan overkomen, is van te sneuvelen in den eersten slag."
"Hoe oud is hij?" vroeg degene aan wien, dat werd medegedeeld.
"Hij zal toekomende tweeden Kerstdag twee en twintig zijn." Nog geen twee en twintig jaar en wenschen naar den dood! Wat heeft het leven thans lasten aan!
De zon ging onder. De hemel was rood, en geel en purper gehamerd als de glorie-eerewacht van haar gevolg. De luchtgesteldheid was mild, geen windje blies, alles ademde vrede en trachtte... helaas trachtte! het hart te stemmen tot vertrouwen in 't geluk.
Gisteren bracht een neef twee photos mede van zijn zoon krijgsgevangene in Goettingen, allebei in soldatenpak: sterk, fier, dapper, stond hij daar op de eerste, het geweer op den schouder, stout de gevaren der toekomst afwachtend, de oogen vol vuur, de wangen rond, zooals hij nog was, toen ik hem — licht gekwetst — hier in de ambulance van 't Klooster van Doorezeele zag. En nu? Recht, even flink, maar anders, onkennelijk schier, mager, tien jaar verouderd.
"Ge ziet, dat hij den levenskommer heeft doorgestaan," zei een medekijker. Hoe mannelijk aldus. Een brief van hem wordt voorgelezen: hulp mag kosteloos gezonden worden aan de krijgsgevangenen 500 grammen daags, ook een kantien. Deze behelst vijf kilog. en kost 5 frank.
Vele personen hebben zich verbonden om er eene of meer maandelijks aan de rampzaligen te doen toekomen, maatschappijen, kaartenclubs, dames- en jongemeisjes kransen, moeders, die het doen in naam hunner kinderen of het deze heeten doen om ze op die wijze tot deelgenoot in de menschenhulp te maken.
Alle twee dagen zendt mijn neef aan zijn zoon een pak. In 't begin waren het lekkernijen... hij schreef onlangs: "Zend mij liever hetgeen 's morgens thuis op een steekkar wordt gebracht." Brood!
Dorst hij het woord, dat hier zooveel ontbering aanduidde — het hoogstnoodige — niet aanduiden op een briefkaart uit vrees voor de cencuur? Thans krijgt hij brood, tusschen in ook spek. De vader heeft zelf amper brood genoeg voor zijn gezin, maar vrienden, die kaarten te over hebben helpen, waarmede hij brood koopen kan, wat ook niet altijd zonder moeite gelukt, daar de winkelier het verborgen houdt ter gerieve van nog andere, in 't zelfde geval zijnde klanten.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]
logo CTB