[3]
Eind 1936 kwam Spemann voor het eerst in contact met
Levensbloesem waaraan Streuvels al sinds 1934 bezig was en dat in 1937 door de Amsterdamse uitgeverij L.J. Veen werd gepubliceerd. Op
18 december 1936 bedankte Spemann Streuvels voor het toezenden van enkele fragmenten uit
Levensbloesem en drukte tegelijk zijn hoop uit genoeg kennis van het 'Vlaams' te bezitten om Streuvels' tekst te begrijpen. Anna Valeton verklaarde zich bereid de vertaling te verzorgen en zou, zo kondigde Spemann op
23 december 1937 aan, Streuvels nog een bezoek brengen om enkele vertaalmoeilijkheden en mogelijke inkortingen te bespreken. Bij diezelfde brief, waaruit het voornemen blijkt om de tekst in te korten, stak Spemann nog een contract, waarmee Streuvels het alleenrecht afstond aan de Stuttgarter uitgeverij om
Levensbloesem in het Duits te vertalen.
Spemann, die uiteindelijk moest toegeven dat hij er niet in geslaagd was het werk in het Nederlands te lezen, maar enkel de Duitse vertaling van Valeton, feliciteerde Streuvels op
7 december 1938 en prees
Levensbloesem als een belangrijk werk dat zeer geschikt was voor een Duitse vertaling. Wel vond hij Valetons vertaling zelf vaak wat onbeholpen en weinig aangenaam om te lezen en hij stelde Streuvels voor het manuscript volledig te herwerken. Voor de volledige bewerking van de Duitse vertaling moest een door Streuvels ingekort Vlaams exemplaar dienst doen.
Drie weken later, op
29 december 1938, liet Streuvels weten dat hij van mening was dat het boek kon en moest omgewerkt worden, maar, merkte hij terecht op dat dit enige tijd zou vergen. Het door Streuvels herwerkte en fel ingekorte originele exemplaar van de eerste Nederlandstalige druk uit 1937 zou Spemann in maart 1939 in handen krijgen. Eén opmerking moest de uitgever dan nog van het hart, zoals we in zijn brief van
3 januari 1939 kunnen lezen. De lezer zou namelijk naar zijn mening in het begin moeilijkheden ondervinden om
den Gang der Erzählung te begrijpen en hij stelt voor door één of twee zinnen de lezer in te lichten. Het antwoord op de vraag of Streuvels zijn tekst in die zin herwerkte, is niet terug te vinden in de brieven. Spemanns opmerking was zelfs het laatste wat in die periode over de uitgave van de Duitse vertaling van
Levensbloesem op papier werd gezet.
Wat volgde - en daarvan vonden we wel sporen terug in de correspondentie - was een persoonlijk onderhoud tussen Streuvels en Spemann, waarin de publicatie van de Duitse vertaling van Levensbloesem door laatstgenoemde van de hand werd gewezen omdat Charakter der Personen im Verlauf der Handlung, nicht stimmten mit der Politischen Tendenz der Deutschen Zensur, d.i. de Blut-und-Boden-literatuur (cf. Streuvels' verwijzing naar dit onderhoud in zijn brief aan van Hans Müller van 15 december 1946).
De vertaling van Anna Valeton zou aan de kant worden geschoven en negen jaar later door haar advocaat opgeëist worden. Pas zes jaar na het persoonlijke onderhoud waarin Valetons vertaling door Spemann van de hand werd gewezen, rook Streuvels zijn kans om
Levensbloesem toch nog aan het Duitstalige taalgebied aan te bieden. Op 4 december 1945 had Heinz Kövari, vertaler en bemiddelaar van de Weense uitgeverij Wiener Volksbuchverlag, zich achter zijn typmachine gezet om Streuvels het voorstel over te maken voor de Duitse vertaling van één van Streuvels' werken, waarvan de rechten nog vrij waren. Streuvels zag er geen graten in de uitgave van de Duitse vertaling van
Levensbloesem aan Wiener Volksbuchverlag over te laten. Hij zou immers tot
28 januari 1946, de dag waarop voor het eerst sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog opnieuw een brief vanuit Stuttgart naar Ingooigem vertrok, geen nieuws van zijn uitgevers uit Duitsland ontvangen en hij zou tot dan ook niet weten of er nog één in leven was en al evenmin of er aan verder uitgeven of exploiteren van zijn Duitse vertalingen kon of zou voortgedaan worden. Uit beleefdheid bracht Streuvels Engelhorn Verlag, die in 1937 immers het alleenrecht op de Duitse vertaling van
Levensbloesem had verworven, op de hoogte van de geplande uitgave. Op
6 april 1947, antwoordde Adolf Spemann gunstig op Streuvels' voorstel. Streuvels drong er vervolgens bij Wiener Volksbuchverlag op aan dat Engelhorn het werk in Duitsland mocht exploiteren en de onderhandelingen tussen beide uitgeverijen voor de 'Lizenz'-overname in Duitsland kwamen geleidelijk op gang. Op 9 september 1947 werden definitieve afspraken gemaakt wat uitmondde in de ondertekening van een onderlinge overeenkomst.
[4]
Op 4 december 1945 had Heinz Kövari, vertaler en bemiddelaar van de Weense uitgeverij Wiener Volksbuchverlag, zich achter zijn typmachine gezet om Streuvels het voorstel over te maken voor de Duitse vertaling van één van Streuvels' werken, waarvan de rechten nog vrij waren. Hij typte in zijn Nederlands, dat - toegegeven -
niet het beste was:
De oorlog, de zware bommenbeschadigingen, die vele van de oude Duitse uitgevers-hoofdplaatsen moesten lijden, in de op de oorlog in het algemeen gevolgde verschijnselen hebben het noodzakelijk gemaakt, de Duitse uitgeverij op heelemaal nieuwe grondlagen te stellen. Een van de plannen tot weeropbouw van het Duitse boekhandels- en uitgeversbedrijf beoogt de oprichting van nieuwe middelpunten der uitgeverij, en het is de wens van beslissende kringen, dat de stad Wenen in dit opzicht in de toekomst een nog grooter[e] rol zal moeten toekomen dan tot dusver. (...) Een van de nieuwe stichtingen, die gemeenschappelijk met de weder opgerichte onafhankelijke lezersvereeniging "Büchergilde Gutenberg Wien" en onder het patronaat van officieuse kringen de taak op zich heeft genomen, niet enkel de Oostenrijkse maar de lezers van het heele Duitse taalgebied met de beste levende schrijvers en de beste werken van de moderne wereldliteratuur bekend te maken, is de WIENER VOLKSBUCHVERLAG. Deze uitgeverij heeft mij last gegeven, sommige Vlaamse en Hollandse schrijvers - er onder ook U, zeer geachte Heer Lateur - tot medewerking beleefd uit[ ]te[ ]noodigen. Ik weet natuurlijk wel, dat U al lang met Uwe Duitse uitgevers en vertalers Uwe contracten heeft gesloten, en ik wens heelemaal niet mij tussen U en Uwe Duitse vrienden te stellen. Zou echter de oorlog en zijn gevolgen in deze verhoudingen een wijziging hebben gebracht, of heeft U door toeval het een of ander van Uwe werken nog vrij, zouden wij het zeer op prijs stellen, als U de Duitse vertaling voor de Wiener Volksbuchverlag en de Büchergilde Gutenberg, Wien, aan mij wilde toevertrouwen. Dat erbij alle Uwe belangen in literair en ook financieel opzicht in de beste handen zouden zijn, kan ik U verzekeren.