<Resultaat 112 van 2074

>

p1
Revnd G. Gezelle
p2The Lodge[1] Brook Green

My dear Father and Friend

The time is now come for me to write to my beloved Edmund so I shall take the opportunity and enclose you a few lines. I was so delighted to receive your dear letter, I need no apologys, for your silence, I felt quite sure you would have written to me long since, only that your time was so taken up with your various duties - Oh! Father though I have never seen you, I could not look upon you as a stranger, what a true Father you have ever been to my precious Child. I am drawn to you by a link of deep and lasting gratitude how grace has worked in my Edmund since you met him for the first time at Ostend[2] Oh! the ways of Almighty God are most wonderful, never did I think the Church would be his state of life, my Father if it were possible to weary God by prayer how often I should have done so by my continued prayer for my Child, and now what do I desirep3only to see the day when my Edmund will say his first Mass, and give me the Holy Communion, and then all my desires will be realized in all things may the will of Almighty God be done —

My Edmund is becoming a help to me in my troubles, they have been severe, the last trial I have felt deeply, on his account, money to me is nothing but when I know it would benefit my Child Oh! it is everything, my Pride has suffered much in this last matter, so you see dear Father, I could not be made in the least Humble without suffering and causeing[3] my Child to suffer, and now my constant cry is Give me Humility dear Jesus Give me Humility, You pray that I may become humble. Remember me particularly on Monday the 1st of July when you say Mass Edmund will tell you why, I can say I never go to Holy Communion that I do not pray for you in my thanksgiving. I have read Father Fabers presentation of Jesusp4in the Temple in the Foot of the Cross[4] Oh! my Father I will do my best to resemble my sweet Mother[5] and offer my precious son to God and Holy Church for ever, Take him my God you gave him to me, & to you I return him —

A few more words and I must finish this, I am glad your College is getting into shape I am sure our dear Lord & His sweet Mother will safely carry you through all difficulties I am so delighted you remain at one time I was in fear I hope you will see my Edmund finish —

Mr & Mrs Pagliano desire to be kindly remembered to you, poor Mr Pagliano has felt deeply the sudden death of two nephews by the upsetting of a boat at Sudbury loch[6] Edmund will give you the the particulars --

Often bless & pray for me my dear Father, I do accept your best wishes & blessing &c — and believe me to remain your grateful affectionate & sincere Child in Jesus Christ —
Fanny George

Noten

[1] Het huis van haar zus Agnes Mary Christophers en haar schoonbroer Charles Joseph Pagliano in Brook Green, Hammersmith, Londen.
[2] Toen Edmund toekwam met de boot.
[3] Sic: causing.
[4] Het werk vormde een deel van een reeks werken over het lijden van de Heer, maar werd nooit afgewerkt. (A. Deprez; e.a., De Briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. Gent: Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III, p.108).
[5] Onze-Lieve-Vrouw (aan de voet van het Kruis).
[6] Gaat over de vaart op de river Stour in Sudbury.

Register

Correspondenten

NaamChristophers, Francesca Ursula; George, Fanny; Sister Mary Girtrude
Datums° Saint-Pancras, Londen, 1816 - ✝ Elham, 01/1889
GeslachtVrouwelijk
Beroepnaaister
VerblijfplaatsEngeland
BioFanny George, in werkelijkheid Francesca Ursula Christophers, werd geboren als dochter van John Christophers en Mary Elizabeth Crowch. Haar ouders John Christophers en Mary Crowch trouwden op 24 oktober 1811 in Saint-Pancras Old Church te Londen. Fanny George werd gevormd door de bisschop van het Londense district Dr. James Yorke Bramston (een benedictijn) op 25/11/1832. Ze huwde te Southampton op 29/04/1840 met de chirurgijn John Hicks (°21/02/1790) in de Saint-Josephs Chapel, Bugle Street, Southampton. Ze was Johns tweede vrouw en het koppel kreeg samen één zoon: de bekende Edmund Benedict Hicks, gedoopt op 11/01/1842 in Brockhampton, Hampshire. John stierf kort daarop in 1844. Fanny George overleefde ook haar zoon Edmund, die overleed in Frankrijk in 1869. Op 05/02/1848 kwam haar vader haar intrede in het noviciaat van de benedictinessen te Hammersmith regelen. Ze was toen 30 jaar en haar zesjarig zoontje zou bij zijn grootvader verblijven. Op 09/03/1848 trad ze in, maar binnen de maand moest ze wegens haar zwakke gezondheid het klooster verlaten. Ze ging toen bij haar zuster Agnes inwonen in The Lodge, Brook Green, Londen. Ze trad in 1861 toe tot de lekenorde van de Sisters of Penance of Saint Dominic als 'Sister Girtrude' en werd er tertiaris, een lid van de Derde Orde van de Dominicanessen. Ze was arm en verrichte borduurwerk (van o.m. onderrokken) om in haar onderhoud en dat van haar zoon te voorzien. Toen haar zus na de dood van haar man in 1863 naar Brighton verhuisde om te hertrouwen verliet ze op 17 juli 1863 The Lodge. Ze verbleef vanaf 18 juli 1863 even bij haar zus te Brighton waar ze zwaar ziek werd door ontstekingen aan vinger en been, waardoor ze met een kruk moest lopen. In september 1863 woonde ze bij haar stiefdochter Augusta Hicks te Portsea, Hanover Street, 61. Augusta was protestants van geloof, waardoor Fanny niet lang bij haar wilde verblijven. Toen het huwelijk van haar zus niet doorging kwam Fanny in januari 1864 terug naar Brighton. In maart-april 1864 ging ze er bij haar zus wonen in de nieuwe woonst, 39 Montpellier Road. Ze stierf in Elham, Kent in januari 1889.
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamChristophers, Francesca Ursula; George, Fanny; Sister Mary Girtrude
Datums° Saint-Pancras, Londen, 1816 - ✝ Elham, 01/1889
GeslachtVrouwelijk
Beroepnaaister
VerblijfplaatsEngeland
BioFanny George, in werkelijkheid Francesca Ursula Christophers, werd geboren als dochter van John Christophers en Mary Elizabeth Crowch. Haar ouders John Christophers en Mary Crowch trouwden op 24 oktober 1811 in Saint-Pancras Old Church te Londen. Fanny George werd gevormd door de bisschop van het Londense district Dr. James Yorke Bramston (een benedictijn) op 25/11/1832. Ze huwde te Southampton op 29/04/1840 met de chirurgijn John Hicks (°21/02/1790) in de Saint-Josephs Chapel, Bugle Street, Southampton. Ze was Johns tweede vrouw en het koppel kreeg samen één zoon: de bekende Edmund Benedict Hicks, gedoopt op 11/01/1842 in Brockhampton, Hampshire. John stierf kort daarop in 1844. Fanny George overleefde ook haar zoon Edmund, die overleed in Frankrijk in 1869. Op 05/02/1848 kwam haar vader haar intrede in het noviciaat van de benedictinessen te Hammersmith regelen. Ze was toen 30 jaar en haar zesjarig zoontje zou bij zijn grootvader verblijven. Op 09/03/1848 trad ze in, maar binnen de maand moest ze wegens haar zwakke gezondheid het klooster verlaten. Ze ging toen bij haar zuster Agnes inwonen in The Lodge, Brook Green, Londen. Ze trad in 1861 toe tot de lekenorde van de Sisters of Penance of Saint Dominic als 'Sister Girtrude' en werd er tertiaris, een lid van de Derde Orde van de Dominicanessen. Ze was arm en verrichte borduurwerk (van o.m. onderrokken) om in haar onderhoud en dat van haar zoon te voorzien. Toen haar zus na de dood van haar man in 1863 naar Brighton verhuisde om te hertrouwen verliet ze op 17 juli 1863 The Lodge. Ze verbleef vanaf 18 juli 1863 even bij haar zus te Brighton waar ze zwaar ziek werd door ontstekingen aan vinger en been, waardoor ze met een kruk moest lopen. In september 1863 woonde ze bij haar stiefdochter Augusta Hicks te Portsea, Hanover Street, 61. Augusta was protestants van geloof, waardoor Fanny niet lang bij haar wilde verblijven. Toen het huwelijk van haar zus niet doorging kwam Fanny in januari 1864 terug naar Brighton. In maart-april 1864 ging ze er bij haar zus wonen in de nieuwe woonst, 39 Montpellier Road. Ze stierf in Elham, Kent in januari 1889.
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamLonden

Naam - persoon

NaamChristophers, Agnes Mary
Datums° Saint-Pancras, Londen, 1822 - ✝ 14/12/1899
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioAgnes Christophers was de zus van Francesca Ursula Christophers (Fanny George). Op 15 november 1848 huwde ze met Charles Joseph Pagliano in de Saint-Josephs Chapel, Bugle Street, Southampton, Hampshire. Tijdens de volkstelling van 1851 woonde het gezin Pagliano-Christophers in The Lodge, Brook Green, Hammersmith, Londen. In het huis verbleven op dat moment ook Caroline Hicks, 20 jaar, geboren in 1830 in Emsworth, ongetrouwde gouvernante en dochter van John Hicks en zijn eerste vrouw Mary Ann Walker, en Constance Christophers, 5 jaar, geboren in 1846, Marylebone, Middlesex, vermoedelijk een dochter van John Crowch Christophers en Laura Cuerton. Het gezin was welstellend, met meiden en knechten. In 1861 woonde het gezin nog altijd op dit adres. Zus Fanny verbleef er in 1861 ook. Op 17 augustus 1861 overleed Charles Pagliano. Daarna verhuisde Agnes in 1863 naar Brighton. Ze was van plan daar opnieuw te huwen en zich in Ierland te vestigen, maar dit ging niet door. Ze betrok in maart-april 1864 een nieuwe woonst, 39 Montpellier Road te Brighton. Zus Fanny trok bij haar in. Agnes was met de volkstelling van 1871 49 jaar oud. Ze woonde toen in het subdistrict van Saint-Mary Paddington, Londen.
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamChristophers, Francesca Ursula; George, Fanny; Sister Mary Girtrude
Datums° Saint-Pancras, Londen, 1816 - ✝ Elham, 01/1889
GeslachtVrouwelijk
Beroepnaaister
VerblijfplaatsEngeland
BioFanny George, in werkelijkheid Francesca Ursula Christophers, werd geboren als dochter van John Christophers en Mary Elizabeth Crowch. Haar ouders John Christophers en Mary Crowch trouwden op 24 oktober 1811 in Saint-Pancras Old Church te Londen. Fanny George werd gevormd door de bisschop van het Londense district Dr. James Yorke Bramston (een benedictijn) op 25/11/1832. Ze huwde te Southampton op 29/04/1840 met de chirurgijn John Hicks (°21/02/1790) in de Saint-Josephs Chapel, Bugle Street, Southampton. Ze was Johns tweede vrouw en het koppel kreeg samen één zoon: de bekende Edmund Benedict Hicks, gedoopt op 11/01/1842 in Brockhampton, Hampshire. John stierf kort daarop in 1844. Fanny George overleefde ook haar zoon Edmund, die overleed in Frankrijk in 1869. Op 05/02/1848 kwam haar vader haar intrede in het noviciaat van de benedictinessen te Hammersmith regelen. Ze was toen 30 jaar en haar zesjarig zoontje zou bij zijn grootvader verblijven. Op 09/03/1848 trad ze in, maar binnen de maand moest ze wegens haar zwakke gezondheid het klooster verlaten. Ze ging toen bij haar zuster Agnes inwonen in The Lodge, Brook Green, Londen. Ze trad in 1861 toe tot de lekenorde van de Sisters of Penance of Saint Dominic als 'Sister Girtrude' en werd er tertiaris, een lid van de Derde Orde van de Dominicanessen. Ze was arm en verrichte borduurwerk (van o.m. onderrokken) om in haar onderhoud en dat van haar zoon te voorzien. Toen haar zus na de dood van haar man in 1863 naar Brighton verhuisde om te hertrouwen verliet ze op 17 juli 1863 The Lodge. Ze verbleef vanaf 18 juli 1863 even bij haar zus te Brighton waar ze zwaar ziek werd door ontstekingen aan vinger en been, waardoor ze met een kruk moest lopen. In september 1863 woonde ze bij haar stiefdochter Augusta Hicks te Portsea, Hanover Street, 61. Augusta was protestants van geloof, waardoor Fanny niet lang bij haar wilde verblijven. Toen het huwelijk van haar zus niet doorging kwam Fanny in januari 1864 terug naar Brighton. In maart-april 1864 ging ze er bij haar zus wonen in de nieuwe woonst, 39 Montpellier Road. Ze stierf in Elham, Kent in januari 1889.
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamFaber, Frederick William
Datums° Caverley, 28/06/1814 - ✝ Londen, 26/09/1863
GeslachtMannelijk
Beroeprector; theoloog
VerblijfplaatsEngeland
BioFrederick William Faber werd geboren in Calverley, Yorkshire op 28 juni 1814 uit een Hugenootse familie met Calvinistische geloofsovertuiging. Na zijn middelbare studies ging hij in 1832 naar het Ballioll College van de universiteit van Oxford en twee jaar later naar het University College waar hij afstudeerde. Hij kwam er in contact met het anglo-katholicisme en de Oxford-beweging en werd een enthousiast volgeling van John Henry Newman. In 1839 werd hij gewijd in de Church of England en even later rector in een kerk in Elton. In 1845 tenslotte voegde hij zich, samen met een groep getrouwen, bij de Rooms-katholieke kerk en vestigde zich in Birmingham. Zoals Newman voelde hij zich aangetrokken tot het Oratorium van St. Philip Neri en verhuisde naar Bromton, Londen om er een eigen Oratorium te leiden. Ondanks zijn zwakke gezondheid bleef hij veel prediken en publiceerde hij talrijke hymnen en theologische werken, o.m. over de Maria-devotie. Hij overleed er op 26 november 1863.
Links[wikipedia]
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamHicks, Edmond Benedict Edward; Teddy
Datums° Emsworth, 27/12/1841 - ✝ Nantes, 05/02/1869
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; kapelaan
VerblijfplaatsEngeland
BioEdmond Hicks werd gedoopt op 11/01/1842 in de St. Joseph's Church te Havant. Hij was de zoon van dokter John Hicks (° 21/02/1790, Langton) die in 1840 tot de katholieke Kerk terugkeerde toen hij op 29/04/1840 huwde met Francesca Ursula Christophers, alias Fanny George (° rond 1819, Southampton). Kort na het huwelijk overleed John Hicks. Edmund was de beschermeling van de Pagliano's uit Rouen. Hij kwam in het schooljaar 1854- 1855 aan in het Sint-Michielsinstituut. Gedurende het schooljaar 1855-1856 (vierde klas) kreeg hij van Gezelle bijzonder onderricht zodat hij op één jaar de leerstof van het lager middelbaar voldoende onder de knie had om in oktober 1856 de derde Latijnse aan te kunnen. In mei 1857 moet hij lid en leider geworden zijn van de Engelse Confraternity, waarvan hij de statuten schreef. Hij volgde de derde klas (1856-1857), de poësis (1857-1858) en de retorica (1858-1859) en begon zijn eerste jaar filosofie te Roeselare (1859-1860) waar hij samen met Deneve in 'La Petite Association du Très Saint Sacrément' de regeling van de aanbidding op zich nam. In 1860 werd hij leerling aan het Engels Seminarie te Brugge en ontving er de tonsuur op 21/12/1861 en de lagere orden op 09/07/1862. In november 1862 ging hij aan het Engels college te Rome studeren, waar hij stilaan vervreemdde van Gezelle. Op 05/03/1865 werd hij tot priester gewijd en werd hij kapelaan van St. Patrick's in Londen. Toen hij ziek werd, werd hij vervangen door de latere kanunnik Vere.
Relatie tot Gezelleoud-leerling kleinseminarie Roeselare; lid van Gezelles confraternity; correspondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamPagliano, Charles Joseph
Datums° Positano, 1798 - ✝ Londen, 12/08/1861
GeslachtMannelijk
Beroephuiseigenaar; zakenman; aandeelhouder
VerblijfplaatsItalië; Engeland
BioCharles Joseph Pagliano werd in 1798 geboren in Positano (Italië), een dorp aan de Amalfikust, bezuiden Napels. Hij was de zoon van Jean Baptiste Pagliano. Hij week uit naar Londen en huwde er op 26 juli 1830 een eerste keer met Mary Famenias Floris (Londen, 1 november 1809 - 18 april 1846) in St. James, Westminster, Londen. Zij was de dochter van Juan Matgi Famenias Sabater Floris (1756-1836), een Spanjaard uit Minorca, en Elizabeth Hodgkiss. Mary was een zeer goede partij want de firma Floris ontwierp en vervaardigde in Londen parfums. Het echtpaar was een vermaard, steenrijk, katholiek koppel. Ze waren de eigenaars van het befaamde Sablinière Hotel, Leicester Square, Londen waar heel wat Italiaanse expats over de vloer kwamen. In het hotel werd in januari 1844 de St. Vincent de Paul Society opgericht. De eerste voorzitter werd Charles Joseph Pagliano. Pagliano was een filantroop die heel wat katholieke initiatieven financieel steunde. Zo was hij een tijdlang actief als secretaris van de 'Aged Poor Society' en van het 'Alms House Fund'. Op 18 april 1846 overleed Mary Famenias Floris op 36-jarige leeftijd waarna Charles Joseph Pagliano op 15 november 1848 hertrouwde met Agnes Mary Christophers, de zus van Fanny George, in de St. Joseph's Chapel, Bugle Street, Southampton, Hampshire. Zo werd hij de schoonbroer van Fanny George en de oom van Edmund Hicks. Tijdens de volkstelling van 1851 woonde het gezin Pagliano-Christophers in The Lodge, Brook Green, Hammersmith, Londen. In 1851 schonk Charles Joseph Pagliano 3200 pond voor de bouw van een House of Mercy palend aan het St. Edward's Convent van de Sisters of Mercy in Blandford Square. Om dit te vieren werd op 20 oktober 1851 ter ere van Pagliano in de kloosterkapel een mis voor de weldoener opgedragen. Pagliano overleed eind augustus 1861, een maand voor Gezelle in Londen arriveerde en in 'The Lodge' op bezoek kwam bij Edmond Hicks, zijn moeder en tante en er in de huiskapel een mis voor Pagliano opdroeg. De begrafenis van Pagliano werd voorgegaan door vicaris-generaal Edward Hearn, die nauw verbonden was met het klooster van de Sisters of Mercy in Blandford Square. Aanwezig op Pagliano's begrafenis waren Mother Superior van de Sisters of Mercy, acht zusters en een dertigal meisjes van de House of Mercy (The Tablet van 24 augustus 1861). Ter ere van Pagliano ontwikkelde zijn schoonfamilie voor hem het parfum 'Bergamotto di Positano'. Het bestaat nog altijd.
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III

Naam - plaats

NaamOostende
GemeenteOostende
NaamLonden
NaamHammersmith
NaamSudbury

Naam - instituut/vereniging

NaamEngels College
BeschrijvingAls gevolg van de nauwe contacten met het West-Vlaamse bisdom stuurden heel wat katholieke Engelsen hun kinderen naar Vlaanderen om er een opleiding te volgen. Eerst werden deze leerlingen ondergebracht in een afdeling van het kleinseminarie van Roeselare. In 1860 werd voor hen in Brugge een afzonderlijk college opgericht, gevestigd in de Wijnzakstraat, 1. De leerlingen kregen hun lessen in het Sint-Lodewijkscollege. Gezelle had er samen met Joseph Cox Algar de leiding over de Engelse jongens. De Engelsman Algar was taalleraar in het kleinseminarie van Roeselare en een vriend van Gezelle. Hij was de zoon van een rijke anglicaanse dominee en had in Oxford gestudeerd. Het Engels college werd in april 1861 al gesloten.
Datering1860-04/1861

Titel - ander werk

TitelThe Foot of the Cross: Or, The Sorrows of Mary
AuteurFaber, Frederick William
Datum1858
PlaatsLondon
UitgeverDerby

Titel25/06/1861, [Londen], Francesca Ursula Christophers (= Fanny George) aan Guido Gezelle
EditeurRik Van Gorp; Marc Carlier; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2022
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderChristophers, Francesca Ursula
OntvangerGezelle, Guido
Verzendingsdatum25/06/1861
VerzendingsplaatsLonden
AnnotatiePlaats gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens; Fanny George = Francesca Ursula Christophers.
Gepubliceerd inDe briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen 1854-1899 / door B. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, (o.l.v.) A. Deprez. - Gent : Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.I, p.245-246
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 210x136
blauw, vierkant geruit
papiersoort: 4 zijden beschreven; zijde 4 met adressaat, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief4236
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|10547
Inhoud
IncipitThe time is now come for me
Tekstsoortbrief
TalenEngels
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.