<Resultaat 142 van 2074

>

p1
Révérend Monsieur

Monsieur Béthune me prie de vous dire que le dais[2] pour le Salut sera envoyé ce soir, par la barque,[3] à l'adresse de Ch. van Robays, rue de Jérusalem.[4] Nous avons pris cette voie; parce que van Robays, qui a fréquemment des objets fragiles à expédier, ici, est en accord avec le facteur; tandis qu'au chemin de fer, il faut un emballage parfois frayeux.[5] Vous recevrez aussi une baguette de cuivre destinée à attacher les rideaux. Ma Mère (rue haute, no 6)[6] a eu la bonté d'emporter les tentures; elles seront encore chez elle, où vous pourrez les faire prendre. Elles peuvent s'attacher et se détacher en un instant, comme Mgr Boone me l'a vu faire.

J'espère, Monsieur, que le tout vous conviendra; Sir J. Sutton ayant donné lui-même le dessin

p2
Entretemps, Monsieur Béthune s'unit à moi, pour vous témoigner notre respectueux dévouement en Jésus Christ Notre Seigneur
E. Béthune

Noten

[1] Emelie van Outryve d’Ydewalle en haar echtgenoot, architect Jean-Baptiste Bethune, woonden van 1859 tot 1881 te Gent in een groot herenhuis aan het Prinsenhof, huidig nr. 72. Bethune had er ook zijn schrijnwerkers- en glazeniersatelier.
[2] Uit de brief valt niet meteen af te leiden welk soort baldakijn hier bedoeld is. Misschien een vaste overkapping voor boven een altaar? Of een draaghemel om in processies mee te dragen boven de priester die de monstrans met de H. Hostie draagt? De aanwezigheid van gemakkelijk te bevestigen en weer los te maken gordijnen doet eerder denken aan een draaghemel. De betrokkenheid van John Sutton, Mgr. Boone en Guido Gezelle bij deze bestelling doet sterk vermoeden dat dit baldakijn bedoeld was voor de kerk van het Engels Seminarie te Brugge. In 1862 was dit seminarie gevestigd aan de Potterierei 11 (nu site Sint-Leocollege). Guido Gezelle was er professor filosofie en vice-rector, Mgr. Boone econoom. John Sutton vertrouwde de opdracht voor de bouw en inrichting van het Engels Seminarie toe aan Jean Bethune. Uiteraard moest alles in neogotische stijl zijn. Van de gebouwen van het Engels Seminarie rest er thans niets meer.
[3] De barge of bargie, een 25 m lange, rijk versierde trekschuit getrokken door paarden, zorgde bijna drie eeuwen lang (1623-1908) voor comfortabel personen- en goederenvervoer op het kanaal Brugge-Gent. De reis duurde bijna 8 uur. Bij de ingebruikname van de spoorlijn Gent-Brugge-Oostende (1838) werden de dagbargiën afgeschaft en bleef enkel de nachtbargie nog zo’n 70 jaar voortbestaan. In 1862 voer er dagelijks, behalve op zondag, om 10 u. ‘s avonds een bargie af vanuit Gent aan de Brugse Poort of Zuidkaai, die om 5.30 u. ’s morgens aankwam in Brugge, bij de Katelijnepoort. Ook in omgekeerde richting was er een dagelijkse bargie, behalve op zaterdag. Een ritje kostte 1 fr per persoon (1e klas) of 75 centiemen (zonder slaping). Goederentransport kon men regelen bij de uitbaters Van Mullem-Torreborre en weduwe H. Pardoen-Vandervicht, die allebei kantoren hadden in Brugge en in Gent.
[4] Charles Van Robays woonde sinds 1864 in de Jerusalemstraat te Brugge, nu nr. 56-60. Hij had er ook zijn schrijnwerkersatelier. Het ensemble van drie 16e-eeuwse laatgotische woningen is beschermd als monument.
[5] Frayeux: niet zo courant Frans woord met de betekenis van ‘grote kosten met zich meebrengend’.
[6] Bedoeld is het huis Casselberg, Hoogstraat 6 te Brugge, rechts van het huis De Zeven Torren (nr. 8). Dit huis vindt zijn oorsprong in de 13e eeuw, maar is in zijn huidige voorkomen vooral 15-16e-eeuws met heel wat latere verbouwingen. De neogotische poort en balkons dateren van 1843. Vanaf de 2e helft van de 18e eeuw en tijdens de 19e eeuw was het huis bewoond door leden van de familie van Outryve. Eind 1844 kwam het gezin van Eugène van Outryve d’Ydewalle en Clémence van Severen op dit adres wonen. Dochter Emilie en haar echtgenoot Jean-Baptiste Bethune bleven er na hun huwelijk (1848) inwonen, tot ze begin 1859 verhuisden naar het Prinsenhof 71 te Gent. De familie verkocht het huis Casselberg in 1922 aan de Stad Brugge. Op vandaag is het een hotel, genaamd Casselbergh.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Naamvan Outryve d'Ydewalle, Emelie Anna Maria Clementia
Datums° Brugge, 24/03/1826 - ✝ Marke, 09/06/1894
GeslachtVrouwelijk
BioEmelie van Outryve d’Ydewalle was de oudste dochter van Eugène (Brugge 1979-Ruddervoorde 1854) en Clémence Van Severen (Brugge 1801-1873). Ze huwde op 9/5/1848 met Jean-Baptiste Bethune, de bekende neogotische kunstenaar, architect en medestichter van de Sint-Lucasscholen. Het echtpaar woonde eerst in in haar ouderlijk huis te Brugge (huis Casselberg, Hoogstraat 6), verhuisde begin 1859 naar een groot herenhuis in Gent (Prinsenhof 72) en vestigde zich ten slotte in 1881, na het overlijden van Jean-Baptistes vader (1880), op het familiegoed met kasteel te Marke. In het gezin werden negen kinderen geboren, waarvan er vier een politieke carrière uitbouwden. Emelie van Outryve d’Ydewalle vervulde achter de schermen een belangrijke ondersteunende rol in de artistieke loopbaan van haar man (o.a. advies, briefwisseling, boekhouding). Guido Gezelle was een graag geziene gast bij de familie in Marke en was er omzeggens hun huiskapelaan. Hij was ook biechtvader van Jean Bethune, en (dus) misschien ook wel van Emelie? In elk geval was het Gezelle die haar op het sterfbed de H. Communie bracht en haar man in die moeilijke uren tot steun was.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://www.genealogieonline.nl/genealogie-huych-verhaegen/I73326.php; J. Helbig, Le baron Bethune, fondateur des écoles Saint-Luc. Etude biographique, Rijsel-Brugge: Desclée De Brouwer, 1906

Briefschrijver

Naamvan Outryve d'Ydewalle, Emelie Anna Maria Clementia
Datums° Brugge, 24/03/1826 - ✝ Marke, 09/06/1894
GeslachtVrouwelijk
BioEmelie van Outryve d’Ydewalle was de oudste dochter van Eugène (Brugge 1979-Ruddervoorde 1854) en Clémence Van Severen (Brugge 1801-1873). Ze huwde op 9/5/1848 met Jean-Baptiste Bethune, de bekende neogotische kunstenaar, architect en medestichter van de Sint-Lucasscholen. Het echtpaar woonde eerst in in haar ouderlijk huis te Brugge (huis Casselberg, Hoogstraat 6), verhuisde begin 1859 naar een groot herenhuis in Gent (Prinsenhof 72) en vestigde zich ten slotte in 1881, na het overlijden van Jean-Baptistes vader (1880), op het familiegoed met kasteel te Marke. In het gezin werden negen kinderen geboren, waarvan er vier een politieke carrière uitbouwden. Emelie van Outryve d’Ydewalle vervulde achter de schermen een belangrijke ondersteunende rol in de artistieke loopbaan van haar man (o.a. advies, briefwisseling, boekhouding). Guido Gezelle was een graag geziene gast bij de familie in Marke en was er omzeggens hun huiskapelaan. Hij was ook biechtvader van Jean Bethune, en (dus) misschien ook wel van Emelie? In elk geval was het Gezelle die haar op het sterfbed de H. Communie bracht en haar man in die moeilijke uren tot steun was.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://www.genealogieonline.nl/genealogie-huych-verhaegen/I73326.php; J. Helbig, Le baron Bethune, fondateur des écoles Saint-Luc. Etude biographique, Rijsel-Brugge: Desclée De Brouwer, 1906

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamGent
GemeenteGent

Naam - persoon

NaamBoone, Amatus Augustus
Datums° Vlamertinge, 14/12/1823 - ✝ Brugge, 23/02/1890
GeslachtMannelijk
Beroeppastoor; kannunik; econoom
BioDecimus Amatus Augustus Boone werd op 14 december 1823 geboren in Vlamertinge, als zoon van een bierbrouwer. Op 25 mei 1850 werd hij in Brugge tot priester gewijd, in 1851 benoemd tot hulppriester van de Sint-Willibrordus parochie te Wulpen nabij Koksijde, en nog datzelfde jaar tot onderpastoor van St. Gillis, Brugge. In 1859 werd hij tot econoom aangesteld van het Engels Seminarie te Brugge, waar Gezelle professor filosofie en vicerector was. Deze instelling was een van de initiatieven van de Engelse mecenas Sir John Sutton, en werd van meet af aan gesteund door Boone. In 1860 reisden ze samen naar Rome. Bij die gelegenheid werd Boone geheime kamerheer van Pius IX, en in 1866 diens huisprelaat. ‘Geheime kamerheer’ betekende het recht om enkele weken per jaar dienst te doen in het Apostolisch Paleis of in de pauselijke zomerresidentie in Castel Gandolfo. Huisprelaat was een eretitel die aan een verdienstelijk priester kon gegeven worden op vraag van een plaatselijke bisschop, in dit geval bisschop Johan Joseph Faict. Boone kreeg voortaan de aanspreektitel monseigneur. Vanaf 30 augustus 1872 was hij erekanunnik van de Brugse kathedraal. Bij de dood in 1873 van Sir John Sutton kwam er een einde aan al diens initiatieven, ook aan het Engels Seminarie en aan Boones functie van econoom. Het lichaam van Sutton werd bijzet in het familiegraf van monseigneur Boone. Zelf stierf de kanunnik op 23 februari 1890 in zijn woning in de Gouden Handstraat in Brugge.
Links[odis]
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; L. van Biervliet, 'John Sutton, het Engels seminarie en Aimé Boone'. in: Biekorf: 96 (1996) 1, p.40-68.
Naam(de) Béthune, Jean-Baptiste-Charles-François (Jean); (de) Béthune, Jan/Jean
Datums° Kortrijk, 25/04/1821 - ✝ Marke, 18/06/1894
GeslachtMannelijk
Beroeparchitect
BioJean Bethune was de oudste zoon van baron Felix Bethune, een Kortrijkse textielhandelaar en politicus. Hij was de broer van Félix en vader van Jean-Baptiste Bethune-de Villers. Hij huwde in 1848 met Emilie van Outryve d’Ydewalle. Hij was secretaris van de gouverneur van West-Vlaanderen en provincieraadslid (1848-1858). Hij woonde in Brugge (1845-1859), waar hij proost was van de Edele Confrerie van het H.-Bloed en een van de stichters van de Société d’Archéologie. Hij maakte een reis naar Engeland (1842-1843), waar hij kennis maakte met de neogotische architectuur van A.W. Pugin. Hij had ook invloedrijke Engelse vrienden zoals James Weale, Thomas Harper King en John Sutton. Begin 1859 verhuisde hij naar Gent waar hij in 1863 samen met James Weale en Jules Helbig de Gilde de Saint-Thomas et de Saint-Luc (de Sint-Lucasscholen) stichtte. Hij is de centrale figuur in de ontwikkeling van een katholieke, neogotische kunstbeweging in België tijdens de negentiende eeuw, meer bepaald in de architectuur. Hij was ook innoverend op het gebied van de glasraamkunst (onder invloed van John Hardman), de polychromie en de productie van neogotische devotieprenten. Enkele belangrijke realisaties zijn: het kasteel van Loppem, de abdij van Maredsous en de neogotische site van Vivenkapelle (Damme).
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; onderwerp van gelegenheidsgedicht; Gezelle was zijn biechtvade
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; J. Helbig, Le baron Bethune, fondateur des écoles Saint-Luc. Etude biographique, Rijsel-Brugge: Desclée De Brouwer, 1906; J.F. van Cleven, ‘The Eternal Château’: bouwgeschiedenis en kunsthistorische analyse van het neogotische kasteel van Loppem. In: V. van Caloen, J.F. van Cleven en J. Braet (red.), Het kasteel van Loppem, Oostkamp: Stichting Kunstboek, 2001, p.69-71
NaamSutton, John
Datums° Sudbrooke Holme, Lincolnshire, 18/10/1820 - ✝ Brugge, 05/06/1873
GeslachtMannelijk
Beroepmecenas
VerblijfplaatsEngeland
BioSir John Sutton was een vermogend Engelsman die bekend is omwille van zijn mecenaat van o.a. het Engels Seminarie in Brugge. Hij werd op 18 oktober 1820 geboren als zoon van Sir Richard Sutton, 2nd baronet (1798-1855) en Lady Mary Elizabeth Burton. Hij studeerde onder meer in Eton College en aan het Jesus College van Cambridge. In Cambridge werd hij lid van de Cambridge Camden Society, die zich bezighield met architectuur, muziek en liturgie. Dit paste bij zijn algemene interesse voor de beeldende kunsten en (orgel)muziek. Op 23 december 1844 trouwde John met Emma Helena Sherlock, die het jaar erop overleed. Daarop keerde hij terug naar Cambridge, waar hij contact had met Augustus Welby Northmore Pugin. Via Pugin leerde hij Jean Bethune kennen, waarmee hij goed bevriend raakte. Na de dood van zijn vader in 1855 werd John verantwoordelijk voor het grote familievermogen. Hoewel hij dus af en toe naar Engeland terugkeerde om het beheer van het landgoed te inspecteren, had hij zich gevestigd in Brugge, waar hij in de Gouden-Handstraat woonde, en in het Duitse stadje Kiedrich. Ondertussen had hij zich bekeerd tot het katholicisme en had hij ook besloten om zijn fortuin ten dienste van de katholieke kerk te stellen. In Kiedrich richtte hij in 1865 een Choralschule op, en nam o.a. de kosten op zich voor de restauratie van de kerk. In Brugge was hij in 1857, samen met kardinaal Wiseman, de mede-oprichter van het Engels Seminarie. Met Suttons dood in 1873 kwam er echter ook een einde aan dit seminarie. Suttons stoffelijk overschot werd op het kerkhof van Sint-Kruis bij Brugge bijgezet in de familiekelder van kanunnik Amaat Boone, maar in 1874 overgebracht naar Kiedrich.
Links[wikipedia]
Relatie tot GezelleEngels Seminarie
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; L. VAN BIERVLIET
Naamvan Outryve d'Ydewalle, Emelie Anna Maria Clementia
Datums° Brugge, 24/03/1826 - ✝ Marke, 09/06/1894
GeslachtVrouwelijk
BioEmelie van Outryve d’Ydewalle was de oudste dochter van Eugène (Brugge 1979-Ruddervoorde 1854) en Clémence Van Severen (Brugge 1801-1873). Ze huwde op 9/5/1848 met Jean-Baptiste Bethune, de bekende neogotische kunstenaar, architect en medestichter van de Sint-Lucasscholen. Het echtpaar woonde eerst in in haar ouderlijk huis te Brugge (huis Casselberg, Hoogstraat 6), verhuisde begin 1859 naar een groot herenhuis in Gent (Prinsenhof 72) en vestigde zich ten slotte in 1881, na het overlijden van Jean-Baptistes vader (1880), op het familiegoed met kasteel te Marke. In het gezin werden negen kinderen geboren, waarvan er vier een politieke carrière uitbouwden. Emelie van Outryve d’Ydewalle vervulde achter de schermen een belangrijke ondersteunende rol in de artistieke loopbaan van haar man (o.a. advies, briefwisseling, boekhouding). Guido Gezelle was een graag geziene gast bij de familie in Marke en was er omzeggens hun huiskapelaan. Hij was ook biechtvader van Jean Bethune, en (dus) misschien ook wel van Emelie? In elk geval was het Gezelle die haar op het sterfbed de H. Communie bracht en haar man in die moeilijke uren tot steun was.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://www.genealogieonline.nl/genealogie-huych-verhaegen/I73326.php; J. Helbig, Le baron Bethune, fondateur des écoles Saint-Luc. Etude biographique, Rijsel-Brugge: Desclée De Brouwer, 1906
NaamVan Robays, Charles François
Datums° Brugge, 24/07/1822 - ✝ Brugge, 17/04/1872
GeslachtMannelijk
Beroepmeester-timmerman; meubelmaker; bouwondernemer
BioCharles Van Robays stamde uit een Brugse familie van timmerlieden. Zijn vader heette Carolus (1802-1879), zijn moeder Anna Lambert (1800-1882). Hij trouwde op 29/7/1842 met de kantwerkster Melania Theresia Bonheure (Brugge, 24/07/1822-17/04/1872). Hij werd een van Jean-Baptiste Bethunes vroegste en trouwste medewerkers. Op verzoek van Bethune richtte hij een atelier in voor het vervaardigen van neogotisch schrijnwerk en begon hij meubilair te vervaardigen voor Bethunes wijdvertakte ‘neogotische’ netwerk. Vanaf eind de jaren 1850 ontpopte hij zich ook als aannemer van bouwwerken. Eind 1863 kon hij, dankzij een financiering aangeboden door Charles van Caloen, een ensemble van drie 16e-eeuwse, laatgotische woningen aankopen in de Jeruzalemstraat, nu nrs. 56-60, waar hij zijn schrijnwerkersatelier inrichtte.
BronnenBevolkingsregisters en registers van de burgerlijke stand Brugge; J.F. van Cleven, ‘The Eternal Château’: bouwgeschiedenis en kunsthistorische analyse van het neogotische kasteel van Loppem. In: V. van Caloen, J.F. van Cleven en J. Braet (red.), Het kasteel van Loppem, Oostkamp: Stichting Kunstboek, 2001, p.77-79
NaamVan Severen, Clémence Emérence Marie Joséphine
Datums° Brugge, 08/12/1801 - ✝ Brugge, 16/02/1873
GeslachtVrouwelijk
BioClémence Van Severen werd geboren op 8 december 1801 als dochter van Bernard Van Severen (Brugge, 1761-1837) en Anne Marie de Stoop (Brugge, 1726-1791). Ze was dus geboren uit twee vooraanstaande en politiek actieve families te Brugge. Ze huwde op 18/06/1821 met ridder Eugène Augustin Désiré van Outryve d’Ydewalle (Brugge 1779-Ruddervoorde 1854). Hij werd tweemaal verkozen tot gemeenteraadslid, in 1836 en 1842. Het echtpaar woonde eerst in de Geldmuntstraat en vanaf 1844 in het huis Casselberg in de Hoogstraat 6 te Brugge. Ze kregen acht kinderen. Emelie, die huwde met Jean-Baptiste Bethune, was hun oudste dochter. Het echtpaar stond bekend om zijn godsdienstigheid en ijver voor de ‘goede werken’. In 1851 werd in hun huis de eerste Conferentie van Sint-Vincentius a Paulo te Brugge gesticht, een vereniging van leken (vooral uit de adel) die zich toelegden op armenbezoek en christelijke liefdadigheid. Clémence Van Severen speelde ook een belangrijke rol als weldoener van het klooster van de ‘Dochters van de H. Vincentius a Paulo’ of ‘Papnonnen’ aan het Wijngaardplein te Brugge (vanaf 1851). Bij dit klooster was een bewaarschool voor arme kinderen, later ook een weeshuis, een lagere school, beroepsschool, leerwerkhuis en dispensarium. Clémence was jarenlang voorzitster van het bestuur der bewaarscholen. Ze stierf te Brugge op 16 februari 1873.
BronnenA. Vanhoutryve, Familie van (H)Outryve. Proeve tot historische en genealogische studie. Kortemark-Handzame: Familia et Patria, 1985, p.344-348

Naam - plaats

NaamGent
GemeenteGent

Naam - instituut/vereniging

NaamEngels Seminarie
BeschrijvingHet Engels Seminarie te Brugge werd opgericht door John Sutton in 1858 met de steun van de Engelse katholieke kerkleiding. Sutton was een tot het katholieke geloof bekeerde Engelse baron die in 1855 een groot fortuin geërfd had. Hiermee liet hij scholen en kerkelijke gebouwen herstellen of bouwen en richtte hij katholieke instellingen op. In het Engels Seminarie werden Engelse, Schotse en Vlaamse jongens opgeleid tot missionarissen voor Engeland. Ook Gezelles broer Jozef was er een tijdje ingeschreven als leerling. Het seminarie was gevestigd langs de Lange Rei in Brugge, schuin tegenover het grootseminarie en verhuisde later naar de Potterierei, nu het Sint-Leocollege . Op 26 augustus 1860 werd Gezelle er aangesteld als professor in de filosofie. Hij zou er vijf jaar blijven, vanaf februari 1861 als vice-rector. De benoeming was voor Gezelle een hoogtepunt in zijn professioneel en sociaal leven. Door zijn functie kwam hij nu in contact met prominente Engelse clerici als Wiseman en Faber.
Datering1859-1873
Links[odis]

Titel15/04/1862, Gent, [Emelie Anna Maria Clementia van Outryve d'Ydewalle] (= mevrouw Emilie (de) Béthune) aan [Guido Gezelle]
EditeurJohan Braet; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2024
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
Verzender[van Outryve d'Ydewalle, Emelie Anna Maria Clementia]
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum15/04/1862
VerzendingsplaatsGent (Gent)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Gepubliceerd inDe briefwisseling van Guido Gezelle in het kader van de neogotiek. / door Caroline De Dycker. - Gent : Rijksuniversiteit Gent, 1984, dl. 1, p.78
Fysieke bijzonderheden
Drager enkel vel, 211x135
wit, rechthoekig geruit
papiersoort: 2 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief4375
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|10663
Inhoud
IncipitMonsieur Béthune me prie de vous
Tekstsoortbrief
TalenFrans
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.