<Resultaat 171 van 2074

>

p1+
Monsieur!

M. L'abbé Debrabander de Thielt vient de me demander s'il est bien que M. Weale me paie[1] à d'autres époques que celles fixées par le prospectus?

Je lui ai répondu que cela revient au même, pourvu que j'aie la certitude d'être payé.

L'objet de la présente est de savoir si la maison doit fournir les literies à raison de 20frs par an, ou bien si M. Weale en prendra soin. Vous m'obligeriez Monsieur! en me fesant connaitre les intentions de M Weale à cet égard. Ne connaissant pas l'adresse de ce Monsieur, j'ai pris la liberté de m'adresser à vous.

Agréez, Monsieur! l'assurance de ma considération distinguée.
Votre tout Dévoué,
Ce. Roelandts. principal[2]
Thielt le 9 Avril 1863.

Noten

[1] De zoon van James Weale, Frank Weale studeerde aan het bisschoppelijk college van Tielt van september 1863 tot juli 1865.
[2] Camille Roelandts was principaal van het college te Tielt (01/09/1860 -07/02/1877).

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamRoelandts, Camille
Datums° Ingelmunster, 10/06/1835 - ✝ Harelbeke, 04/08/1892
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; schooldirecteur; pastoor
BioCamille Roelandts, zoon van Ferdinandus-Dionisius, ontvanger van de directe belastingen, en Flabvia-Domitilla Iserbyt, trad in in het grootseminarie op 30/09/1852 en hij werd tot priester gewijd op 18/12/1858. Hij werd leraar van het college te Oostende (01/10/1857). Hij werd achtereenvolgens directeur van het Leergesticht den Casino, Kortrijk (16/09/1859), principaal van het college te Tielt (01/09/1860), pastoor te Lendelede (07/02/1877) en te Harelbeke (04/12/1882), waar hij overleed op 04/08/1892. Voor zijn naamfeest op 18/07/1884 schreef Gezelle een gelegenheidsgedicht Weêr is de schoone dag verrezen. Het gedicht werd ook gepubliceerd in Rond den Heerd (03/08/1884). Onder zijn leiding als 3e principaal van het Sint-Jozefscollege te Tielt (1861-1877) ontstond het internaat, waardoor het leerlingenaantal toenam, werd de 'Société Littéraire' (uniek in West-Vlaanderen) verder gezet, werden de 'cours d'études professionelles' opgestart en werden de banden met het Tieltse stadsbestuur aangehaald. Later werd hij de "2e stichter van het college" genoemd. Hij werd als principaal opgevolgd door zijn broer Constantin Roelandts (07/02/1877-1879).
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedicht
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III

Briefschrijver

NaamRoelandts, Camille
Datums° Ingelmunster, 10/06/1835 - ✝ Harelbeke, 04/08/1892
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; schooldirecteur; pastoor
BioCamille Roelandts, zoon van Ferdinandus-Dionisius, ontvanger van de directe belastingen, en Flabvia-Domitilla Iserbyt, trad in in het grootseminarie op 30/09/1852 en hij werd tot priester gewijd op 18/12/1858. Hij werd leraar van het college te Oostende (01/10/1857). Hij werd achtereenvolgens directeur van het Leergesticht den Casino, Kortrijk (16/09/1859), principaal van het college te Tielt (01/09/1860), pastoor te Lendelede (07/02/1877) en te Harelbeke (04/12/1882), waar hij overleed op 04/08/1892. Voor zijn naamfeest op 18/07/1884 schreef Gezelle een gelegenheidsgedicht Weêr is de schoone dag verrezen. Het gedicht werd ook gepubliceerd in Rond den Heerd (03/08/1884). Onder zijn leiding als 3e principaal van het Sint-Jozefscollege te Tielt (1861-1877) ontstond het internaat, waardoor het leerlingenaantal toenam, werd de 'Société Littéraire' (uniek in West-Vlaanderen) verder gezet, werden de 'cours d'études professionelles' opgestart en werden de banden met het Tieltse stadsbestuur aangehaald. Later werd hij de "2e stichter van het college" genoemd. Hij werd als principaal opgevolgd door zijn broer Constantin Roelandts (07/02/1877-1879).
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedicht
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamTielt
GemeenteTielt

Naam - persoon

NaamDe Brabandere, Emiel
Datums° Tielt, 13/03/1841 - ✝ Berck-Plage, 02/05/1916
GeslachtMannelijk
Beroeppriester, onderpastoor, pastoor; aalmoezenier
BioEmiel De Brabandere, zoon van Ferdinandus De Brabandere, winkelier, en Francisca Avic, ontving zijn priesterwijding in Brugge op 26/05/1866. Hij werd onderpastoor van Oostduinkerke (09/01/1867), Oudenburg (20/10/1870), Diksmuide (26/03/1873) en Passendale (22/10/1877). Van 28/05/1894 tot 1904 was hij pastoor in Adinkerke. In 1914 ging hij aan de slag als aalmoezenier bij de vluchtelingen te Berck-Plage.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT); oud-leerling kleinseminarie Roeselare; lid van Gezelles confraternity
NaamRoelandts, Camille
Datums° Ingelmunster, 10/06/1835 - ✝ Harelbeke, 04/08/1892
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; schooldirecteur; pastoor
BioCamille Roelandts, zoon van Ferdinandus-Dionisius, ontvanger van de directe belastingen, en Flabvia-Domitilla Iserbyt, trad in in het grootseminarie op 30/09/1852 en hij werd tot priester gewijd op 18/12/1858. Hij werd leraar van het college te Oostende (01/10/1857). Hij werd achtereenvolgens directeur van het Leergesticht den Casino, Kortrijk (16/09/1859), principaal van het college te Tielt (01/09/1860), pastoor te Lendelede (07/02/1877) en te Harelbeke (04/12/1882), waar hij overleed op 04/08/1892. Voor zijn naamfeest op 18/07/1884 schreef Gezelle een gelegenheidsgedicht Weêr is de schoone dag verrezen. Het gedicht werd ook gepubliceerd in Rond den Heerd (03/08/1884). Onder zijn leiding als 3e principaal van het Sint-Jozefscollege te Tielt (1861-1877) ontstond het internaat, waardoor het leerlingenaantal toenam, werd de 'Société Littéraire' (uniek in West-Vlaanderen) verder gezet, werden de 'cours d'études professionelles' opgestart en werden de banden met het Tieltse stadsbestuur aangehaald. Later werd hij de "2e stichter van het college" genoemd. Hij werd als principaal opgevolgd door zijn broer Constantin Roelandts (07/02/1877-1879).
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedicht
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamWeale, William Henry James; Francis Mary of the Angels
Datums° St. Marylebone, Londen, 08/03/1832 - ✝ Clapham, Londen, 26/04/1917
GeslachtMannelijk
Beroepkunsthistoricus; conservator; auteur
VerblijfplaatsEngeland
BioWilliam Henry James Weale studeerde Grieks, Hebreeuws, geschiedenis en theologie aan King's College, Londen (1843-1848). Hij kwam in contact met Frederick Oakeley, kapelaan van St. George's Southwark en bekeerde zich onder zijn impuls op 09/02/1849 tot de Rooms-Katholieke Kerk. Oakeley werd pastoor te St. John, Islington en deed een beroep op James om een kloostergemeenschap te stichten. Weale was toen brother Francis Mary of the Angels. Met een groepje bekeerlingen kwam hij voor de eerste keer naar Brugge voor de bisschopswijding van Mgr. Malou. Hij reisde doorheen België. Vervolgens was hij een korte tijd ambtenaar, en gaf daarna les aan een school voor arme Ierse kinderen. Wegens het afranselen van een leerling werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. Hij vertrok op een lange reis door Europa waardoor zijn interesse voor de middeleeuwen en kunst werd opgewekt. Op 30/08/1854 huwde hij met Helena Amelia Walton. Ze kregen 11 kinderen. In december 1854 kwam hij naar Brugge, waar hij zich in 1857 definitief vestigde. Hij maakte kennis met de gebroeders Bethune, de architect Brangwyn en King, belangrijke vertegenwoordigers van de christelijke kunst en bouwstijl in Vlaanderen. Weale bestudeerde de kunst en de liturgie van de middeleeuwen. Hij ontdekte verloren kunstwerken en identificeerde schilders. Hij was lid van de Commission royale d'art et d'archéologie (1860) en briefwisselend lid van de Belgische Koninklijke Commissie voor monumenten (1861). In 1863 was hij ook de stichter van de Gilde van Sint-Thomas en Sint-Lucas die de studie van de oude christelijke kunst ging stimuleren. Hij was ook medestichter en de eerste conservator van de Société Archéologique. Deze vereniging richtte het eerste historische museum van Brugge op, de voorloper van het huidige Gruuthusemuseum. Samen met Gezelle stichtte hij 'Rond den Heerd' (1865) maar zette de samenwerking stop op 26/05/1866. Hij schreef talrijke artikels en bijdragen tegen betaling. In 1863 ging hij als vertegenwoordiger werken voor de firma Chance Brothers Glass Works in Birmingham. Hij leverde o.m. glas aan Jean Bethune en Samuel Coucke. In 1872 werd hij verbonden aan het South-Kensington Museum en belast met het catalogiseren van Nederlandse kunstvoorwerpen. Op 03/08/1878 verliet hij Brugge en vestigde zich te Clapham, Londen. Hij importeerde er o.m. liturgische boeken voor de uitgevers Desclée de Brouwer (1883-1885). In 1890 werd hij conservator van de National Art Library in South-Kensington maar werd in 1897 tot ontslag gedwongen. In 1899 organiseerde hij in de New Gallery te Londen een tentoonstelling over de Vlaamse Primitieven, gevolgd door een grote tentoonstelling in Brugge in 1902. Enkele belangrijke werken: 'Guide book for Belgium', 'Aix-la-Chapelle and Cologne' (1858), 'Bruges et ses environs' (1862), 'Hans Memlinc' (1865), 'Bibliographia Liturgica' (1886), 'Analecta Liturgica' (1889), 'Bookbindings in the National Art Gallery' (1898), 'Hubert and John van Eyck' (1908).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; vriend; Rond den Heerd; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III

Naam - plaats

NaamTielt
GemeenteTielt

Indextermen

Briefontvanger

Gezelle, Guido

Briefschrijver

Roelandts, Camille

Correspondenten

Gezelle, Guido
Roelandts, Camille

Naam - persoon

De Brabandere, Emiel
Roelandts, Camille
Weale, William Henry James

Naam - plaats

Tielt

Plaats van verzending

Tielt

Titel09/04/1863, Tielt, Camille Roelandts aan [Guido Gezelle]
EditeurEls Depuydt; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderRoelandts, Camille
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum09/04/1863
VerzendingsplaatsTielt (Tielt)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Fysieke bijzonderheden
Drager enkel vel, 212x133
wit
papiersoort: 1 zijde beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief4498
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|10783
Inhoud
IncipitM. L'abbé Debrabander de Thielt vient de me de-
Tekstsoortbrief
TalenFrans
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.