Eerweerde Heer en Vriend!
Hier mede betuge 'k U minen herteliken dank voor den schoonen Duuk-Almanak, dien ik wederom aan uwe goede jonste te mijwaart verplicht ben. Gij doet mij daar mede veel genoegen, en dageliks, bi 't gebruuk, gedenk ik uwer, in grooter genegenhede.
Binnenkort hoop ik U wederkeerig 'nen joelklap[1] te kunnen zenden, die U wellichte niet onwillekom wezen zal.
Wi vernemen in den laatsten tiid zoo weinig van elkanderen. Ik neme maar geen tidinge voor goe tidinge. Hier is alles in den besten welstand. Mijn zoon vertoeft dezen winter aan d'Hoogeschole te Berlijn.
Met herhaalden dank groete 'k U ten vriendeliksten en in troue, als Uwen
Johan Winkler.
Haarlem
26-11-88