Het verheugt mij te vernemen dat Gij het zoo geheel met mij eens zijt, in zake d'onderlinge verhoudinge van de kerkelike en de vlaamsche namen in uwen Dagwijzer[1] Zoo echter, als die namen in den Dagwijzer worden vermeld, heeft het allen schijn als of de vlaamsche namen uit de kerkelike waren voortgekomen. Zie ook maar eens wat daar staat in den Dagwijzer, in Rond den Heerd van 15 Januari 1888 (No 8), bl. 57, op den 15d Januari, en op den 20st. -
Wat "kadize" te zeggen is, en wete 'k niet. Ik heb dat woord nooit gehoord. "Karbintig"[2] is in volle gebruik om den staat van iemand aan te duiden, die met de gebreken des ouderdoms is beladen, nl. de lichaamsgebreken, zwak en ziekelik zijn, sukkelende. Het woord komt gewoonlijk voor in samenvoeginge met "oud": "Oud en karbintig", te Leeuwarden ook k'rbentich, krebentich, met de stemsate op ben. Aangaande den oorsprong van dit woord en wete 'k niets. Ook geene andere dergelijke woorden. Mochten ze mij te voren komen, zoo meld ik ze U nog. Ach, uwe jichtige hand! Gij en moet nog niet karbintich worden!