<Resultaat 350 van 2074

>

p1
Mr G. Gezelle
Vicaire de Ste Walburge
Bruges
p2J.M.J.C.A[1]Couvent du coeur Immaculé de Marie.

Révérend Vicaire,

J’aime à croire que feu mon Cousin Deneweth[2] vous a remis la discription de mon voyage, ainsi que quelqu’un vous a donné les lettres que j’ai envoyées pour Henri au mois de janvier. Je me contenterai donc de vous dire que j’ai pris l’habit religieux. Je suis très heureuse et contente dans le noviciat. Mr C Maes m’a déjà rendu plusieurs visites il se porte bien. he told me that his hair is gray, but he was glad that he is better than you yet says he.

Je vous dirai plus ne fut ce que la Sr Thérèse[3] a écrit toutes les nouvelles au très Rév. Chanoine Bethune[4] et a Mme la Supre St André j’espère qu’ils vous communiqueront leurs lettres.

Travaillons avec courage pour les missions vous en Belgique et moi ici

Veuillez m’accorder votre bénédiction et me croire avec le plus profond respect et en union de prières
Votre toute devoué en Jésus Christ
Sr Mary Mathilda (J Vanrenterghem)

PS Veuillez présenter mes respects à Mr V Lanssen

Noten

[1] Het is niet geheel duidelijk waar deze briefzegen voor staat, maar de eerste drie letters staan vrijwel zeker voor Jezus Maria Jozef.
[2] Joannes Deneweth was de echtgenoot van de nicht van Julie's vader. Joannes was immers getrouwd met Rosa De Craene, de dochter van Maria Joanna Vanrenterghem, die de zus was van Julie's grootvader Eugene Vanrenterghem.
[3] Steven Debaere vermeldt in zijn boek Afscheid van de Garenmarkt dat zuster Thérèse met deze brief ook verhalen van haar missiewerk wilde aanleveren voor het tijdschrift Rond den Heerd maar dat er geen spoor van teruggevonden is. In 1877 publiceerde Gezelle wel het historisch feuilleton van Camillus Maes over de missiepost in Monroe; zuster Persyn kreeg hierin slechts een korte vermelding. (S. Debaere, Afscheid van de Garenmarkt, Een terugblik op anderhalve eeuw leraren opleiden van Sint-Andreasnormaalschool tot KHBO (1859-2009), KHBO-Departement Lerarenopleiding, Brugge: Vanden Broele, 2009, p.32)
[4] Hij was de geestelijke directeur van Sint-Andreas. Vanaf zijn economaat (1848-1859) in het Klein Seminarie te Roeselare onderhield hij goede contacten met Gezelle die er leraar en opvoeder was van 1854-1860.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamVan Renterghem, Julie; sister Mary Mathilda; zuster Elias
GeslachtVrouwelijk
BioJulie Van Renterghem werd op 1 mei 1848 te Moorslede geboren als dochter van Charles (1816-1853) en Barbara Coleta Van Gheluwe (1818-1854). Ze was enig kind en werd op 6-jarige leeftijd wees. Uit haar correspondentie blijkt dat ze in de jaren 1860 op pensionaat studeerde. Vanaf 1859 konden religieuzen aan de normaalschool van de Dames van Sint-Andreas in Brugge zich voorbereiden op een taak als onderwijzeres dankzij gedegen godsdienstlessen en een cursus moderne pedagogiek. De vakken Frans en occasionele lessen Engels door Guido Gezelle lieten hen toe later in het buitenland te communiceren met de plaatselijke bevolking. Julie komt niet voor in de oud-leerlinglijsten van deze school, al blijkt uit haar briefwisseling dat ze bekend was met enkele zusters (Julie Van De Pitte en Theresia Persyn) en met de overste van de Dames van Sint-Andreas (Sylvia Dullaert). Omdat ze missiezuster wilde worden, vroeg ze daarbij aan Gezelle om een geschikte missiepost. Verder deelde ze enkele gemeenschappelijke kennissen met hem, waaronder Jan De Neve, rector van het Amerikaans college te Leuven, Camillus Maes, pastoor in Mount Clemens, en Edmond Wallays, oud-leerling van het Klein Seminarie Roeselare en missionaris in Maleisië. Uiteindelijk belandde Julie in 1870 in Amerika, in het ‘Couvent du coeur Immaculé de Marie’ in Monroe. Ze deed er haar noviciaat en ‘nam het habijt aan’ als sister Mary Mathilda. Vermoedelijk is haar passage daar van korte duur geweest. Er zijn in ieder geval geen sporen van haar teruggevonden in de archieven van het IHM klooster in Monroe. Bovendien is terug te vinden dat ze in 1872 intrad bij de Maricolen te Brugge, waar ze in 1874 haar geloften aflegde en de kloosternaam ‘Elias’ aannam. Ze verbleef in het klooster van Sijsele. Aangezien de zusters onderwijs verstrekten voor meisjes uit de burgerij en de armere bevolking, kan verondersteld worden dat ze les gaf. Ze stierf uiteindelijk op 4 maart 1891, op vrij jonge leeftijd, in het moederklooster te Brugge.
Links[odis]
Bronnen https://www.archiefbankbrugge.be/archiefbank; https://nl.geneanet.org/; https://www.familysearch.org/ark:/61903/1:1:QJ1S-C95G

Briefschrijver

NaamVan Renterghem, Julie; sister Mary Mathilda; zuster Elias
GeslachtVrouwelijk
BioJulie Van Renterghem werd op 1 mei 1848 te Moorslede geboren als dochter van Charles (1816-1853) en Barbara Coleta Van Gheluwe (1818-1854). Ze was enig kind en werd op 6-jarige leeftijd wees. Uit haar correspondentie blijkt dat ze in de jaren 1860 op pensionaat studeerde. Vanaf 1859 konden religieuzen aan de normaalschool van de Dames van Sint-Andreas in Brugge zich voorbereiden op een taak als onderwijzeres dankzij gedegen godsdienstlessen en een cursus moderne pedagogiek. De vakken Frans en occasionele lessen Engels door Guido Gezelle lieten hen toe later in het buitenland te communiceren met de plaatselijke bevolking. Julie komt niet voor in de oud-leerlinglijsten van deze school, al blijkt uit haar briefwisseling dat ze bekend was met enkele zusters (Julie Van De Pitte en Theresia Persyn) en met de overste van de Dames van Sint-Andreas (Sylvia Dullaert). Omdat ze missiezuster wilde worden, vroeg ze daarbij aan Gezelle om een geschikte missiepost. Verder deelde ze enkele gemeenschappelijke kennissen met hem, waaronder Jan De Neve, rector van het Amerikaans college te Leuven, Camillus Maes, pastoor in Mount Clemens, en Edmond Wallays, oud-leerling van het Klein Seminarie Roeselare en missionaris in Maleisië. Uiteindelijk belandde Julie in 1870 in Amerika, in het ‘Couvent du coeur Immaculé de Marie’ in Monroe. Ze deed er haar noviciaat en ‘nam het habijt aan’ als sister Mary Mathilda. Vermoedelijk is haar passage daar van korte duur geweest. Er zijn in ieder geval geen sporen van haar teruggevonden in de archieven van het IHM klooster in Monroe. Bovendien is terug te vinden dat ze in 1872 intrad bij de Maricolen te Brugge, waar ze in 1874 haar geloften aflegde en de kloosternaam ‘Elias’ aannam. Ze verbleef in het klooster van Sijsele. Aangezien de zusters onderwijs verstrekten voor meisjes uit de burgerij en de armere bevolking, kan verondersteld worden dat ze les gaf. Ze stierf uiteindelijk op 4 maart 1891, op vrij jonge leeftijd, in het moederklooster te Brugge.
Links[odis]
Bronnen https://www.archiefbankbrugge.be/archiefbank; https://nl.geneanet.org/; https://www.familysearch.org/ark:/61903/1:1:QJ1S-C95G

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamMonroe

Naam - persoon

Naam(de) Béthune, Félix-Achille-Laurent
Datums° Kortrijk, 01/04/1824 - ✝ Brugge, 17/01/1909
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; econoom; ondersuperior; leraar
BioBaron Felix-Achille-Laurent (de) Béthune was de zoon van Félix-Antoine-Joseph (de) Béthune en Julia Renty. Hij werd econoom van het kleinseminarie te Roeselare in september 1849. Op 22 december 1849 werd hij te Brugge tot priester gewijd door bisschop Malou. Op 18 oktober 1856 werd hij door superior Faict benoemd tot ondersuperior van het kleinseminarie van Roeselare. Vervolgens werd hij in oktober 1859 leraar oudheidkunde aan het grootseminarie, dit tot 1873. Op 8 december 1859 werd hij benoemd tot erekanunnik en privé-secretaris van de bisschop en in september 1861 tot econoom aan grootseminarie te Brugge. Achtereenvolgens werd hij kerkmeester van de hoofdkerk Sint-Salvator (30/03/1870), geheim kamerheer van paus Pius IX (14/05/1873), titulair kanunnik (02/06/1876), kanunnik-cantor, huisprelaat van de paus (13/01/1882) en aartsdiaken van het kapittel van de Sint-Salvatorskathedraal (18/03/1891). Hij was ook examinator-prosynodalis en lid van de bisschoppelijke raad, erevoorzitter van de Société Royale de Numismatique de Belgique, voorzitter van de Société Archéologique en van de Commission du Musée te Brugge en officier in de Leopoldsorde.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamLanssen, Victor
Datums° Roeselare, 18/03/1844 - ✝ Eernegem, 12/11/1904
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; surveillant; coadjutor; onderpastoor; pastoor
BioVictor Lanssen was oud-leerling van Gezelle aan het kleinseminarie van Roeselare. Gezelle was er zijn biechtvader. Hij nam in januari 1862 deel aan een loterij voor de financiering van de kerk te Highgate (Londen) waarvoor Gezelle bemiddelde. Lanssen werd er op 02/07/1869 zelf surveillant. Zijn priesterwijding volgde op 07/11/1869 te Brugge. Hij droomde er echter van missionaris te worden. Op 10/12/1870 deed hij zijn aanvraag om naar het Amerikaans seminarie te Leuven te gaan. Bisschop Faict weigerde dit echter. Op 01/03/1880 kreeg hij wel de toelating om tijdens de grote vakantie naar het klooster te gaan. In 1881 werd hij omwille van zijn Vlaamsgezinde houding verwijderd uit het kleinseminarie van Roeselare. Hij werd benoemd tot deservitor te Bekegem (24/08/1881), hulppriester (17/11/1881) en vervolgens onderpastoor (11/06/1882) te Oostende. Later werd hij pastoor te Leffinge (09/12/1891) en te Eernegem (06/06/1899).
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellelid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde, correspondent; oud-leerling Gezelle
NaamMaes, Kamiel; Maes, Camillus Paulus
Datums° Kortrijk, 13/03/1846 - ✝ Covington, 11/05/1915
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; bisschop; missionaris
VerblijfplaatsAmerika
BioCamillus Maes, zoon van Jan-Baptist Maes en Justine Ghyoot, werd op 13 maart 1846 geboren te Kortrijk. Hij volgde er de Grieks-Latijnse humaniora aan het Sint-Amandscollege en studeerde filosofie en theologie aan het seminarie van Brugge. Daar leerde hij Guido Gezelle kennen en dat werd een vriendschap voor het leven. Tijdens het laatste jaar van zijn priesteropleiding trok hij naar het Amerikaans College in Leuven en in december 1868 werd hij in Mechelen tot priester gewijd. Hij kreeg in 1869 een eerste benoeming in de Sint-Pieterskerk van Mount Clemens (Detroit), waar hij de parochieschool stichtte, en in 1871 werd hij pastoor te Monroe (Detroit). Naast Franssprekende Canadezen, was er ook een groeiende groep Engelstaligen, waarvoor hij de nieuwe kerk van St. John the Baptist liet bouwen. De kerk werd in 1873 ingehuldigd en Maes bleef er parochiepriester tot 1880. Door zijn bestuurservaring werd hij weggeroepen om secretaris van bisschop Borgess te worden en uiteindelijk in januari 1885 bisschop van het aartsbisdom Covington, Kentucky. In die hoedanigheid was hij grotendeels verantwoordelijk voor de bouw van de St. Mary's Cathedral in Covington waarbij hij zich liet inspireren door de Notre Dame van Parijs. Hij was een grote bezieler van het katholiek onderwijs en een van de medestichters van de Catholic University of America (Washington D.C.). Maes was een aantal jaren voorzitter van de bisschoppenraad van het Amerikaans College in Leuven. Hij werd de permanente voorzitter van de Eucharistische Congressen in de Verenigde Staten en nam deel aan deze congressen in Namen (1902), Metz (1907), Montreal (1910), Wenen (1912) en Lourdes (1914). Hij schreef tal van historische artikels over de kerk in Amerika, onder meer voor het tijdschrift van Gezelle ‘Rond den Heerd’, en in 1888 een biografie van de Vlaamse pionier-missionaris Charles Nerinckx (1761-1824), die in de plaatselijke pers de ‘apostel van Kentucky’ werd genoemd. Op 11 mei 1915 stierf hij in Covington onder meer aan de gevolgen van suikerziekte.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenJ. Bittremieux & J. Van der Heyden, The right reverend Camillus P. Maes, bishop of Covington. In: Records of the American Catholic Historical Society of Philadelphia, Vol. 33 (1922), No. 2, p. 97-143 (https://www.jstor.org/stable/44208573); https://www.tributearchive.com/obituaries/8251899/Most%20Rev%20Camillus-Maes%20DD; https://www.catholic-hierarchy.org/bishop/bmaes.html;
NaamVan Renterghem, Julie; sister Mary Mathilda; zuster Elias
GeslachtVrouwelijk
BioJulie Van Renterghem werd op 1 mei 1848 te Moorslede geboren als dochter van Charles (1816-1853) en Barbara Coleta Van Gheluwe (1818-1854). Ze was enig kind en werd op 6-jarige leeftijd wees. Uit haar correspondentie blijkt dat ze in de jaren 1860 op pensionaat studeerde. Vanaf 1859 konden religieuzen aan de normaalschool van de Dames van Sint-Andreas in Brugge zich voorbereiden op een taak als onderwijzeres dankzij gedegen godsdienstlessen en een cursus moderne pedagogiek. De vakken Frans en occasionele lessen Engels door Guido Gezelle lieten hen toe later in het buitenland te communiceren met de plaatselijke bevolking. Julie komt niet voor in de oud-leerlinglijsten van deze school, al blijkt uit haar briefwisseling dat ze bekend was met enkele zusters (Julie Van De Pitte en Theresia Persyn) en met de overste van de Dames van Sint-Andreas (Sylvia Dullaert). Omdat ze missiezuster wilde worden, vroeg ze daarbij aan Gezelle om een geschikte missiepost. Verder deelde ze enkele gemeenschappelijke kennissen met hem, waaronder Jan De Neve, rector van het Amerikaans college te Leuven, Camillus Maes, pastoor in Mount Clemens, en Edmond Wallays, oud-leerling van het Klein Seminarie Roeselare en missionaris in Maleisië. Uiteindelijk belandde Julie in 1870 in Amerika, in het ‘Couvent du coeur Immaculé de Marie’ in Monroe. Ze deed er haar noviciaat en ‘nam het habijt aan’ als sister Mary Mathilda. Vermoedelijk is haar passage daar van korte duur geweest. Er zijn in ieder geval geen sporen van haar teruggevonden in de archieven van het IHM klooster in Monroe. Bovendien is terug te vinden dat ze in 1872 intrad bij de Maricolen te Brugge, waar ze in 1874 haar geloften aflegde en de kloosternaam ‘Elias’ aannam. Ze verbleef in het klooster van Sijsele. Aangezien de zusters onderwijs verstrekten voor meisjes uit de burgerij en de armere bevolking, kan verondersteld worden dat ze les gaf. Ze stierf uiteindelijk op 4 maart 1891, op vrij jonge leeftijd, in het moederklooster te Brugge.
Links[odis]
Bronnen https://www.archiefbankbrugge.be/archiefbank; https://nl.geneanet.org/; https://www.familysearch.org/ark:/61903/1:1:QJ1S-C95G
NaamVanrenterghem, Henry
Datums° Zwevezele, 14/02/1816 - ✝ Mount Clemens, 20/11/1869
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; missionaris
VerblijfplaatsAmerika
BioHenry Vanrenterghem werd geboren op 14 februari 1816 in Zwevezele als zoon van Amand Vanrenterghem (1783-1831) en Therese Hoet (1781-1827). Op 22 maart 1845 werd deze missionaris tot priester gewijd door Pieter-Paul Lefevere, bisschop van Detroit. Lefevere was oud-leerling van het Klein Seminarie in Roeselare en verwant met de familie Gezelle. Vanrenterghems eerste missiepost bevond zich op Mackinac Island (Michigan). Maar doordat het gure winterklimaat van dit noordelijk eiland te veel van zijn zwakke gezondheid en krachten had gevergd, werd hij in 1846 door Lefevere overgeplaatst naar de meer zuidelijk gelegen Mount Clemens, nabij Detroit. Daar werd hij pastoor van de Sint-Pieterskerk en moest hij een parochie bedienen die zich over een gebied van 60 mijl uitstrekte. Deze jonge herder reisde uren, dagen te voet, te paard of per boot langs dichte wouden en zompige moerassen om de erediensten en sacramenten te verzorgen en ‘verloren schapen’ terug bij de kudde te brengen. In 1858 ging hij op bedelronde in België en investeerde deze gelden in de Sint-Pieterskerk met aangrenzend klasgebouw. Zijn niet aflatend doorzettingsvermogen dwong respect af van de plaatselijke bevolking. Men noemde Father Vanrenterghem ‘le petit bon père’. Moegestreden en ziek stierf hij op 20 november 1869.
Relatie tot Gezellecollega
Bronnen https://detroitchurchblog.blogspot.com/2017/11/; https://resources.huygens.knaw.nl/retroboeken/nbwv/#page=252&accessor=accessor_index&source=4; https://nl.geneanet.org/archives/ouvrages?action=detail&book_type=livre&livre_id=75674&page=188&name=VAN+RENTERGHEM&with_variantes=0; J. Bittremieux & J. Van der Heyden, The right reverend Camillus P. Maes, bishop of Covington. In: Records of the American Catholic Historical Society of Philadelphia, Vol. 33 (1922), No. 2, p. 97-143 (https://www.jstor.org/stable/44208573); Rond den Heerd 5 (1870) 18, p. 143-144; Rond den Heerd 5 (1870) 36, p. 286-287.; https://nl.geneanet.org/;
NaamDeneweth, Joannes
Datums° Wingene, 04/01/1797 - ✝ Wingene, 18/05/1869
GeslachtMannelijk
Beroepmolenaar
BioJoannes Deneweth werd op 4 januari 1797 te Wingene geboren als zoon van Bernardus Deneweth (1755-1828) en Godeliva Braet (1760-1826). Hij was molenaar en huwde op 13 oktober 1823 met Rosa De Craene (1798-1848), waarmee hij zes kinderen kreeg. Na haar dood huwde hij in 1850 een tweede maal, en wel met Rosalia Goemyne (1823-1912). Met haar kreeg hij twee kinderen. Hij stierf op 18 mei 1869.
Bronnen https://nl.geneanet.org/; Rijksarchief
NaamPersyn, Theresia; Thérèse; Maria Theresia (zuster), Mary Theresia (zuster)
Datums° Tielt, 02/09/1817 - ✝ Monroe, 22/05/1901
GeslachtVrouwelijk
Beroepkloosterzuster; missiezuster; novicemeesteres; lerares
VerblijfplaatsNoord-Amerika
BioTheresia Persyn werd op 2 september 1817 in Tielt geboren als dochter van Carolus Persyn (°1780) en Catharina Bouckaert (°1786). Op 26 juni 1838 trad ze in bij de Dienstmaagden Van Maria te Wingene, als één van de eerste zusters van het pas-gestichte klooster, en op 11 februari 1839 ontving ze samen met haar zes medezusters het geestelijk habijt uit handen van eerwaarde Dewilde. Nadat ze er, telkens voor korte tijd, onderoverste en novicemeesteres was geweest, verhuisde ze in 1847 of 1848 naar het in 1842 opgerichte bijhuis in Schuiferskapelle. Daar werd ze benoemd tot overste. Theresia koesterde al van bij haar gelofte de droom om te gaan werken voor de Indianen in een missiepost in Amerika. In 1861 maakte ze haar verlangen kenbaar in een brief naar Pieter-Paul Lefevere, oud-leerling van het Klein Seminarie te Roeselare en toenmalig bisschop van Detroit. In afwachting van een uiteindelijke goedkeuring raadde Lefevere haar aan eerst te gaan studeren in het Sint-Andreasinstituut (Brugge). Daar leerde ze Frans spreken, en occasioneel doceerde Guido Gezelle Engels aan toekomstige missiezusters. Bovendien maakte ze kennis met de cursus pedagogiek uitgeschreven door Mère Lucie Derreumeaux voor de lerarenopleiding van jonge religieuzen die in het diocesaan onderwijs zouden tewerkgesteld worden. Zuster Theresia leerde er de moderne principes van een katholieke opvoeding kennen. Later in Amerika zou ze deze cursus introduceren en vertalen naar het Engels. De zusters spraken er van het ‘St. André system’ en pasten dit toe in al hun scholen. Uiteindelijk arriveerde zuster Maria Theresia in 1862 bij de Sisters, Servants of the Immaculte Heart of Maria of IHM klooster in Monroe. Ze kwam op uitnodiging van eerwaarde heer Eduardus Joos (1825-1901), toenmalig pastoor te Monroe, proost van het IHM klooster, Belg en bevriend met bisschop Lefevere. Hiermee kwam haar droom uit, hoewel tot haar grote ontgoocheling de Indiaanse bevolking er verdreven was. Als novicemeesteres bracht ze de jonge zusters liefde bij voor het gebed, zelfverloochening en de armen. Tegelijk betoonde ze moederlijk begrip voor hun persoonlijke problemen. Ze gaf les aan jonge leraressen, aan kinderen van Canadese migranten, eerste communicanten en dankzij haar kennis van gebarentaal ook aan doofstomme kinderen. Op woensdagmorgen 22 mei 1901 stierf ze onverwachts op haar kamer.
Links[odis]
Bronnen http://www.odis.be/lnk/OR_27292; C.P. Maes, Monroe, in: Rond den Heerd: 12 (14/10/1877) 46, p.365-366; https://gw.geneanet.org/gvermeersch?n=persyn&oc=&p=theresia; P. Allossery, Onze West-Vlaamsche zendelingen. Proef van eerelijst. Boekdeel II. Brugge: Verbeke-Loys, p. 119; R. Patteeuw & L. Persyn, De grote droom van zuster Theresia Persyn, kloosterzuster in Wingene en Schuiferskapelle die naar Amerika emigreerde. In: Ons Wingene, Jaarboek 21. Wingene: Heemkundige Kring Ons Wingene, 2018, p. 67-88; Jennifer M. Meacham Archivist IHM Sisters, Monroe, MI; Sister M. Rosalita, I.H.M., No Greater Service, A history of the congregation of the Sisters, Servants of the Immaculate Heart of Maria, Monroe, Michigan 1848-1945, Detroit,1948, p.249 e.v.; 317-349 ; http://www.inrp.fr/edition-electronique/lodel/dictionnaire-ferdinand-buisson/document.php?id=2596 ; S. Debaere, Afscheid van de Garenmarkt, Een terugblik op anderhalve eeuw leraren opleiden van Sint-Andreasnormaalschool tot KHBO (1859-2009), KHBO-Departement Lerarenopleiding, Brugge: Vanden Broele, 2009
NaamDullaert, Sylvia; Marguerite (zuster)
Datums° Brugge, 24/05/1838 - ✝ Doornik, 13/06/1926
GeslachtVrouwelijk
Beroepkloosterzuster; lerares; kloosteroverste
BioSylvia Dullaert werd geboren te Brugge op 9 mei 1838. Ze trad op 4 mei 1860 in bij de Dames van Sint-Andreas te Doornik en legde haar geloften af als zuster Marguerite op 24 mei 1862. Ze gaf les in Doornik en te Brugge, waar ze in 1870 overste werd. In 1873 legde ze de laatste geloften af in het hoofdklooster te Doornik om er daarna het noviciaat onder haar hoede te nemen. Deze taak werd vanaf 1875 voor een periode van acht jaar onderbroken door een tijdelijke aanstelling als overste in Brugge.In 1889 werd ze lerares, en in 1897 directrice van de lagere school in Doornik. Door haar medezusters werd zij geroemd voor haar discipline en werklust, Veel kracht haalde zij uit de ‘Geestelijke oefeningen’ voor een leven in ignatiaanse spiritualiteit. Door een lichamelijke verzwakking en een voortschrijdende doofheid en blindheid werd ze geleidelijk veroordeeld tot eenzaamheid en gedwongen inactiviteit. Ze stierf in haar slaap op 13 juni 1926.
Links[odis]
BronnenArchief Soeurs de Saint-André, Ramegnies-Chin

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamMonroe

Naam - instituut/vereniging

NaamSisters, Servants of the Immaculate Heart of Maria
BeschrijvingDe congregatie van ‘The Sisters, Servants of the Immaculate Heart of Maria’ werd in 1845 gesticht door Theresa Maxis Duchemin (1810-1892), van Haïtiaanse afkomst, en Louis Florent Gillet (1813-1892), een Belgische redemptorist en pastoor in Monroe (Detroit). Gillet had in datzelfde jaar een kerk annex school gebouwd die werd ingewijd door Mgr. Petrus Paulus Lefevere (1804-1869) ter ere van de onbevlekte ontvangenis van Maria. Zuster Theresa had eerder al in 1829 in Baltimore de 'Oblate Sisters of Providence' gesticht. Het was de eerste katholieke congregatie voor Afro-Amerikaanse vrouwen. Moegestreden en voortdurend geconfronteerd met discriminatie, ook van de kerkelijke hiërarchie, verliet zuster Theresa de groep. Gillet zocht vrouwelijke religieuzen voor zijn meisjespensionaat. De ervaring van zuster Theresa, haar tweetaligheid en ambitie om les te geven overtuigden Gillet en bisschop Lefevere om deze vrouw en haar jonge congregatie een plaats te geven in het bisdom. De naamgeving van de nieuwe orde, ‘Zusters, Dienaressen van het Onbevlekte Hart van Maria’, lag voor de hand. Boven op de kerktoren wapperde immers een vlag met het monogram van O.L.V. omringd door 12 sterren. De fysieke en geestelijke uitgangspunten van de nieuwe gemeenschap waren een kleine blokhut en veel enthousiasme, geput uit hun liefde voor God en de naasten. De geest en de stijl van de heilige Alphonsus Liguori, de stichter van de redemptoristen, was hun inspiratiebron. Gebed, eenvoud, nederigheid, de liefde voor de barmhartigheid van God, en respect voor elke individuele ziel waren de ingrediënten van hun opvoedkundig apostolaat. In de jaren daarop groeide de zustergemeenschap. Ze onderwezen in tal van nieuw opgerichte katholieke scholen in het bisdom en namen enkele weeshuizen onder hun hoede. De noden van de Franssprekende Canadese en Engelstalige en Ierse immigranten van Monroe, gelegen aan de buitengrens van Michigan, waren groot. Op vraag van bisschop John Neumann (1811-1860), redemptorist afkomstig uit Bohemia en bisschop van Philadelphia, stichtte Zuster Theresa een nieuwe missiepost in Susquehanna County (1858). Op die manier ondersteunden de zusters het project om bisschoppelijk katholiek onderwijs te organiseren voor de Ierse, Duitse en Italiaanse immigranten in dat gebied. Haar initiatief voor een tweede missiepost in Reading (1859) en een derde en laatste huis te Scranton (1871) op vraag van William O'Hara, Ordinaris, stootte op een veto van bisschop Lefevere (Detroit) en diens autoritaire opvolger Caspar Henry Borgess (1826-1890). Ondanks het verzet van zuster Theresa, werd de kloosterorde van Michigan afgesplitst van Philadelphia en, zo ontstonden er twee autonome huizen. Zuster Theresa werd persona non grata. Bovendien was ze ‘bij nader inzien’ niet wit en afkomstig van slaven, ze moest dan ook haar plaats binnen de hiërarchie kennen. 75 jaar oud kwam ze terug naar het moederhuis van Scranton, waar ze haar laatste levensjaren doorbracht.
Datering1845-
Links[wikipedia]
NaamSint-Andreasinstituut, Brugge
BeschrijvingIn 1859 werd het Sint-Andreasinstituut in Brugge opgericht door Les Dames de Saint-André, een religieuze congregatie uit Doornik, die eerder al andere scholen in West-Vlaanderen had gesticht. De Brugse Bisschop Malou gaf Zenobie Vermeersch de taak om een meisjesschool te stichten in zijn bisdom. De nieuwe instelling had als doel de opvoeding van jonge, gelovige vrouwen op zich te nemen. De school verwierf al snel een uitstekende reputatie en trok vooral leerlingen aan uit de hogere sociale klassen. De normaalschool leidde toekomstige leerkrachten op en was wettelijk verplicht om ook een oefenschool te hebben voor praktijkervaring. Daardoor ontstonden er twee lagere scholen, het externaat en de Oefenschool. De Oefenschool was een Nederlandstalige instelling waar kinderen uit de lagere sociale klasse onderwijs volgden. Het externaat was Franstalig. Het diende niet alleen als middelbare school, waar sommige leerlingen een soort middelbaar onderwijs konden volgen, maar fungeerde ook als een 'finishing school' voor jonge vrouwen van de hogere klasse, waardoor het een belangrijke instelling werd voor de Franssprekende bourgeoisie in de stad. Na de schoolstrijd ging het schoolbestuur het externaat uitbouwen in verschillende afdelingen. Het werd onderverdeeld in een école primaire, een école secondaire en een école moyen. De école moyen was bedoeld als voorbereiding op het Doornikse regentaat, maar werd in 1908 afgeschaft. Het instituut verhuisde meermaals. Eerst kochten ze een huis in de Freren Fonteinstraat van ridder Gustave Rapaert de Grass. Vervolgens verhuisden ze naar een neoclassicistische woning van Baron Auguste de 't Serclaes op het Sint-Jansplein en namen daarna hun intrek in het woonhuis van de familie van de bank Du Jardin aan de Garenmarkt. Recentelijk verhuisden ze naar de Jakobinessenstraat. Guido Gezelle was deeltijdse lesgever aan het instituut, hij gaf er onder andere privéles Engels aan kloosterzusters met overzeese plannen.
Datering1859-heden
Links[odis], [wikipedia]

Titel11/08/1870, Monroe, Julie Vanrenterghem (= Zuster Mary Mathilda) aan Guido Gezelle
EditeurMiet Hubrechts; Peter De Baets (research); Marc Carlier (research); Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2024
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderVan Renterghem, Julie
OntvangerGezelle, Guido
Verzendingsdatum11/08/1870
VerzendingsplaatsMonroe
Fysieke bijzonderheden
Drager enkel vel, 213x137
wit
papiersoort: 1 zijde beschreven; zijde 2 met adres, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden verwijzing naar brieven nr. 4888 en 4889
Toevoegingen op zijde 1 midden in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief4887
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|11214
Inhoud
IncipitJ'aime à croire que feu mon Cousin
Tekstsoortbrief
TalenFrans; Engels
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.