<Resultaat 387 van 2306

>

p1
Eldon House
Queen’s Road
Clapham Park
London

Dear Father Gazelle,

You will be glad to see again your little life of St Walburgh. I found it among my books when I unpacked them & therefore return it by “book post”. You will see how easily and at what little expense it comes. I wish you would kindly return me my second Volume of Butler’s lives of the Saints, which I lent you to see the life of St Walburgh then - Also my new “History of Ireland”[1] a green book - If you find any others please return them also - If you cannot send them as I do yours, you had better pack them & ask some one coming to England to bring them. It is necessary to leave the paper cover open at the ends that it may be seen that they are books, & then whoever brings them has only to send them by post – orp2carrier. Let me hear from you how you are. Working I suppose as hard as ever! Are there any changes at St Walburgh - I have not heard one word from any one at Bruges since I left so any news will be acceptable. We have a comfortable little house & garden here, near enough to Town for Maurice to go there every day, he has a quarter of an hours walk, & a quarter of an hour by train that is all. It is a fine brainy healthy situation. We go to the Church of the Redemptorist Fathers at Clapham - I have to walk a mile & a half there and back before breakfast, but we could not get a house nearer. In fine weather it will be pleasant, only for the time it takes in going there. This winter weather it is often unpleasant, & inconvenient. However it is a beautiful little Church. The Priests are so good & devoted to their calling it is very edifying all the Devotions in the church are conducted so well, & a large & fervent congregation.[2] We have a very nice old man for Confessorp3Father Lans, I think you must know him, he is a Belgian I believe. He is a great friend of Maurice’s[3] as well as myself, & is a most holy & fervent man & has the reputation far and wide I find of being a first rate Director. I am very thankful we have him. Maurice is still busy at his studies & will not be examined till next May. He is very well and wishes to be most kindly remembered to you. Mary has just left the Convent for good as we say[4] It is a great pleasure to me to have her at home. She will not be introduced into the world till next year.[5] We lead a very happy quiet little life here. Dotty is getting on with her lessons & Cathechism &c & Blanche will be much grown since you saw her. Mind if ever you come to England you write beforehand & let me know & come & pay me a visit of a few days at least. Now remember - How are the Caloens,[6] remember me kindly to them, & the Macquar de Terlines[7] also are there any changes in their families yet. Remember me also to Mrs Berrington p4the Whitegreaves[8] Birds[9] tell me how they are all going on. Did you go to Mr Whitgreaves dinner? that he used to talk of giving. Has he quite furnished his house now. and where are his boys & girls[10] at school. What is Mary Margaret doing?! I dread asking! for fear she should find me out & come after me again Mind you do not tell here[11] where we are. Is she still with the woman who took her? If she ever is threwn on the world & comes to you remember she is to go to that Place Baroness Van Caloen told me of, & you must write & let me know that I may send you the sum, the Baroness said I should have to pay on her entrance, I forget how much it was, something very small, but the Baroness will tell you - I hope however when M. Margaret found she had really to depend on herself, that she became steady & is working away well with the woman who took her - I should have written to you long ago, only for my fear of her finding me *p1out & coming over - I could do nothing with her here. Mary wishes to be kindly remembered - Do remember me kindly to our good Curé when next you see him. I often think of the Church of St Annes & of St Walburgh’s also, and I assure you all your kindness is well impressed on my memory & in my heart - I hope you will pray for us sometimes.

Believe me
Yours very sincerely & respectfully
MC. Kavanagh

How is Monseigneur Boone?

Noten

[1] Het is onduidelijk over welk boek het hier precies gaat aangezien er aan het einde van de jaren 1860 diverse boeken over de geschiedenis van Ierland werden gepubliceerd.
[2] Zo werd onder meer de provinciaal overste van de redemptoristen, Father Coffin, alom geprezen om zijn luisterrijke plechtigheden en didactisch redenaarstalent (Weekly Register and Catholic Standard, 1870). Deze positieve pers ontlokte soms negatieve commentaren in de protestantse kranten, vooral de verdediging van de ‘onfeilbare’ paus stootte op verzet. Zo noemde de Perthshire Courier in 1870 de congregatie van de redemptoristen “de meest agressieve orde die de Kerk van Rome kan voortbrengen. Haar leden staan bekend als grote predikers, die de meest subtiele en verfoeilijke doctrines van de Kerk aanhangen en onderwijzen.”
[3] Maurice Kavanagh zou datzelfde jaar nog een retraite volgen bij de redemptoristen van Clapham, die een ware verrijking zou zijn voor zijn geestelijk welzijn. Zie de brief van Mary Clifford-Kavanagh aan Guido Gezelle van 31/07/1870.
[5] Het zou echter nooit zover komen, zoals ook blijkt uit de brief van Mary Vavasour aan Guido Gezelle van maart 1870. Daarin zegt ze een Sister of Charity of Sister of Mercy te willen worden.
[6] Het echtpaar Savina en Charles van Caloen.
[7] Het echtpaar Eulalie en Louis Macquart de Terline. Ze woonden in de Hoogstraat, op 450 meter van de briefschrijfster.
[8] Het echtpaar Rosina en Joseph Robert Withgreave.
[9] Chrissie Bird en haar tantes Louise en Mary Bird.
[10] Het echtpaar Whitgreave had in 1870 zes kinderen: Mary Rose Caroline (°1857), Joseph Bertram Ignatius (°1858), Benedict Wilfrid (°1859), Etheldreda Maria Antonia (°1861), Benjamin George (°1863) en de baby Elizabeth Mary (°1869).
[11] Foutief voor ‘her’.

Register

Correspondenten

NaamClifford, Mary Constantia; Kavanagh, Mary Constantia
Datums° Devon, 29/03/1825 - ✝ Warwick, 18/03/1898
GeslachtVrouwelijk
Beroepauteur
VerblijfplaatsEngeland
BioDe adellijke Mary Constantia Clifford was de dochter van Hugh Charles, zevende Baron Clifford van Chudleigh (1790-1858) en Mary Lucy Weld (1799-1831). Ugbrooke Park (Devon) was haar geboorteplaats. Ze stamde af van een familie van ‘recusanten’ die na de Reformatie trouw bleven aan het katholiek geloof, ondanks alle gevaren en discriminatie vanwege de Kerk van Engeland. Haar eerste man, William Joseph Vavasour, Esq. (Esquire), was de zoon van Sir Edward Marmaduke Vavasour (1786-1847) en Marcia Bridget Lane-Fox (1792-1826). William was als jongeman in 1842 met leden van de families Weld en Clifford naar Nieuw-Zeeland vertrokken, maar keerde naar Engeland terug om op 12 januari 1846 te huwen met Mary Clifford in Allerton Park (Yorkshire). Samen kregen ze zeven kinderen waarvan er zes de volwassen leeftijd bereikten waaronder Mary Vavasour. Na de dood van zijn vader beheerde William de familiedomeinen in Hazlewood Castle (York) en Draycott Manor (Stafford). Zelf overleed hij op 11 januari 1860, amper 38 jaar oud. Op 8 februari 1865 hertrouwde Mary met Maurice Dennis Kavanagh, Iers burger en classicus. Het gezin reisde enkele weken later af naar Brugge, waar ze tot september 1869 hun domicilie hadden aan de Sint-Annarei 19. Ze woonden schuin tegenover Guido Gezelle, die toen als onderpastoor van de Sint-Walburga, op de Verwersdijk 20 woonde. Mary onderhield goede contacten met Gezelle en ze wisselden vaak boeken uit. Tijdens Mary’s periode in Brugge kreeg ze twee dochters: Constantia (Dotty) en Blanche, en zette ze zich in voor het Engels Comité voor de Zoeaven. Omwille van de rechtenstudie van Maurice Kavanagh verhuisden ook Mary en de kinderen terug naar Engeland, naar Eldon house, Queen’s road, Clapham Park (Londen). Daar zorgde Mary voor het huishouden en de armen in de buurt. Ze zette haar engagement voor de ‘Altar Society’ (1851) van het diocees Westminster voort, ging dagelijks naar de mis, en bezocht trouw haar biechtvader, Father Lans bij de redemptoristen. Zeker tot 1889 correspondeerde ze met haar Brugse biechtvader en mentor Guido Gezelle over politieke, religieuze en persoonlijke aangelegenheden. Vanaf 1875 leefde ze gescheiden van haar tweede man, waarvan ze in 1887 officieel zou gaan scheiden. Vanaf 1886 woonde ze in Westbrook House, 3 Warwick Terrace (Leamington Spa). Mary verzorgde haar broer bisschop William J.H. Clifford (1823-1893), lid van Vaticanum I, tijdens de laatste fase van een slepende nierziekte. Mary Clifford stierf op 18 maart 1898, en werd als seculier lid van de Arme Klaren Coletienen begraven op het kloosterkerkhof te Baddesley Clinton (Warwick).
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.wikitree.com/wiki/Clifford-2829; https://www.ancestry.co.uk; The National Archives; Kew, Surrey, England; Court for Divorce and Matrimonial Causes, later Supreme Court of Judicature: Divorce and Matrimonial Causes Files, J 77; Reference Number: J 77/385/1698 ; https://www.ancestry.co.uk
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamClifford, Mary Constantia; Kavanagh, Mary Constantia
Datums° Devon, 29/03/1825 - ✝ Warwick, 18/03/1898
GeslachtVrouwelijk
Beroepauteur
VerblijfplaatsEngeland
BioDe adellijke Mary Constantia Clifford was de dochter van Hugh Charles, zevende Baron Clifford van Chudleigh (1790-1858) en Mary Lucy Weld (1799-1831). Ugbrooke Park (Devon) was haar geboorteplaats. Ze stamde af van een familie van ‘recusanten’ die na de Reformatie trouw bleven aan het katholiek geloof, ondanks alle gevaren en discriminatie vanwege de Kerk van Engeland. Haar eerste man, William Joseph Vavasour, Esq. (Esquire), was de zoon van Sir Edward Marmaduke Vavasour (1786-1847) en Marcia Bridget Lane-Fox (1792-1826). William was als jongeman in 1842 met leden van de families Weld en Clifford naar Nieuw-Zeeland vertrokken, maar keerde naar Engeland terug om op 12 januari 1846 te huwen met Mary Clifford in Allerton Park (Yorkshire). Samen kregen ze zeven kinderen waarvan er zes de volwassen leeftijd bereikten waaronder Mary Vavasour. Na de dood van zijn vader beheerde William de familiedomeinen in Hazlewood Castle (York) en Draycott Manor (Stafford). Zelf overleed hij op 11 januari 1860, amper 38 jaar oud. Op 8 februari 1865 hertrouwde Mary met Maurice Dennis Kavanagh, Iers burger en classicus. Het gezin reisde enkele weken later af naar Brugge, waar ze tot september 1869 hun domicilie hadden aan de Sint-Annarei 19. Ze woonden schuin tegenover Guido Gezelle, die toen als onderpastoor van de Sint-Walburga, op de Verwersdijk 20 woonde. Mary onderhield goede contacten met Gezelle en ze wisselden vaak boeken uit. Tijdens Mary’s periode in Brugge kreeg ze twee dochters: Constantia (Dotty) en Blanche, en zette ze zich in voor het Engels Comité voor de Zoeaven. Omwille van de rechtenstudie van Maurice Kavanagh verhuisden ook Mary en de kinderen terug naar Engeland, naar Eldon house, Queen’s road, Clapham Park (Londen). Daar zorgde Mary voor het huishouden en de armen in de buurt. Ze zette haar engagement voor de ‘Altar Society’ (1851) van het diocees Westminster voort, ging dagelijks naar de mis, en bezocht trouw haar biechtvader, Father Lans bij de redemptoristen. Zeker tot 1889 correspondeerde ze met haar Brugse biechtvader en mentor Guido Gezelle over politieke, religieuze en persoonlijke aangelegenheden. Vanaf 1875 leefde ze gescheiden van haar tweede man, waarvan ze in 1887 officieel zou gaan scheiden. Vanaf 1886 woonde ze in Westbrook House, 3 Warwick Terrace (Leamington Spa). Mary verzorgde haar broer bisschop William J.H. Clifford (1823-1893), lid van Vaticanum I, tijdens de laatste fase van een slepende nierziekte. Mary Clifford stierf op 18 maart 1898, en werd als seculier lid van de Arme Klaren Coletienen begraven op het kloosterkerkhof te Baddesley Clinton (Warwick).
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.wikitree.com/wiki/Clifford-2829; https://www.ancestry.co.uk; The National Archives; Kew, Surrey, England; Court for Divorce and Matrimonial Causes, later Supreme Court of Judicature: Divorce and Matrimonial Causes Files, J 77; Reference Number: J 77/385/1698 ; https://www.ancestry.co.uk

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamLonden

Naam - persoon

Naamonbekend
NaamAffenaer, Kasimier Ludovicus; Casimir Ludovicus Affenaer
Datums° Menen, 02/10/1826 - ✝ Veurne, 07/06/1887
GeslachtMannelijk
Beroeppastoor; deken; leraar; coadjutor
BioKasimier (of Casimir) Affenaer werd geboren als oudste zoon van de slachter Casimir Bernard Affenaer (1793-1860) en Virginia Bernarde Huyghe (1795-1872). Van 1849 tot 1864 was hij leraar aan het Onze-Lieve-Vrouwecollege van Oostende. Op 21 december 1850 werd hij tot priester gewijd te Brugge. Vanaf oktober 1864 was hij coadjutor in de parochie van Onze-Lieve-Vrouw te Kortrijk, en tussen 7 november 1866 en 1 december 1869 was hij pastoor in de Brugse Sint-Annakerk. Daarna verhuisde hij naar Veurne, waar hij pastoor-deken was van de Sint-Niklaaskerk. Daar zou hij blijven tot zijn dood in 1887.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://nl.geneanet.org
NaamBoone, Amatus Augustus
Datums° Vlamertinge, 14/12/1823 - ✝ Brugge, 23/02/1890
GeslachtMannelijk
Beroeppastoor; kannunik; econoom
BioDecimus Amatus Augustus Boone werd op 14 december 1823 geboren in Vlamertinge, als zoon van een bierbrouwer. Op 25 mei 1850 werd hij in Brugge tot priester gewijd, in 1851 benoemd tot hulppriester van de Sint-Willibrordus parochie te Wulpen nabij Koksijde, en nog datzelfde jaar tot onderpastoor van St. Gillis, Brugge. In 1859 werd hij tot econoom aangesteld van het Engels Seminarie te Brugge, waar Gezelle professor filosofie en vicerector was. Deze instelling was een van de initiatieven van de Engelse mecenas Sir John Sutton, en werd van meet af aan gesteund door Boone. In 1860 reisden ze samen naar Rome. Bij die gelegenheid werd Boone geheime kamerheer van Pius IX, en in 1866 diens huisprelaat. ‘Geheime kamerheer’ betekende het recht om enkele weken per jaar dienst te doen in het Apostolisch Paleis of in de pauselijke zomerresidentie in Castel Gandolfo. Huisprelaat was een eretitel die aan een verdienstelijk priester kon gegeven worden op vraag van een plaatselijke bisschop, in dit geval bisschop Johan Joseph Faict. Boone kreeg voortaan de aanspreektitel monseigneur. Vanaf 30 augustus 1872 was hij erekanunnik van de Brugse kathedraal. Bij de dood in 1873 van Sir John Sutton kwam er een einde aan al diens initiatieven, ook aan het Engels Seminarie en aan Boones functie van econoom. Het lichaam van Sutton werd bijzet in het familiegraf van monseigneur Boone. Zelf stierf de kanunnik op 23 februari 1890 in zijn woning in de Gouden Handstraat in Brugge.
Links[odis]
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; L. van Biervliet, 'John Sutton, het Engels seminarie en Aimé Boone'. in: Biekorf: 96 (1996) 1, p.40-68.
NaamClifford, Mary Constantia; Kavanagh, Mary Constantia
Datums° Devon, 29/03/1825 - ✝ Warwick, 18/03/1898
GeslachtVrouwelijk
Beroepauteur
VerblijfplaatsEngeland
BioDe adellijke Mary Constantia Clifford was de dochter van Hugh Charles, zevende Baron Clifford van Chudleigh (1790-1858) en Mary Lucy Weld (1799-1831). Ugbrooke Park (Devon) was haar geboorteplaats. Ze stamde af van een familie van ‘recusanten’ die na de Reformatie trouw bleven aan het katholiek geloof, ondanks alle gevaren en discriminatie vanwege de Kerk van Engeland. Haar eerste man, William Joseph Vavasour, Esq. (Esquire), was de zoon van Sir Edward Marmaduke Vavasour (1786-1847) en Marcia Bridget Lane-Fox (1792-1826). William was als jongeman in 1842 met leden van de families Weld en Clifford naar Nieuw-Zeeland vertrokken, maar keerde naar Engeland terug om op 12 januari 1846 te huwen met Mary Clifford in Allerton Park (Yorkshire). Samen kregen ze zeven kinderen waarvan er zes de volwassen leeftijd bereikten waaronder Mary Vavasour. Na de dood van zijn vader beheerde William de familiedomeinen in Hazlewood Castle (York) en Draycott Manor (Stafford). Zelf overleed hij op 11 januari 1860, amper 38 jaar oud. Op 8 februari 1865 hertrouwde Mary met Maurice Dennis Kavanagh, Iers burger en classicus. Het gezin reisde enkele weken later af naar Brugge, waar ze tot september 1869 hun domicilie hadden aan de Sint-Annarei 19. Ze woonden schuin tegenover Guido Gezelle, die toen als onderpastoor van de Sint-Walburga, op de Verwersdijk 20 woonde. Mary onderhield goede contacten met Gezelle en ze wisselden vaak boeken uit. Tijdens Mary’s periode in Brugge kreeg ze twee dochters: Constantia (Dotty) en Blanche, en zette ze zich in voor het Engels Comité voor de Zoeaven. Omwille van de rechtenstudie van Maurice Kavanagh verhuisden ook Mary en de kinderen terug naar Engeland, naar Eldon house, Queen’s road, Clapham Park (Londen). Daar zorgde Mary voor het huishouden en de armen in de buurt. Ze zette haar engagement voor de ‘Altar Society’ (1851) van het diocees Westminster voort, ging dagelijks naar de mis, en bezocht trouw haar biechtvader, Father Lans bij de redemptoristen. Zeker tot 1889 correspondeerde ze met haar Brugse biechtvader en mentor Guido Gezelle over politieke, religieuze en persoonlijke aangelegenheden. Vanaf 1875 leefde ze gescheiden van haar tweede man, waarvan ze in 1887 officieel zou gaan scheiden. Vanaf 1886 woonde ze in Westbrook House, 3 Warwick Terrace (Leamington Spa). Mary verzorgde haar broer bisschop William J.H. Clifford (1823-1893), lid van Vaticanum I, tijdens de laatste fase van een slepende nierziekte. Mary Clifford stierf op 18 maart 1898, en werd als seculier lid van de Arme Klaren Coletienen begraven op het kloosterkerkhof te Baddesley Clinton (Warwick).
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.wikitree.com/wiki/Clifford-2829; https://www.ancestry.co.uk; The National Archives; Kew, Surrey, England; Court for Divorce and Matrimonial Causes, later Supreme Court of Judicature: Divorce and Matrimonial Causes Files, J 77; Reference Number: J 77/385/1698 ; https://www.ancestry.co.uk
NaamCoffin, Robert Aston
Datums° Brighton, 19/07/1819 - ✝ Teignmouth, 06/04/1885
GeslachtMannelijk
Beroeprector en provinciaal van de redemptoristen; bisschop
VerblijfplaatsEngeland
BioRobert Aston Coffin werd op 19 juli 1819 geboren in Brighton, Sussex. Hij genoot zijn eerste vorming op de Harrow School, een gerenommeerd jongensinternaat, en werd in 1838 een student van Christ Church waar hij in 1840 met voldoening afstudeerde. In 1843 werd hij dominee (‘vicar’) van St. Mary Magdalen, Oxford. Toen de Oxfordse denktank zich — onder de stuwende kracht van Henry Newman — verdiepte en publiceerde over de geloofspunten en de interne relatie van protestanten en katholieken, nam Coffin welbewust afscheid van de Kerk van Engeland om de Rooms-Katholieke Kerk te omarmen. Coffins intrede vond plaats op 03/12/1845 in Prior Park College. Onder auspiciën van Dr. Henry Newman ging hij naar Rome en werd er tot priester gewijd op 31 oktober 1847. Daarna stond zijn leven in het teken van de orde van de redemptoristen: na zijn noviciaat legde hij zijn gelofte af op 2 oktober 1852 in Sint-Truiden. In 1855 werd hij tot rector verkozen van St. Mary’s Clapham (Londen), en hij werd aangesteld tot provinciaal in 1865. Hij leidde in die periode ontzettend veel missies in Engeland, Schotland en Ierland. Met zijn uitzonderlijk redenaarstalent en groot enthousiasme heeft hij tal van mensen gesterkt in hun geloof, getroost en bemoedigd. Het klooster in Clapham was een gewaardeerd bezinningsoord voor vele clerici. Voorts werd Coffin gewaardeerd omwille van zijn Engelse vertalingen van "Sacellum Animae Fidelis (Oratory of the Faithful Soul)" van Louis de Blois (1506-1566) en "Le glorie di Maria", van hun stichter Alfonso Maria de’ Liguori (1696-1787). Hij kreeg goede recensies. Paus Leo XIII wijde hem tot bisschop van Southwark in de kerk Sant Alphonso all’ Esquilino te Rome op 11 juni 1882. Door gezondheids- en hartproblemen verbleef hij in het (studenten-)huis van de redemptoristen in Teignmouth, Dorset omwille van het milde zeeklimaat. Hij stierf op tweede paasdag, 6 april 1885. Na een plechtige viering werd hij op het kerkhof van het klooster begraven.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; Exeter and Plymouth Gazette (10 April 1885); Derry Journal (08 April 1885); Ulster Examiner and Northern Star (06 April 1872)
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamKavanagh, Maurice Dennis
Datums° Penzance, 1843 - ✝ Prestwich, 01-03/1899
GeslachtMannelijk
Beroepadvocaat; auteur
VerblijfplaatsEngeland
BioMaurice Dennis Kavanagh werd in 1843 als derde zoon van ambtenaar Dennis Kavanagh geboren in Penzance, Cornwall. Omdat zijn beide ouders afkomstig waren van Dingle, Ierland en hij daar zes weken later gedoopt werd, noemde hij zich een Ier door afkomst. Hij studeerde met grote onderscheiding af aan het vermaarde St. Edmund’s College, Ware, en University College, Londen, waarna hij professor Klassieke Talen en Moderne Geschiedenis werd aan het St. John’s College in Waterford, Ierland. Hij schreef een aantal didactisch zeer gewaardeerde Engelse, Latijnse en Griekse werken, en genoot de reputatie van een intelligent wetenschapper en auteur. Op 08/02/1865 huwde hij Mary Constantia Clifford, de weduwe van William J. Vavasour. Zij was toen reeds moeder van 7 kinderen, maar kreeg met Maurice nog twee dochters: Constantia (Dotty) en Blanche. Het gezin verbleef enige tijd in de Sint-Annarei 19 te Brugge. Ze woonden schuin tegenover Guido Gezelle die toen onderpastoor van Sint-Walburga was en op de Verwersdijk 20 woonde. Zijn huwelijk met de adellijke Mary Constantia bracht Maurice zowel sociaal aanzien als financiële armslag voor zijn verdere studies. Op 21/11/1866 werd hij toegelaten als student aan Middle Temple. In 1868 was hij de coauteur van "A new Latin delectus, with the rules of syntax" (Whittaker and Co, 1868), waarvan een exemplaar in de bibliotheek van Gezelle aanwezig is (GGB 0332). Op 17/11/1871 werd hij advocaat, en vanaf 1872 mocht hij zich doctor in de rechten noemen en werkte hij te Londen, als rechtskundig adviseur voor geschillen en opsteller van akten van overdracht, en bij zittingen van het Western Circuit (Bath, Bristol, Devon, Dorset, Exeter, Portsmouth, Somerset en Southampton). Hij was ook werkzaam aan de Old Bailey of Central Criminal Court. Van 1874 tot 1891 en 1894 tot 1898 kwam het Oxford Circuit met zittingen te Stafford, Wolverhampton en Shrewsbury erbij. Daarenboven was hij sinds 1875 aangesloten bij de Indische balie waar hij de belangen van prinsen en vooraanstaanden uit India in het Lagerhuis behartigde. Door zijn studies en werk aan de balie was hij vaak afwezig, en met de steun van zijn echtgenote Mary en haar familie installeerde hij zich voor lange jaren in India. Dit had echter grote repercussies op zijn privéleven. Sinds 1875 woonden hij en zijn vrouw niet meer samen, en in 1887 vroeg Mary de scheiding aan. Daarnaast ondervond hij al in 1877 problemen van solvabiliteit en verkeerde hij in 1888 in staat van faillissement, hetgeen te wijten zou geweest zijn aan niet uitbetaalde lonen door Indische prinsen. Ook nadien ging het verder bergaf: hij werd in 1894 beschuldigd van fraude en in 1895 veroordeeld tot een jaar gevangenis. Begin 1899 stierf hij te Prestwich, Lancashire.
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.familysearch.org/nl/ ; Joseph Foster, Men-at-the-bar. A biographical hand-list of the members of the various inns of court, 1885, p.251 ; https://www.findmypast.co.uk/ (echtscheidingspapier van 1887); Tralee Cronicle (21 juli 1865); Leicester Daily Mercure (25 april 1882); South London Press (15 januari 1887); South London Press (15 januari 1887); Morning post (2 januari 1888); Kerry Reporter (26 oktober 1895); Newark Adviser (9 oktober 1895); Truth (16 december 1897); https://www.ancestry.co.uk/discoveryui-content/view/45462:2465?tid=&pid=&queryId=783d9597bf05ef61c799fa144cb987c1&_phsrc=tbc102&_phstart=successSource The National Archives; Kew, Surrey, England; Court for Divorce and Matrimonial Causes, later Supreme Court of Judicature: Divorce and Matrimonial Causes Files, J 77; Reference Number: J 77/385/1698
Naamde Gourcy Serainchamps, Savina Louise Joséphine; van Caloen-de Gourcy, Savina L. J.
Datums° Gent, 17/07/1825 - ✝ Loppem, 07/09/1912
GeslachtVrouwelijk
BioSavina de Gourcy Serainchamps was een dochter van graaf Félix, grootgrondbezitter, en barones Mathilde Dons de Lovendeghem uit Gent. Het gezin telde vijf kinderen en woonde op het (nu verdwenen) kasteel van Mianoye te Assesse bij Namen. Savina kreeg eerst thuisonderricht, daarna was ze pensionaire op de kloosterschool van Berlaimont (Brussel). Ze was er bevriend met Émilie van Outryve d’Ydewalle, die in 1848 huwde met Jean-Baptiste Bethune. Savina trouwde op 21 april 1847 met baron Charles van Caloen, vriend en studiegenoot van Bethune. De twee echtparen hadden veel gemeen: fervent katholiek, devoot, liefdadig, kunstminnend (neogotiek), traditionalistisch en ultramontaans. Charles en Savina kregen vijf kinderen die allen opgroeiden tot modelkatholieken: Maria (karmelietes), Savina, Joseph (benedictijn, vriend van Gezelle), Albert en Ernest. Het echtpaar was de bouwheer van het kasteel van Loppem (1859), gebouwd door de bouwmeesters Edward Pugin en Jean-Baptiste Bethune. Door de oogziekte van haar man, was het in de praktijk vooral Savina die zich deze taak aantrok. Het kasteel werd een centrum voor kunstenaars, intellectuelen, schrijvers, prelaten en bekeerlingen. Ook Guido Gezelle was vriend aan huis. Hij schreef in 1870 verzen bij de wandschilderingen in het Blauw Salon van het kasteel bij de taferelen van Duitse schilder August Martin. Savina werd in 1869 voorzitter van de Dames Zélatrices van de Noordpoolmissie, met Gezelle als geestelijk leidsman. Op verzoek van Savina schreef Gezelle in 1892 opschriften in versvorm voor de huizen waar het H. Bloed in woelige tijden verborgen werd.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; aanvrager gelegenheidsgedicht; Noordpoolmissie
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.geni.com/people/Savina-de-Gourcy-Serainchamps/6000000033149576105; J. Braet, Het kasteel van Loppem in zijn familiaal en historisch kader. In: V. van Caloen (red.), Het kasteel van Loppem. Oostkamp: Stichting Kunstboek, 2001, p.10-43
Naamvan Caloen, Charles-Marie-Louis-Joseph
Datums° Brugge, 31/08/1815 - ✝ Brugge, 01/05/1896
GeslachtMannelijk
Beroepsenator; burgemeester; provincieraadslid; grondeigenaar; rentenier; mecenas
BioCharles van Caloen was de tweede zoon van Joseph-Bernard, burgemeester van Loppem, en Marie de Potter de Droogenwalle (zus van Louis de Potter, held van de Belgische revolutie). Hij kreeg een streng-katholieke opvoeding. Aan het kleinseminarie te Roeselare had hij de latere bisschop Johan Joseph Faict als studiegenoot. Zijn broer Louis werd jezuïet en was oprichter van het Genootschap van St.-Franciscus Xaverius. Charles trouwde in 1847 met de Waalse gravin Savina de Gourcy Serainchamps. De opvoeding van de vijf kinderen stond in het teken van het katholieke reveil, de neogotiek en het ultramontanisme. In 1857 verkreeg Charles de titel van baron. Het gezin woonde in een groot herenhuis aan de Dijver (nu het Europacollege). Op hun buitengoed te Loppem lieten ze een neogotische kasteel bouwen. Charles werd door cataract steeds meer slechtziend, maar een oogoperatie verloste hem in 1867 van deze kwaal. Hij had een goedgevulde politieke loopbaan: burgemeester van Loppem, provincieraadslid en senator. Guido Gezelle voerde in 1867 in "’t Jaer 30" een felle campagne voor zijn verkiezing als senator. Charles van Caloen was 25 jaar lang voorzitter van de Brugse katholieke kring La Concorde. Hij was een vurig verdediger van de Pauselijke Staten en werd hiervoor beloond met de titel van Roomse graaf (1866) en Commandeur in de Orde van Gregorius de Grote (1871). Charles was lid en tweemaal proost van de Edele Confrérie van het H. Bloed.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; onderwerp van gelegenheidsgedicht; aanvrager gelegenheidsgedicht; kiescampagne 't Jaer 30
BronnenJ. van Caloen, Histoire généalogique de la famille de Calonne et van Caloen au Tournaisis et au comté de Flandre. Brussel: Traditions & Vie, 1959, p.313-315; J. Braet, Het kasteel van Loppem in zijn familiaal en historisch kader. In: V. van Caloen (red.), Het kasteel van Loppem. Oostkamp: Stichting Kunstboek, 2001, p.10-43
NaamVavasour, Mary
Datums° Tadcaster, Hazlewood Castle, 12/08/1852 - ✝ Hammersmith (Londen), 08/11/1888
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioMary Lucy Vavasour werd op 12 augustus 1852 geboren als een van de zeven kinderen van William Joseph Vavasour (1822-1860) en de adellijke Mary Constantia Clifford (1825-1898). De familienaam Vavasour werd verkregen via Mary’s grootvader Edward Marmaduke Joseph Stourton (1786-1847) doordat zijn neef Thomas Vavasour overleed zonder erfgenamen. Edward erfde van hem eveneens het landgoed Hazlewood Castle in York en de titel van Baronet, de laagste adellijke rang in het Verenigd Koninkrijk. Mary’s vader ontgon land in Nieuw-Zeeland en nam vanaf 1842 het beheer van Hazlewood Castle over. Na zijn overlijden op 11 januari 1860, hertrouwde haar moeder met Maurice Dennis Kavanagh (1838-1899) op 8 februari 1865. Zij kregen twee dochters. Van 1865 tot eind 1869 verbleef de familie in Brugge aan de Sint-Annarei 19 op de parochie Sint-Walburga waar Gezelle onderpastoor was. Mary en haar ouders hadden contact met hem o.m. via brieven waarin Mary Vavasour hem een aantal keer bij hen thuis uitnodigde en hem vroeg een mis op te dragen in de Heilig-Bloedkapel voor een doodzieke kennis. In 1866 werd Mary samen met haar zus Angela naar de prestigieuze katholieke kostschool New Hall gestuurd, waar ook hun moeder had gezeten. Door het werk van stiefvader Maurice Kavanagh, ging het gezin begin 1870 terug in Engeland wonen, in Eldon House, Queens' Road, Clapham Park, Londen. Even later keerde Mary terug uit New Hall en koesterde ze plannen om Sister of Charity te worden. In een brief van maart 1872 aan Gezelle maakte Mary haar keuze voor de orde van ‘The Good Shepherd’ bekend. Op 14 augustus 1872 begon Mary’s proefperiode als novice in Hammersmith, Londen. In 1874 werd ze geprofest als Sister Mary of the Blessed Sacrament. Het klooster was een tehuis voor jonge vrouwen die op de een of andere manier van het rechte pad zijn afgedwaald door crimineel gedrag of prostitutie. Mary Vavasour werd er ‘Mistress of the Penitents’. Ze had echter een zwakke gezondheid en stierf jong, op 8 november 1888 in Hammersmith. Ze werd in het klooster van Finchley, Londen begraven. Op 4 mei 1889 stuurde haar moeder het bidprentje naar Gezelle, waarbij ze over haar dochter schreef: “She was quite idolized by the Nuns of the good Shepherd, they looked upon her as a little Saint, she had a wonderful influence over the Penitents, they were so fond of her. She was a very great sufferer, & yet so wonderfully energetic in everything.”
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.ancestry.co.uk/ ; Tablet 24 November 1888; C.B. Joseph, The history of the Noble House of Stourton, of Stourton, in the County of Wilts. Londen, 1899.
NaamLans, Joannes Baptist
Datums° Haarlem, 16/07/1808 - ✝ Bishop Eton (Liverpool), 31/03/1886
GeslachtMannelijk
Beroepredemptorist; priester; kapelaan; rector
VerblijfplaatsNederland; Frankrijk; Engeland; Ierland
BioJoannes Baptist Lans werd geboren in Haarlem op 16 juli 1808. Hij studeerde aan het Klein Seminarie Hageveld in Velzen, aan het gymnasium van Oosterhout, het Klein Seminarie St. Acheul in Frankrijk, het Groot Seminarie in Amiens in Frankrijk en tot slot aan het Groot Seminarie van Warmond. Op 16 april 1833 werd hij in Keulen tot priester gewijd. Tot 1840 was hij kapelaan in Leiden, daarna kapelaan van het begijnhof in Amsterdam en vervolgens hoofd van het jongensweeshuis in Amsterdam. In 1843 trad hij in Nederland in bij de Redemptoristen. Hij trok naar Engeland waar hij als priester actief was in Hanley, Upton-on-Severn (1848-1851, Our Blessed Lady and St. Alphonso) en Bishop Eton (1851-1852) waar de Redemptoristen de kerk Our Lady of the Annunciation bestierden. In 1852 vertrok hij op missie naar Limerick in Ierland. Lans werd 1855 de oprichter en de vice-provinciaal van de Engels-Hollandse provincie van de orde van de Redemptoristen. Hij werd opnieuw actief in Bishop Eton en daarna ca. 1862-1863 in Clapham waar de Redemptoristen de kerk Our Immaculate Lady of Victories/St.Mary's langs de Park Road bestierden. Hij werd er rector. Er werden retraites en spirituele oefeningen gegeven voor leden van de clerus en leken. Hij overleed in Bishop Eton (Liverpool) op 31 maart 1886.
BronnenVan Grinsven, Lans, Joannes Baptista. In: Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek: 6 (1924), k.902 M. Lans en J. Bogaerts, Pater Joannes Baptista Lans (1808-1886), een stuk geschiedenis uit het kerkelijk leven der 19e eeuw, 1911, p.219 ; Catholic Directory: (1851, 1856, 1861, 1863)
NaamMary Margaret
GeslachtVrouwelijk
Beroepdienstmeid
BioUit de correspondentie van Mary Clifford blijkt dat Mary Margaret een problematische dienstmeid was in dienst van de familie Kavanagh te Brugge (1865-1869). Ze kende Guido Gezelle. Bij hun terugkeer naar Engeland wilde de familie Kavanagh alle contact met haar verbreken en haar tewerkstellen als dienstmeid bij een andere vrouw. Ze hielden hun adres voor haar verborgen. Mary Margaret trok uiteindelijk toch naar Engeland en kwam zo in Dover terecht op zoek naar de familie Kavanagh.
NaamBird, Sarah Christina; Bird, Chrissy
Datums° Pietermaritzburg, 27/06/1853 - ✝ Londen, 05/03/1928
GeslachtVrouwelijk
Beroeplerares; pedagoog; schooldirecteur; schoolinspecteur
VerblijfplaatsEngeland; Zuid-Afrika; Australië
BioChrissy Bird is de dochter van John Bird (Kaapstad, Zuid-Afrika, 18/04/1815 – Pietermaritzburg, Natal, Zuid-Afrika, 28/05/1896) en Sarah Armstrong (Fairbridge) Bird. Haar ouders huwden op 26 augustus 1852 in Durban, Natal. Sarah had zes broers en vier zusters. Ze was het oudste kind. Sarahs vader werd in Kaapstad geboren maar trok in 1846 naar Natal waar hij gedurende dertig jaar in opdracht van de regering hoge ambtelijke en gerechtelijke functies uitoefende. Hij was de auteur van de meerdelige reeks "Annals of Natal", een belangrijke historische studie over Natal. De grootouders van Chrissy Bird waren luitenant-kolonel Christopher Chapman Bird (Londen, 31/10/1769 – Brugge, Sint-Jacobsstraat, 13/04/1861) en Johanna Buissinné (Delft, 1781 – Kaapstad, 1832). Christopher Bird kwam in de Kaap aan in 1797 als luitenant. Hij woonde in Kaapstad tot 1843 waarna hij als gepensioneerde in Brugge ging wonen. Hij was Colonial Secretary van 1818 tot 1824 maar werd door de gouverneur ontslagen wegens zijn gedrag jegens de gouverneur. Hij publiceerde een pamflet waarin hij zijn gedrag rechtvaardigde. Volgens een nota in het bevolkingsregister van Brugge 1846-1866 bevond Chrissy zich al sinds 1856 (dus als driejarig meisje) in Brugge. Op 21 augustus 1864 woonde ze samen met haar ongehuwde tantes Louise Wilhelmine Bird (1808-1878) en Mary Bird (1809-1875) in de Naaldenstraat te Brugge (bevolkingsregister 1846-1866). In het bevolkingsregister 1866-1880 staat ze niet meer vermeld, haar tantes wel. Chrissy trouwde op 14 april 1879 in Pietermaritzburg met de uit Engeland ingeweken Arthur Hatley Boyd Fielding (Alnwick, Northumberland, 04/04/ 1855 – Reeth, Yorkshire, 25/05/1936). Chrissy was katholiek, Fielding anglicaans. Ze waren allebei opgeleide leerkrachten. Ze kwamen uit dezelfde sociale klasse. Ze hadden beiden door Europa gereisd en hielden allebei van lezen, whist en muziek. Sarah en Fielding kregen in 1880 één zoon, Charles Robert Boyd Fielding, die in Engeland burgerlijk ingenieur werd. In Natal gaven Chrissy en Fielding allebei les in Fieldings eigen jongensschool in Maritzburg. In maart 1883 emigreerde het gezin naar Australië omdat het in Natal te onveilig was geworden. Ze kwamen toe in Sydney en solliciteerden er bij het ministerie van Onderwijs in New South Wales. Ze beschikten over uitstekende referenties als leerkrachten en pedagogen. Sarah verklaarde dat ze haar opvoeding en opleiding genoten had in Engeland en Brugge. Ze excelleerde in Frans en muziek en was iemand met veel energie, karakter en hoge principes. Hetzelfde gold voor Fielding, al had hij een zwakkere gezondheid. In 1884 werd Chrissy directeur van de Orange Public School. In juli 1885 werd ze directeur van de Bathurst Girls High School. Haar echtgenoot gaf les in de Bathurst Superior School voor jongens. Deze school sloot de deuren in 1886 waarna Fielding het moeilijk had om een volwaardige baan in het onderwijs te vinden. In 1896 keerde hij alleen met zijn zoon terug naar Engeland. Het ging om een feitelijke echtscheiding. Chrissy bleef in Australië waar ze vocht voor het voortbestaan van haar Girls High School. Toen de school werd opgedoekt na een conflict tussen Chrissy en enkele politici verliet ze Australië in 1899 en trok ze naar Engeland waar ze in Londen inspecteur Frans werd.
Bronnen http://www.archiefbankbrugge.be; http://www.geni.com; http://www.wikitree.com; Tanya Fitzgerald en Josephine May, Portraying Lives: Headmistresses and Women Professors 1880s-1940s, 2016, p. 57-73.
NaamHodges, Rosina
Datums° Londen, 1834 - ✝ Londen, 27/04/1889
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioRosina Hodges werd rond 1834 geboren in Hanwell, Londen. Ze trouwde met Joseph Robert Whitgreave in januari 1853 in Rugeley. Het koppel kreeg zes kinderen: Mary Rose Caroline (Rugeley, gedoopt 18/04/1857-); Joseph Bertram Ignatius (Rugeley, 30/07/1858 – Engeland, voorjaar 1920); Benedict Wilfrid (Rugeley, 20/10/1859 - 1907) en Etheldreda Maria Antonia (Rugeley, gedoopt 22/08/1861-). Joseph Robert Whitgreave geraakte midden 1862 in zware financiële moeilijkheden (London Gazette, 10/06/1862) en week met zijn gezin uit naar Brugge waar nog geboren werden: Benjamin George (Brugge, 28/04/1863-) en Elizabeth Mary (Brugge, 06/01/1869 - San Remo, 02/1929). Het gezin woonde in de jaren 1860 achtereenvolgens in de Steenstraat, op de Markt en in de Boomgaardstraat te Brugge. Daar bleven ze wonen tot 1 mei 1874. Ze bleven steeds gedomicilieerd in Engeland. Na hun terugkeer naar Engeland verbleven ze in Erith, Londen. Volgens de census van 1881 woonde het hele gezin er. Benjamin George ontbreekt. Mogelijk stierf hij op jonge leeftijd. Op het einde van hun leven verbleven ze te Richmond-upon-Thames, Londen. Rosina overleed er op 27 april 1889. Ze werd begraven in het familiegraf van de Whitgreaves in Rugeley, Staffordshire. Daar vond begin mei 1889 de begrafenis plaats (Rugeley Mercury 03/05/1889). Ook haar echtgenoot werd er begraven.
Bronnen https://www.familysearch.org/nl/ ; https://www.archiefbankbrugge.be/ ; Rugeley Mercury ; https://nl.geneanet.org/ ; London Gazette
NaamWhitgreave, Joseph Robert
Datums° Moseley Court, 19/03/1823 - ✝ Lewes, 03/02/1885
GeslachtMannelijk
Beroepmagistraat; bontbewerker; kapitein
VerblijfplaatsEngeland
BioJoseph Robert Whitgreave werd op 19 maart 1823 geboren in Moseley Court, Staffordshire als zoon van Thomas Whitgreave (Moseley Hall, Staffordshire, 03/08/1787 – Londen, 18/02/1863) en Amelia Ann Hodges (Millbank, Londen, 1790 – Moseley Hall, 24/01/1848). Er zijn verschillende referenties naar zijn beroep: op 9 april 1859 werd hem een patent verleend voor een verbetering aan de motor van een locomotief (London Gazette 22/07/1859), in 1861 was hij magistraat in de county Staffordshire, in 1884 was hij met twee van zijn zonen (Joseph Bertram en Benedict Wilfrid) actief als bontwerker in Londen (London Gazette 06/05/1884) en in 1889 was hij ‘captain’ (Rugeley Mercury 03/05/1889). Joseph Robert Whitgreave bouwde in 1851 in Rugeley, Staffordshire, een herenhuis 'Heron Court' in neogotische stijl. In 1861 bouwde hij er een koetshuis en stallen bij, eveneens in neogotische stijl. Hij en zijn zuster Etheldreda Whitgreave, die in het klooster zou treden, zijn de stichters en financiers van de roomskatholieke kerk van Rugeley, St. Joseph and St. Etheldreda, die tussen 1849 en 1851 aan de overkant van de weg in neogotische stijl gebouwd werd door architect Charles Hansom. Joseph Robert Whitgreave trouwde met Rosina Hodges in januari 1853 in Rugeley. Het koppel kreeg zes kinderen: Mary Rose Caroline (Rugeley, gedoopt 18/04/1857-); Joseph Bertram Ignatius (Rugeley, 30/07/1858 – Engeland, voorjaar 1920); Benedict Wilfrid (Rugeley, 20/10/1859 - 1907) en Etheldreda Maria Antonia (Rugeley, gedoopt 22/08/1861-). John Robert Whitgreave geraakte midden 1862 in zware financiële moeilijkheden (London Gazette, 10 juni 1862) en week met zijn gezin uit naar Brugge waar nog geboren werden: Benjamin George (Brugge, 28/04/1863-) en Elizabeth Mary (Brugge, 06/01/1869 - San Remo, 02/1929). Het gezin woonde in de jaren 1860 achtereenvolgens in de Steenstraat, op de Markt en in de Boomgaardstraat te Brugge. Daar bleven ze wonen tot 1 mei 1874. Ze bleven steeds gedomicilieerd in Engeland. Na hun terugkeer naar Engeland verbleven ze in Erith, Londen. Volgens de census van 1881 woonde het hele gezin er. Benjamin George ontbreekt. Mogelijk stierf hij op jonge leeftijd. Op het einde van hun leven verbleven ze te Richmond-upon-Thames, Londen. Joseph Robert Whitgreave overleed op 3 februari 1885 in Lewes, Sussex. Hij werd begraven in het familiegraf van de Whitgreaves in Rugeley, Staffordshire.
Bronnen https://www.familysearch.org/nl/ ; https://www.archiefbankbrugge.be/ ; Rugeley Mercury ; https://nl.geneanet.org/ ; London Gazette
NaamCoxon, Georgina; Georgina Berington
Datums° Killarney, 30/08/1830 - ✝ Brugge, 10/12/1905
GeslachtVrouwelijk
Beroeprentenierster
VerblijfplaatsIerland; Engeland
BioGeorgina Coxon werd geboren te Flesk Priory, Killarney in Ierland op 30 augustus 1830 als dochter van rentenier John Stuart Wallis Coxon (Morpeth, Northumberland, 19/06/1790 - Brugge, 26/05/1850) en Georgina Hennessy (Cork, ca. 1799 - Notting Hill, Kensington, 23/05/1882). John Stuart Wallis Coxon was een tijdlang de secretaris van de Duke of Wellington. Georgina huwde met de 28-jarige John Berington jr., in Brugge ingeschreven als rentenier, op 28 februari 1851. John Berington en Georgina Coxon woonden in de jaren 1860 langs de Sint-Annarei (nr. 8) en in de buurt van Maurice en Mary Constantia Kavanagh-Clifford en ook van Guido Gezelle. Georgina overleed in december 1905 te Brugge in de Potterierei, nr. 10.
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://www.archiefbankbrugge.be/
NaamKavanagh, Constance Mary; Dotty
Datums° Finchley, Londen, 20/11/1865 - ✝ Bradford, Yorkshire, 06/1917
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioConstance Mary (Dotty) Kavanagh was de oudste dochter van Maurice Kavanagh LL.D. (Legum Doctor) en de adellijke Mary C. Clifford. Dotty werd geboren op 20 november 1865 in Clifford Hall, Finchley, London. Zij werd door haar moeder als vriendelijk en intelligent omschreven. Al voor haar zevende verjaardag kende ze haar cathechismus en was ze in staat om een boek te lezen. Haar moeder, Mary Clifford-Kavanagh, onderrichtte haar in de Franse taal en in andere vakken. In maart 1892 huwde ze met Sir Francis Fleming (1842-1922), K.C.M.G. (Knight Commander of the Order of St Michael and St George) in de rooms-katholieke Sint-Pieterskerk in Leamington, Warwickshire. Het huwelijk werd ingezegend door bisschop Clifford van Clifton, de oom van de bruid. Het ontbijtbuffet en de receptie vonden plaats bij de bruid thuis in Westbrook House. Het koppel vertrok na de huwelijksreis onmiddellijk naar Sierra Leone, waar Francis Fleming tot gouverneur was benoemd. Voordien had hij na zijn rechtenstudies aan Middle Temple al in 11 kolonies van het Britse Rijk juridische en bestuursfuncties opgenomen. Hun enige zoon, Hugh Joseph Fleming (1896-1916), geboren in Leamington, Warwickshire nam als tweede luitenant van het Dorsetshire Regiment deel aan Wereldoorlog I. Op 24 augustus 1916 stierf hij aan zijn verwondingen opgelopen in Pas-de-Calais in Frankrijk. Hij ligt er begraven op de militaire begraafplaats van Sailly-Au-Bois. Constance Mary Kavanagh stierf een jaar later, in juni 1917 in Bradford, Yorkshire, 52 jaar oud.
Bronnen https://www.ancestry.co.uk; https://www.findmypast.co.uk/
NaamKavanagh, Blanche Mary
Datums° Finchley, Londen, 18/02/1867 - ✝ 1931
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioBlanche Mary Kavanagh was de jongste dochter van Maurice Kavanagh LL.D. (Legum doctor) en de adellijke Mary C Clifford. Blanche werd geboren op 18 februari 1867 in Clifford Hall, Finchley (London). Zij werd door haar moeder beschreven als een guitig dikkertje dat moeilijk bij de les te houden was, maar tegelijk het kennen en kunnen van haar oudere zus Constance zelfstandig wilde verwerven. Blanche huwde in de herfst van 1896 in Brighton met James Bentinck Cumberland (1865-1951). Hij was van opleiding ingenieur met specialisatie elektriciteit.
Bronnen https://www.findmypast.co.uk/; https://www.ancestry.co.uk/;
NaamMacquart de Terline, Louis Felix Marie
Datums° Hazebrouck, 16/05/1815 - ✝ Brugge, 27/02/1879
GeslachtMannelijk
BioLouis Felix Marie Macquart de Terline (1815-1879) was de zoon van baron Nicolas Louis Joseph Macquart de Terline (1748-1828), afkomstig uit Hazebrouck in Frans-Vlaanderen. Louis huwde met de Brugse Eulalie Marie Vandamme (1822-1891). Samen kregen ze negen kinderen: Marie Colette (1846-1922), Louis (1848-1852), Anna (°1849), Eulalie (1851-1919), Joseph (°1853), Philomène (1855-1945), Clotilde Anna (°1856), Leon Xavier Pierre (1858-1897) en Justin Xavier Alphonse Auguste Joseph (1859-1930). Het gezin woonde in Brugge, in de Hoogstraat, niet ver van Gezelles correspondent Mary Clifford Kavanagh.
Bronnen https://gallica.bnf.fr/ark:/12148/bpt6k5540326k.image.r=MACQUART%20TERLINES.f47.hl; https://www.archiefbankbrugge.be/archiefbank; https://gw.geneanet.org/conter?n=macquart+de+terline&oc=0&p=jehan&type=tree
NaamVandamme, Eulalie Marie
Datums° Brugge, 20/05/1822 - ✝ Brugge, 20/12/1891
GeslachtVrouwelijk
BioEulalie Marie Vandamme werd op 20 mei 1822 te Brugge geboren als dochter van François Joseph Antoine Vandamme (1781-1823) en Juliana Maria Gilliodts (1795-1863). Op 27 januari 1845 huwde ze met Louis Felix Marie Macquart de Terline (1815-1879), waarmee ze negen kinderen kreeg: Marie Colette (1846-1922), Louis (1848-1852), Anna (°1849), Eulalie (1851-1919), Joseph (°1853), Philomène (1855-1945), Clotilde Anna (°1856), Leon Xavier Pierre (1858-1897) en Justin Xavier Alphonse Auguste Joseph (1859-1930). Het gezin woonde in Brugge, in de Hoogstraat, niet ver van Gezelles correspondent Mary Clifford Kavanagh.
Bronnen https://gallica.bnf.fr/ark:/12148/bpt6k5540326k.image.r=MACQUART%20TERLINES.f47.hl; https://www.archiefbankbrugge.be/archiefbank; https://gw.geneanet.org/conter?n=macquart+de+terline&oc=0&p=jehan&type=tree
NaamBird, Louise Wilhelmine
Datums° Kaapstad, 30/07/1808 - ✝ Brugge, 06/05/1878
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsZuid-Afrika
BioLouise Wilhelmine Bird werd op 30 juli 1808 in Kaapstad geboren als dochter van Christophe Champman Bird (Londen, 1768 - Brugge, 1861) en Christine Jeanne Buissinni (°Delft, Nederland, 1765). Haar ouders waren hier op 7 februari 1800 getrouwd nadat haar vader in 1797 in Kaapstad was gearriveerd als luitenant-kolonel en koloniaal secretaris van de Engelse regering. Het was ook daar dat zij en haar zus Mary werden geboren. Na 1843 kwam de oud-koloniaal ‘rentenieren’ te Brugge, alwaar hij met zijn gezin een huis in de Jacobsstraat 20 betrok. Vanaf 1864 woonden Louise en Mary in de Naaldenstraat. Hun nichtje Sarah-Christine (Chrissie), het oudste dochtertje van hun jongere broer John Bird woonde een tijdlang bij hen in. Louise stierf op 6 mei 1878.
Bronnen https://www.archiefbankbrugge.be/; https://nl.geneanet.org/;
NaamBird, Mary
Datums° Kaapstad, 23/05/1811 - ✝ Brugge, 27/09/1875
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsZuid-Afrika
BioMary Bird werd op 23 mei 1811 in Kaapstad geboren als dochter van Christophe Champman Bird (Londen, 1768 - Brugge, 1861) en Christine Jeanne Buissinni (°Delft, Nederland, 1765). Haar ouders waren hier op 7 februari 1800 getrouwd nadat haar vader in 1797 in Kaapstad was gearriveerd als luitenant-kolonel en koloniaal secretaris van de Engelse regering. Het was ook daar dat zij en haar zus Louise werden geboren. Na 1843 kwam de oud-koloniaal ‘rentenieren’ te Brugge, alwaar hij met zijn gezin een huis in de Jacobsstraat 20 betrok. Vanaf 1864 woonden Louise en Mary in de Naaldenstraat. Hun nichtje Sarah-Christine (Chrissie), het oudste dochtertje van hun jongere broer John Bird woonde een tijdlang bij hen in. Mary stierf op 27 september 1875.
Bronnen https://www.archiefbankbrugge.be/; https://nl.geneanet.org/;

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamLonden
NaamClapham (Londen)

Naam - instituut/vereniging

NaamNew Hall
BeschrijvingNew Hall is een school gesticht in 1642 door de kanunnikessen van het Heilig Graf, onder de bezielende leiding van Susan Hawley (1622-1706). Hawley verhuisde op 19-jarige leeftijd van Engeland naar Vlaanderen om te kunnen intreden in het katholiek klooster van de zusters van het Heilig Graf in Tongeren. Ze leefden er volgens de regel van Augustinus. Een jaar later stichtte zij samen met enkele andere Engelse nonnen een nieuw huis in Luik. Van meet af aan gaven zij onderwijs aan meisjes van wie de families uit hun rechten ontzet waren omwille van hun katholicisme. Hun school kreeg de naam New Hall. In de nasleep van de Franse Revolutie keerde de kloostergemeenschap in 1794 terug naar Engeland en in 1799 brachten de zusters hun school onder in het voormalig Tudor paleis van Beaulieu in Chelmsfort (Essex). De New Hall school bestaat tot op vandaag en organiseert katholiek onderwijs voor jongens en meisjes.
Datering1870-heden
Links[wikipedia]
NaamRedemptoristen St. Mary's , Clapham
BeschrijvingDe orde van de redemptoristen werd oorspronkelijk gesticht in 1732 door Alfonsus van Liguori (1696-1787) en zette zich in voor de arbeiders en de arme plattelandsbevolking. In de 19de eeuw werden heel wat mensen aangetrokken door nieuwe werkgelegenheid in de grote stad London. De Kerk had vooral oog en oor voor de toename van het aantal katholieke gelovigen onder de arbeiders uit de industrie en het spoorwegnet, het huispersoneel van de middenklasse, en de Ierse inwijkelingen op de vlucht voor de hongersnood van 1845-1850. Op uitnodiging van bisschop Nicholas Wiseman en met financiële hulp van een Londense boekhandelaar, de heer Philips, betrok een klein groepje redemptoristen een pand in Clapham Park Road 8, Zuid-Londen. Sinds 1848 opereerden ze voornamelijk vanuit de vlakbij gelegen St. Mary’s Church. Door hun passie en geloofsijver kwamen ze vaak in conflict met de protestantse inwoners.
Datering1848-1998

Titel - ander werk

TitelThe Lives of the Fathers, Martyrs and Other Principal Saints
AuteurButler, Alban
Datum1756-1759
PlaatsLonden
Uitgevers.n.

Titel21/02/[1870], Londen, Mary Constantia Clifford aan [Guido Gezelle]
EditeurMiet Hubrechts; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderClifford, Mary Constantia
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum21/02/[1870]
VerzendingsplaatsLonden
AnnotatieJaartal gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie ; adressaat gereconstrueerd op basis van de aanhef ; Mary Contstantia Clifford = Mary Constantia Kavanagh.
Gepubliceerd inDe briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen 1854-1899 / door B. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, (o.l.v.) A. Deprez. - Gent : Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.II, p.100-102
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 209x133
wit, vierkant geruit
papiersoort: 4 zijden beschreven; zijde 1 kruiselings beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 rechtsboven bijgeschreven naast dag en maand: [1871] (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief4875bis
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|11233
Inhoud
IncipitYou will be glad
Tekstsoortbrief
TalenEngels
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.