<Resultaat 418 van 2306

>

p1
Eldon House
Queen’s Rd
Clapham Park.[1]

Dear Père Gezelle,

I write with a very little time to spare to ask you kindly to assist two Cousins of mine by marriage[2] Two daughters of old Mr Langdale who to interest himself so much when alive in the cause of the Education of the Catholic poor. Fanny & Constance Langdale are not quite old maids, but past middle age maids! The youngest is terribly afflicted, half her face eaten away with disease - so it is well to prepare you - They want to reside in Bruges a few months having let their London house[3] for the season. I have recommended them to go to the “Hotel de Commerce”[4] firstp2there you will find them - They say they must be there next Monday or Tuesday - Will you then put them in the way of finding with as little delay as possible, two bed rooms & one sitting room, where they can live quietly & comfortably & be waited on as they bring no maid or servant of any kind - They are both excellent good people, who spend all their time in good works, Fanny is very active, Constance in consequence of her affliction never shows herself except to very near relations, & wears a thick veil when she goes out - How I should like just to pop over to poor old Bruges & see you! Why have you never come to see us - Do come soon for Mary has been at home now a year, & she intends leaving me to be a sister of Charity in a few months time, so unless you come soon you will not see her - I have often talkedp3of writing to you in the hope of having another nice long letter from you, but my time is so much occupied, time flies - We visit the poor two days in the week and meet once a week at Clapham to work for the Altar Society, & then home duties take up the other three days. My cousins will be able to give you very little news of us, we so seldom go to London - so come if you care at all about us & see for yourself what our little home is like - I often think of you & all your kindness to us - I wrote to the Bankers Baey in Rue des Aiguilles,[5] asked them to pay you the money I owe the printer,[6] will you kindly take the money & discharge the debt for me - He is to pay it when he receives my money from the Papal Loan. Ossy is farming away in Staffordshire,[7] ready at any moment to be off again & fight for the Pope[8] Poor France! She will never be right again - till all her wicked ones are slaughtered & they are killing each other! & Paris will be burnt to the ground - There are meetingsp4of republicans taking place in London now, with Minotti Garribaldi. Is it not wonderful that with the example of what republicanism is doing in France people should be so mad as to listen to any thing of the kind here! But England too, with her love of Riches Luxury, & Pride of Intellect must have her scourge, before she can become docile as the little child ready to receive the Grace of God, & conversion -

Remember me very kindly to all friends - Miss Bird, Whitgreaves[9] how do they get on? Mrs Berrington, is her husband with her again? - Grangers,[10] c &c. And do let me hear of our good Curé of St Anne, I liked him so much - do you ever see him now that he lives in the country[11] mind if you do see him you remember me to him & ask him to pray for me - and remember me to his three Priests who used to play croquet with us. - Now do come & see us -

Yours sincerely & respectfully
Mary C. Kavanagh

Maurice & Mary wish to be most specially*p1remembered to you -

Noten

[1] Londen.
[2] Fanny en Constance zijn ongehuwde nichten. Hun vader, Charles Joseph Langdale (Stourton) (1787-1868) was de broer van de schoonvader van Mary Clifford. Hij was eerst gehuwd met Charlotte Mary Clifford (1794-1819), de tante van onze correspondente. Zij werd slechts vierentwintig jaar. De dames zijn de dochters van zijn tweede echtgenote, Mary Constable-Maxwell (1801-1857).
[3] Hun huis aan Hanover Square.
[4] Het Grand Hôtel du Commerce – heden het Hôtel Navarra – ligt aan het Sint-Jakobsplein. In de 19e eeuw werd het uitgebaat als ’first class hotel’.
[5] Mary Kavanagh liet in 1867-'68 meermaals oproepen plaatsen in de krant The Tablet om de Engelse zoeaven te steunen. Zo publiceerde deze krant op 29 februari 1868 dat men geld kon storten bij ”Messrs. Bary, Rue des Aiguilles, Bruges”, waarmee vermoedelijk dus Désiré Baey bedoeld werd. Het geld zou dienen om de reis van 30 à 40 zoeaven te bekostigen die in Rome zouden strijden voor de paus.
[6] Het is niet zeker over welke drukker ze het heeft, want Gezelle kende meerdere drukkers in Brugge, maar op basis van de datum zou het kunnen gaan om Jacob Petyt of Edward Gailliard.
[7] Mary’s eerste schoonvader, Edward Marmaduke Joseph Vavasour (1786-1847) had een herenhuis bezeten met omliggende landerijen in het dorp Draycott (Staffordshire). Hij had het domein in loten opgedeeld zodat ook armere pachters percelen konden huren en bewerken. Zijn kleinzoon, William Edward Vavasour, is zijn erfopvolger en Oswald, diens broer werd rentmeester van het landgoed.
[8] In 1870 had hij al meegevochten in het zoeavenleger.
[9] Het echtpaar Rosina en Joseph Robert Withgreave.
[10] Dit is het echtpaar Anne Mary en William Edward Grainger.
[11] Sinds december 1869 was hij pastoor-deken van de Sint-Niklaaskerk te Veurne.

Register

Correspondenten

NaamClifford, Mary Constantia; Kavanagh, Mary Constantia
Datums° Devon, 29/03/1825 - ✝ Warwick, 18/03/1898
GeslachtVrouwelijk
Beroepauteur
VerblijfplaatsEngeland
BioDe adellijke Mary Constantia Clifford was de dochter van Hugh Charles, zevende Baron Clifford van Chudleigh (1790-1858) en Mary Lucy Weld (1799-1831). Ugbrooke Park (Devon) was haar geboorteplaats. Ze stamde af van een familie van ‘recusanten’ die na de Reformatie trouw bleven aan het katholiek geloof, ondanks alle gevaren en discriminatie vanwege de Kerk van Engeland. Haar eerste man, William Joseph Vavasour, Esq. (Esquire), was de zoon van Sir Edward Marmaduke Vavasour (1786-1847) en Marcia Bridget Lane-Fox (1792-1826). William was als jongeman in 1842 met leden van de families Weld en Clifford naar Nieuw-Zeeland vertrokken, maar keerde naar Engeland terug om op 12 januari 1846 te huwen met Mary Clifford in Allerton Park (Yorkshire). Samen kregen ze zeven kinderen waarvan er zes de volwassen leeftijd bereikten waaronder Mary Vavasour. Na de dood van zijn vader beheerde William de familiedomeinen in Hazlewood Castle (York) en Draycott Manor (Stafford). Zelf overleed hij op 11 januari 1860, amper 38 jaar oud. Op 8 februari 1865 hertrouwde Mary met Maurice Dennis Kavanagh, Iers burger en classicus. Het gezin reisde enkele weken later af naar Brugge, waar ze tot september 1869 hun domicilie hadden aan de Sint-Annarei 19. Ze woonden schuin tegenover Guido Gezelle, die toen als onderpastoor van de Sint-Walburga, op de Verwersdijk 20 woonde. Mary onderhield goede contacten met Gezelle en ze wisselden vaak boeken uit. Tijdens Mary’s periode in Brugge kreeg ze twee dochters: Constantia (Dotty) en Blanche, en zette ze zich in voor het Engels Comité voor de Zoeaven. Omwille van de rechtenstudie van Maurice Kavanagh verhuisden ook Mary en de kinderen terug naar Engeland, naar Eldon house, Queen’s road, Clapham Park (Londen). Daar zorgde Mary voor het huishouden en de armen in de buurt. Ze zette haar engagement voor de ‘Altar Society’ (1851) van het diocees Westminster voort, ging dagelijks naar de mis, en bezocht trouw haar biechtvader, Father Lans bij de redemptoristen. Zeker tot 1889 correspondeerde ze met haar Brugse biechtvader en mentor Guido Gezelle over politieke, religieuze en persoonlijke aangelegenheden. Vanaf 1875 leefde ze gescheiden van haar tweede man, waarvan ze in 1887 officieel zou gaan scheiden. Vanaf 1886 woonde ze in Westbrook House, 3 Warwick Terrace (Leamington Spa). Mary verzorgde haar broer bisschop William J.H. Clifford (1823-1893), lid van Vaticanum I, tijdens de laatste fase van een slepende nierziekte. Mary Clifford stierf op 18 maart 1898, en werd als seculier lid van de Arme Klaren Coletienen begraven op het kloosterkerkhof te Baddesley Clinton (Warwick).
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.wikitree.com/wiki/Clifford-2829; https://www.ancestry.co.uk; The National Archives; Kew, Surrey, England; Court for Divorce and Matrimonial Causes, later Supreme Court of Judicature: Divorce and Matrimonial Causes Files, J 77; Reference Number: J 77/385/1698 ; https://www.ancestry.co.uk
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamClifford, Mary Constantia; Kavanagh, Mary Constantia
Datums° Devon, 29/03/1825 - ✝ Warwick, 18/03/1898
GeslachtVrouwelijk
Beroepauteur
VerblijfplaatsEngeland
BioDe adellijke Mary Constantia Clifford was de dochter van Hugh Charles, zevende Baron Clifford van Chudleigh (1790-1858) en Mary Lucy Weld (1799-1831). Ugbrooke Park (Devon) was haar geboorteplaats. Ze stamde af van een familie van ‘recusanten’ die na de Reformatie trouw bleven aan het katholiek geloof, ondanks alle gevaren en discriminatie vanwege de Kerk van Engeland. Haar eerste man, William Joseph Vavasour, Esq. (Esquire), was de zoon van Sir Edward Marmaduke Vavasour (1786-1847) en Marcia Bridget Lane-Fox (1792-1826). William was als jongeman in 1842 met leden van de families Weld en Clifford naar Nieuw-Zeeland vertrokken, maar keerde naar Engeland terug om op 12 januari 1846 te huwen met Mary Clifford in Allerton Park (Yorkshire). Samen kregen ze zeven kinderen waarvan er zes de volwassen leeftijd bereikten waaronder Mary Vavasour. Na de dood van zijn vader beheerde William de familiedomeinen in Hazlewood Castle (York) en Draycott Manor (Stafford). Zelf overleed hij op 11 januari 1860, amper 38 jaar oud. Op 8 februari 1865 hertrouwde Mary met Maurice Dennis Kavanagh, Iers burger en classicus. Het gezin reisde enkele weken later af naar Brugge, waar ze tot september 1869 hun domicilie hadden aan de Sint-Annarei 19. Ze woonden schuin tegenover Guido Gezelle, die toen als onderpastoor van de Sint-Walburga, op de Verwersdijk 20 woonde. Mary onderhield goede contacten met Gezelle en ze wisselden vaak boeken uit. Tijdens Mary’s periode in Brugge kreeg ze twee dochters: Constantia (Dotty) en Blanche, en zette ze zich in voor het Engels Comité voor de Zoeaven. Omwille van de rechtenstudie van Maurice Kavanagh verhuisden ook Mary en de kinderen terug naar Engeland, naar Eldon house, Queen’s road, Clapham Park (Londen). Daar zorgde Mary voor het huishouden en de armen in de buurt. Ze zette haar engagement voor de ‘Altar Society’ (1851) van het diocees Westminster voort, ging dagelijks naar de mis, en bezocht trouw haar biechtvader, Father Lans bij de redemptoristen. Zeker tot 1889 correspondeerde ze met haar Brugse biechtvader en mentor Guido Gezelle over politieke, religieuze en persoonlijke aangelegenheden. Vanaf 1875 leefde ze gescheiden van haar tweede man, waarvan ze in 1887 officieel zou gaan scheiden. Vanaf 1886 woonde ze in Westbrook House, 3 Warwick Terrace (Leamington Spa). Mary verzorgde haar broer bisschop William J.H. Clifford (1823-1893), lid van Vaticanum I, tijdens de laatste fase van een slepende nierziekte. Mary Clifford stierf op 18 maart 1898, en werd als seculier lid van de Arme Klaren Coletienen begraven op het kloosterkerkhof te Baddesley Clinton (Warwick).
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.wikitree.com/wiki/Clifford-2829; https://www.ancestry.co.uk; The National Archives; Kew, Surrey, England; Court for Divorce and Matrimonial Causes, later Supreme Court of Judicature: Divorce and Matrimonial Causes Files, J 77; Reference Number: J 77/385/1698 ; https://www.ancestry.co.uk

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamLonden

Naam - persoon

NaamAffenaer, Kasimier Ludovicus; Casimir Ludovicus Affenaer
Datums° Menen, 02/10/1826 - ✝ Veurne, 07/06/1887
GeslachtMannelijk
Beroeppastoor; deken; leraar; coadjutor
BioKasimier (of Casimir) Affenaer werd geboren als oudste zoon van de slachter Casimir Bernard Affenaer (1793-1860) en Virginia Bernarde Huyghe (1795-1872). Van 1849 tot 1864 was hij leraar aan het Onze-Lieve-Vrouwecollege van Oostende. Op 21 december 1850 werd hij tot priester gewijd te Brugge. Vanaf oktober 1864 was hij coadjutor in de parochie van Onze-Lieve-Vrouw te Kortrijk, en tussen 7 november 1866 en 1 december 1869 was hij pastoor in de Brugse Sint-Annakerk. Daarna verhuisde hij naar Veurne, waar hij pastoor-deken was van de Sint-Niklaaskerk. Daar zou hij blijven tot zijn dood in 1887.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://nl.geneanet.org
NaamClifford, Mary Constantia; Kavanagh, Mary Constantia
Datums° Devon, 29/03/1825 - ✝ Warwick, 18/03/1898
GeslachtVrouwelijk
Beroepauteur
VerblijfplaatsEngeland
BioDe adellijke Mary Constantia Clifford was de dochter van Hugh Charles, zevende Baron Clifford van Chudleigh (1790-1858) en Mary Lucy Weld (1799-1831). Ugbrooke Park (Devon) was haar geboorteplaats. Ze stamde af van een familie van ‘recusanten’ die na de Reformatie trouw bleven aan het katholiek geloof, ondanks alle gevaren en discriminatie vanwege de Kerk van Engeland. Haar eerste man, William Joseph Vavasour, Esq. (Esquire), was de zoon van Sir Edward Marmaduke Vavasour (1786-1847) en Marcia Bridget Lane-Fox (1792-1826). William was als jongeman in 1842 met leden van de families Weld en Clifford naar Nieuw-Zeeland vertrokken, maar keerde naar Engeland terug om op 12 januari 1846 te huwen met Mary Clifford in Allerton Park (Yorkshire). Samen kregen ze zeven kinderen waarvan er zes de volwassen leeftijd bereikten waaronder Mary Vavasour. Na de dood van zijn vader beheerde William de familiedomeinen in Hazlewood Castle (York) en Draycott Manor (Stafford). Zelf overleed hij op 11 januari 1860, amper 38 jaar oud. Op 8 februari 1865 hertrouwde Mary met Maurice Dennis Kavanagh, Iers burger en classicus. Het gezin reisde enkele weken later af naar Brugge, waar ze tot september 1869 hun domicilie hadden aan de Sint-Annarei 19. Ze woonden schuin tegenover Guido Gezelle, die toen als onderpastoor van de Sint-Walburga, op de Verwersdijk 20 woonde. Mary onderhield goede contacten met Gezelle en ze wisselden vaak boeken uit. Tijdens Mary’s periode in Brugge kreeg ze twee dochters: Constantia (Dotty) en Blanche, en zette ze zich in voor het Engels Comité voor de Zoeaven. Omwille van de rechtenstudie van Maurice Kavanagh verhuisden ook Mary en de kinderen terug naar Engeland, naar Eldon house, Queen’s road, Clapham Park (Londen). Daar zorgde Mary voor het huishouden en de armen in de buurt. Ze zette haar engagement voor de ‘Altar Society’ (1851) van het diocees Westminster voort, ging dagelijks naar de mis, en bezocht trouw haar biechtvader, Father Lans bij de redemptoristen. Zeker tot 1889 correspondeerde ze met haar Brugse biechtvader en mentor Guido Gezelle over politieke, religieuze en persoonlijke aangelegenheden. Vanaf 1875 leefde ze gescheiden van haar tweede man, waarvan ze in 1887 officieel zou gaan scheiden. Vanaf 1886 woonde ze in Westbrook House, 3 Warwick Terrace (Leamington Spa). Mary verzorgde haar broer bisschop William J.H. Clifford (1823-1893), lid van Vaticanum I, tijdens de laatste fase van een slepende nierziekte. Mary Clifford stierf op 18 maart 1898, en werd als seculier lid van de Arme Klaren Coletienen begraven op het kloosterkerkhof te Baddesley Clinton (Warwick).
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.wikitree.com/wiki/Clifford-2829; https://www.ancestry.co.uk; The National Archives; Kew, Surrey, England; Court for Divorce and Matrimonial Causes, later Supreme Court of Judicature: Divorce and Matrimonial Causes Files, J 77; Reference Number: J 77/385/1698 ; https://www.ancestry.co.uk
NaamGailliard, Edward Louis
Datums° Brugge, 04/07/1841 - ✝ Brugge, 29/07/1922
GeslachtMannelijk
Beroepboekhandelaar-uitgever; archivaris; historicus; taalkundige
BioGailliard ging naar het Sint-Lodewijkscollege (Brugge) en het kleinseminarie te Roeselare, waar hij les kreeg van Guido Gezelle. Toen zijn vader in 1864 stierf, nam hij diens drukkerij-boekbinderij over. Bij hem verschenen Rond den Heerd, La Flandre, De Halletoren en vele andere tijdschriften en boeken. Hij schreef samen met Gilliodts een Table analytique en een Glossaire Flamand. In december 1884 werd hij rijksarchivaris te Brugge. Hij was stichtend lid van de Koninklijke Academie voor Vlaamse Taal- en Letterkunde (08/07/1886) en secretaris van haar Bestendige Commissie voor Middelnederlandse Letterkunde. Van 1894 tot 1905 werkte hij aan De Keure van Hazebroek (5 delen).
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellezanter (WDT); correspondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde; oud-leerling van Gezelle; uitgever van Rond den Heerd
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamKavanagh, Maurice Dennis
Datums° Penzance, 1843 - ✝ Prestwich, 01-03/1899
GeslachtMannelijk
Beroepadvocaat; auteur
VerblijfplaatsEngeland
BioMaurice Dennis Kavanagh werd in 1843 als derde zoon van ambtenaar Dennis Kavanagh geboren in Penzance, Cornwall. Omdat zijn beide ouders afkomstig waren van Dingle, Ierland en hij daar zes weken later gedoopt werd, noemde hij zich een Ier door afkomst. Hij studeerde met grote onderscheiding af aan het vermaarde St. Edmund’s College, Ware, en University College, Londen, waarna hij professor Klassieke Talen en Moderne Geschiedenis werd aan het St. John’s College in Waterford, Ierland. Hij schreef een aantal didactisch zeer gewaardeerde Engelse, Latijnse en Griekse werken, en genoot de reputatie van een intelligent wetenschapper en auteur. Op 08/02/1865 huwde hij Mary Constantia Clifford, de weduwe van William J. Vavasour. Zij was toen reeds moeder van 7 kinderen, maar kreeg met Maurice nog twee dochters: Constantia (Dotty) en Blanche. Het gezin verbleef enige tijd in de Sint-Annarei 19 te Brugge. Ze woonden schuin tegenover Guido Gezelle die toen onderpastoor van Sint-Walburga was en op de Verwersdijk 20 woonde. Zijn huwelijk met de adellijke Mary Constantia bracht Maurice zowel sociaal aanzien als financiële armslag voor zijn verdere studies. Op 21/11/1866 werd hij toegelaten als student aan Middle Temple. In 1868 was hij de coauteur van "A new Latin delectus, with the rules of syntax" (Whittaker and Co, 1868), waarvan een exemplaar in de bibliotheek van Gezelle aanwezig is (GGB 0332). Op 17/11/1871 werd hij advocaat, en vanaf 1872 mocht hij zich doctor in de rechten noemen en werkte hij te Londen, als rechtskundig adviseur voor geschillen en opsteller van akten van overdracht, en bij zittingen van het Western Circuit (Bath, Bristol, Devon, Dorset, Exeter, Portsmouth, Somerset en Southampton). Hij was ook werkzaam aan de Old Bailey of Central Criminal Court. Van 1874 tot 1891 en 1894 tot 1898 kwam het Oxford Circuit met zittingen te Stafford, Wolverhampton en Shrewsbury erbij. Daarenboven was hij sinds 1875 aangesloten bij de Indische balie waar hij de belangen van prinsen en vooraanstaanden uit India in het Lagerhuis behartigde. Door zijn studies en werk aan de balie was hij vaak afwezig, en met de steun van zijn echtgenote Mary en haar familie installeerde hij zich voor lange jaren in India. Dit had echter grote repercussies op zijn privéleven. Sinds 1875 woonden hij en zijn vrouw niet meer samen, en in 1887 vroeg Mary de scheiding aan. Daarnaast ondervond hij al in 1877 problemen van solvabiliteit en verkeerde hij in 1888 in staat van faillissement, hetgeen te wijten zou geweest zijn aan niet uitbetaalde lonen door Indische prinsen. Ook nadien ging het verder bergaf: hij werd in 1894 beschuldigd van fraude en in 1895 veroordeeld tot een jaar gevangenis. Begin 1899 stierf hij te Prestwich, Lancashire.
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.familysearch.org/nl/ ; Joseph Foster, Men-at-the-bar. A biographical hand-list of the members of the various inns of court, 1885, p.251 ; https://www.findmypast.co.uk/ (echtscheidingspapier van 1887); Tralee Cronicle (21 juli 1865); Leicester Daily Mercure (25 april 1882); South London Press (15 januari 1887); South London Press (15 januari 1887); Morning post (2 januari 1888); Kerry Reporter (26 oktober 1895); Newark Adviser (9 oktober 1895); Truth (16 december 1897); https://www.ancestry.co.uk/discoveryui-content/view/45462:2465?tid=&pid=&queryId=783d9597bf05ef61c799fa144cb987c1&_phsrc=tbc102&_phstart=successSource The National Archives; Kew, Surrey, England; Court for Divorce and Matrimonial Causes, later Supreme Court of Judicature: Divorce and Matrimonial Causes Files, J 77; Reference Number: J 77/385/1698
NaamVavasour, Mary
Datums° Tadcaster, Hazlewood Castle, 12/08/1852 - ✝ Hammersmith (Londen), 08/11/1888
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioMary Lucy Vavasour werd op 12 augustus 1852 geboren als een van de zeven kinderen van William Joseph Vavasour (1822-1860) en de adellijke Mary Constantia Clifford (1825-1898). De familienaam Vavasour werd verkregen via Mary’s grootvader Edward Marmaduke Joseph Stourton (1786-1847) doordat zijn neef Thomas Vavasour overleed zonder erfgenamen. Edward erfde van hem eveneens het landgoed Hazlewood Castle in York en de titel van Baronet, de laagste adellijke rang in het Verenigd Koninkrijk. Mary’s vader ontgon land in Nieuw-Zeeland en nam vanaf 1842 het beheer van Hazlewood Castle over. Na zijn overlijden op 11 januari 1860, hertrouwde haar moeder met Maurice Dennis Kavanagh (1838-1899) op 8 februari 1865. Zij kregen twee dochters. Van 1865 tot eind 1869 verbleef de familie in Brugge aan de Sint-Annarei 19 op de parochie Sint-Walburga waar Gezelle onderpastoor was. Mary en haar ouders hadden contact met hem o.m. via brieven waarin Mary Vavasour hem een aantal keer bij hen thuis uitnodigde en hem vroeg een mis op te dragen in de Heilig-Bloedkapel voor een doodzieke kennis. In 1866 werd Mary samen met haar zus Angela naar de prestigieuze katholieke kostschool New Hall gestuurd, waar ook hun moeder had gezeten. Door het werk van stiefvader Maurice Kavanagh, ging het gezin begin 1870 terug in Engeland wonen, in Eldon House, Queens' Road, Clapham Park, Londen. Even later keerde Mary terug uit New Hall en koesterde ze plannen om Sister of Charity te worden. In een brief van maart 1872 aan Gezelle maakte Mary haar keuze voor de orde van ‘The Good Shepherd’ bekend. Op 14 augustus 1872 begon Mary’s proefperiode als novice in Hammersmith, Londen. In 1874 werd ze geprofest als Sister Mary of the Blessed Sacrament. Het klooster was een tehuis voor jonge vrouwen die op de een of andere manier van het rechte pad zijn afgedwaald door crimineel gedrag of prostitutie. Mary Vavasour werd er ‘Mistress of the Penitents’. Ze had echter een zwakke gezondheid en stierf jong, op 8 november 1888 in Hammersmith. Ze werd in het klooster van Finchley, Londen begraven. Op 4 mei 1889 stuurde haar moeder het bidprentje naar Gezelle, waarbij ze over haar dochter schreef: “She was quite idolized by the Nuns of the good Shepherd, they looked upon her as a little Saint, she had a wonderful influence over the Penitents, they were so fond of her. She was a very great sufferer, & yet so wonderfully energetic in everything.”
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.ancestry.co.uk/ ; Tablet 24 November 1888; C.B. Joseph, The history of the Noble House of Stourton, of Stourton, in the County of Wilts. Londen, 1899.
NaamLangdale, Fanny; Frances Mary Langdale
Datums° Sancton, 28/11/1828 - ✝ Londen, 07/05/1898
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioFrances Mary (Fanny) Langdale was dochter van Charles Langdale (1787-1868) en Mary Constable-Maxwell (1801-1857). Charles Langdale was eerder, vanaf 1817, met Charlotte Mary Clifford gehuwd geweest, maar zij overleed in 1819. In 1821 hertrouwde hij met Mary Constable-Maxwell, waarmee hij meerdere zonen en dochters kreeg, onder wie Frances Mary (Fanny) Langdale. Zij werd geboren op 28 november 1828 in Houghton Hall, Sancton, Yorkshire. Ze bleef ongehuwd, en woonde lange tijd samen met haar zus Constance Mary Langdale aan 4, Park Street, St George Hanover Square, een prestigieus plein in London. Net als haar vader zette Fanny zich actief in voor de armen. In de zomer van 1871 verbleven de zussen in Hotel de Commerce in Brugge, waar ze twee slaapkamers en een zithoek ter beschikking hadden. In tussentijd verhuurden ze hun huis aan het Hanover Square in London. In die periode ontmoetten zij Gezelle die hen, op vraag van Mary Kavanagh, opving bij aankomst. De eerste vrouw van hun vader, Charlotte Mary Clifford was immers de tante van Mary Kavanagh. In 1881 woonden Fanny en Constance op het adres 52 South Street, Park Lane, Londen, alwaar Fanny op 7 mei 1898 overleed.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezelletoerist in Brugge
BronnenW.J. Amherst S.J., Charles Langdale. A discourse preached in het Chapel of Houghton, at the Funeral of the Hon. Charles Langdale S.J. December 9th 1868 by Fathter Gallwey S.J.', in: The Dublin Review: 41 (1892), p.395-425; C.B.J. baron Mowbray, The history of the Noble House of Stourton, of Stourton, in the County of Wilts, II, 1899, p.666 e.v. ; http://www.wikitree.com ; https://nl.geneanet.org/ ; https://www.familysearch.org/nl/ , Geni.com ; https://www.findmypast.co.uk/ ; https://www.ancestry.co.uk/ ; B. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III, dl.II, p.112.
NaamLangdale, Constance Mary
Datums° Sancton, 28/02/1835 - ✝ Marylebone, Londen, 01/07/1903
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioConstance Mary Langdale was dochter van Charles Langdale (1787-1868) en Mary Constable-Maxwell (1801-1857). Charles Langdale was eerder, vanaf 1817, met Charlotte Mary Clifford gehuwd geweest, maar zij overleed in 1819. In 1821 hertrouwde hij met Mary Constable-Maxwell, waarmee hij meerdere zonen en dochters kreeg, onder wie Constance. Zij werd geboren op 28 februari 1835 in Houghton Hall, Sancton, Yorkshire. Ze bleef ongehuwd, en woonde lange tijd samen met haar zus Fanny (Frances) in 4, Park Street, St George Hanover Square, een prestigieus plein in London. Door ziekte was de helft van haar gezicht verminkt en toonde ze zichzelf enkel aan bekenden. Daarom droeg ze, als ze uitging, een sluier van dicht geweven stof. In de zomer van 1871 verbleven de zussen in Hotel de Commerce in Brugge, waar ze twee slaapkamers en een zithoek ter beschikking hadden. In tussentijd verhuurden ze hun huis aan het Hanover Square in London. In die periode ontmoetten zij Gezelle die hen, op vraag van Mary Kavanagh, opving bij aankomst. De eerste vrouw van hun vader, Charlotte Mary Clifford was immers de tante van Mary Kavanagh. In 1881 woonden Fanny en Constance op het adres 52, South Street, Park Lane, Londen. Maar de laatste jaren van haar leven verbleef Constance in St. Marylebone, Londen, een ziekenhuis van de Sisters of Mercy, waar ze op 1 juli 1903 overleed.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezelletoerist in Brugge
BronnenW.J. Amherst S.J., Charles Langdale. A discourse preached in het Chapel of Houghton, at the Funeral of the Hon. Charles Langdale S.J. December 9th 1868 by Fathter Gallwey S.J.', in: The Dublin Review: 41 (1892), p.395-425; C.B.J. baron Mowbray, The history of the Noble House of Stourton, of Stourton, in the County of Wilts, II, 1899, p.666 e.v. ; http://www.wikitree.com ; https://nl.geneanet.org/ ; https://www.familysearch.org/nl/ ; Geni.com ; https://www.findmypast.co.uk/ ; https://www.ancestry.co.uk/ ; B. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III, dl.II, p.112.
NaamBird, Sarah Christina; Bird, Chrissy
Datums° Pietermaritzburg, 27/06/1853 - ✝ Londen, 05/03/1928
GeslachtVrouwelijk
Beroeplerares; pedagoog; schooldirecteur; schoolinspecteur
VerblijfplaatsEngeland; Zuid-Afrika; Australië
BioChrissy Bird is de dochter van John Bird (Kaapstad, Zuid-Afrika, 18/04/1815 – Pietermaritzburg, Natal, Zuid-Afrika, 28/05/1896) en Sarah Armstrong (Fairbridge) Bird. Haar ouders huwden op 26 augustus 1852 in Durban, Natal. Sarah had zes broers en vier zusters. Ze was het oudste kind. Sarahs vader werd in Kaapstad geboren maar trok in 1846 naar Natal waar hij gedurende dertig jaar in opdracht van de regering hoge ambtelijke en gerechtelijke functies uitoefende. Hij was de auteur van de meerdelige reeks "Annals of Natal", een belangrijke historische studie over Natal. De grootouders van Chrissy Bird waren luitenant-kolonel Christopher Chapman Bird (Londen, 31/10/1769 – Brugge, Sint-Jacobsstraat, 13/04/1861) en Johanna Buissinné (Delft, 1781 – Kaapstad, 1832). Christopher Bird kwam in de Kaap aan in 1797 als luitenant. Hij woonde in Kaapstad tot 1843 waarna hij als gepensioneerde in Brugge ging wonen. Hij was Colonial Secretary van 1818 tot 1824 maar werd door de gouverneur ontslagen wegens zijn gedrag jegens de gouverneur. Hij publiceerde een pamflet waarin hij zijn gedrag rechtvaardigde. Volgens een nota in het bevolkingsregister van Brugge 1846-1866 bevond Chrissy zich al sinds 1856 (dus als driejarig meisje) in Brugge. Op 21 augustus 1864 woonde ze samen met haar ongehuwde tantes Louise Wilhelmine Bird (1808-1878) en Mary Bird (1809-1875) in de Naaldenstraat te Brugge (bevolkingsregister 1846-1866). In het bevolkingsregister 1866-1880 staat ze niet meer vermeld, haar tantes wel. Chrissy trouwde op 14 april 1879 in Pietermaritzburg met de uit Engeland ingeweken Arthur Hatley Boyd Fielding (Alnwick, Northumberland, 04/04/ 1855 – Reeth, Yorkshire, 25/05/1936). Chrissy was katholiek, Fielding anglicaans. Ze waren allebei opgeleide leerkrachten. Ze kwamen uit dezelfde sociale klasse. Ze hadden beiden door Europa gereisd en hielden allebei van lezen, whist en muziek. Sarah en Fielding kregen in 1880 één zoon, Charles Robert Boyd Fielding, die in Engeland burgerlijk ingenieur werd. In Natal gaven Chrissy en Fielding allebei les in Fieldings eigen jongensschool in Maritzburg. In maart 1883 emigreerde het gezin naar Australië omdat het in Natal te onveilig was geworden. Ze kwamen toe in Sydney en solliciteerden er bij het ministerie van Onderwijs in New South Wales. Ze beschikten over uitstekende referenties als leerkrachten en pedagogen. Sarah verklaarde dat ze haar opvoeding en opleiding genoten had in Engeland en Brugge. Ze excelleerde in Frans en muziek en was iemand met veel energie, karakter en hoge principes. Hetzelfde gold voor Fielding, al had hij een zwakkere gezondheid. In 1884 werd Chrissy directeur van de Orange Public School. In juli 1885 werd ze directeur van de Bathurst Girls High School. Haar echtgenoot gaf les in de Bathurst Superior School voor jongens. Deze school sloot de deuren in 1886 waarna Fielding het moeilijk had om een volwaardige baan in het onderwijs te vinden. In 1896 keerde hij alleen met zijn zoon terug naar Engeland. Het ging om een feitelijke echtscheiding. Chrissy bleef in Australië waar ze vocht voor het voortbestaan van haar Girls High School. Toen de school werd opgedoekt na een conflict tussen Chrissy en enkele politici verliet ze Australië in 1899 en trok ze naar Engeland waar ze in Londen inspecteur Frans werd.
Bronnen http://www.archiefbankbrugge.be; http://www.geni.com; http://www.wikitree.com; Tanya Fitzgerald en Josephine May, Portraying Lives: Headmistresses and Women Professors 1880s-1940s, 2016, p. 57-73.
NaamLangdale, Charles
Datums° Stourton, 19/09/1787 - ✝ Londen, 01/12/1868
GeslachtMannelijk
Beroepparlementariër; magistraat
VerblijfplaatsEngeland
BioCharles Joseph Langdale (1787-1868) was de zoon van Charles Philip Stourton, 17th Baron Stourton (1752-1816), en Mary Langdale (1752-1841) uit Hazelwood Hall (Lancashire). Bij testament erfde hij in 1815 langs moederskant de naam Langdale. In 1817 huwde hij met Charlotte Mary Clifford, die een tante was van Mary Clifford Kavanagh (1825-1898). Op haar beurt zou Mary Clifford Kavanagh trouwen met William Joseph Vavasour, die een neef was van Charles Langdale. Williams vader was namelijk Sir Edward Marmaduke Joseph Vavasour, 1st Baronet Vavasour of Hazelwood (1786-1847), de broer van Charles Langdale. Charlotte Mary Clifford stierf reeds in 1819, op de leeftijd van 28 jaar. Twee jaar later hertrouwde Charles met Mary Constable-Maxwell (1801-1857), waarmee hij vijf zonen en acht dochters kreeg. Hij was rooms-katholiek, en samen met onder meer de Cliffords streed hij voor de belangen en de politieke emancipatie van de katholieken in Engeland. Na de Relief Act van 1829 was hij één van de eerste katholieken in het Britse parlement. Van 1832 tot 1835 en van 1837 tot 1841 speelde hij er een belangrijke rol bij de onderhandelingen over de openbare middelen voor de rooms-katholieke scholen. Hij was voorzitter van de Catholic Poor-School Comittee, een organisatie die van 1848 tot 1900 bestond. Gelden van milde gevers zag hij liever naar de katholieke opvoeding van arme kinderen gaan dan naar kerkgebouwen. Deze investering zou immers meer renderen op lange termijn. Op zijn sterfbed in Queenstreet 5, Mayfair (London) werd hij toegelaten als coadjutor van de Jezuïeten in Farmstreet. Dr. Manning, de aartsbisschop van Westminster, noemde hem in zijn begrafenisrede de meest opmerkelijke katholieke niet-clericus van de voorbije vijftig jaar.
Links[wikipedia]
BronnenThe morning Post 3 dec 1868 https://www.findmypast.co.uk/ https://www.ancestry.co.uk/ Dictionary of National Biography, Volumes 1-22 for Charles Philip Stourton, Kennett - Lluelyn (Vol 11), p 553 (https://www.ancestry.co.uk/discoveryui-content/view/10003894:1981)
NaamHodges, Rosina
Datums° Londen, 1834 - ✝ Londen, 27/04/1889
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioRosina Hodges werd rond 1834 geboren in Hanwell, Londen. Ze trouwde met Joseph Robert Whitgreave in januari 1853 in Rugeley. Het koppel kreeg zes kinderen: Mary Rose Caroline (Rugeley, gedoopt 18/04/1857-); Joseph Bertram Ignatius (Rugeley, 30/07/1858 – Engeland, voorjaar 1920); Benedict Wilfrid (Rugeley, 20/10/1859 - 1907) en Etheldreda Maria Antonia (Rugeley, gedoopt 22/08/1861-). Joseph Robert Whitgreave geraakte midden 1862 in zware financiële moeilijkheden (London Gazette, 10/06/1862) en week met zijn gezin uit naar Brugge waar nog geboren werden: Benjamin George (Brugge, 28/04/1863-) en Elizabeth Mary (Brugge, 06/01/1869 - San Remo, 02/1929). Het gezin woonde in de jaren 1860 achtereenvolgens in de Steenstraat, op de Markt en in de Boomgaardstraat te Brugge. Daar bleven ze wonen tot 1 mei 1874. Ze bleven steeds gedomicilieerd in Engeland. Na hun terugkeer naar Engeland verbleven ze in Erith, Londen. Volgens de census van 1881 woonde het hele gezin er. Benjamin George ontbreekt. Mogelijk stierf hij op jonge leeftijd. Op het einde van hun leven verbleven ze te Richmond-upon-Thames, Londen. Rosina overleed er op 27 april 1889. Ze werd begraven in het familiegraf van de Whitgreaves in Rugeley, Staffordshire. Daar vond begin mei 1889 de begrafenis plaats (Rugeley Mercury 03/05/1889). Ook haar echtgenoot werd er begraven.
Bronnen https://www.familysearch.org/nl/ ; https://www.archiefbankbrugge.be/ ; Rugeley Mercury ; https://nl.geneanet.org/ ; London Gazette
NaamWhitgreave, Joseph Robert
Datums° Moseley Court, 19/03/1823 - ✝ Lewes, 03/02/1885
GeslachtMannelijk
Beroepmagistraat; bontbewerker; kapitein
VerblijfplaatsEngeland
BioJoseph Robert Whitgreave werd op 19 maart 1823 geboren in Moseley Court, Staffordshire als zoon van Thomas Whitgreave (Moseley Hall, Staffordshire, 03/08/1787 – Londen, 18/02/1863) en Amelia Ann Hodges (Millbank, Londen, 1790 – Moseley Hall, 24/01/1848). Er zijn verschillende referenties naar zijn beroep: op 9 april 1859 werd hem een patent verleend voor een verbetering aan de motor van een locomotief (London Gazette 22/07/1859), in 1861 was hij magistraat in de county Staffordshire, in 1884 was hij met twee van zijn zonen (Joseph Bertram en Benedict Wilfrid) actief als bontwerker in Londen (London Gazette 06/05/1884) en in 1889 was hij ‘captain’ (Rugeley Mercury 03/05/1889). Joseph Robert Whitgreave bouwde in 1851 in Rugeley, Staffordshire, een herenhuis 'Heron Court' in neogotische stijl. In 1861 bouwde hij er een koetshuis en stallen bij, eveneens in neogotische stijl. Hij en zijn zuster Etheldreda Whitgreave, die in het klooster zou treden, zijn de stichters en financiers van de roomskatholieke kerk van Rugeley, St. Joseph and St. Etheldreda, die tussen 1849 en 1851 aan de overkant van de weg in neogotische stijl gebouwd werd door architect Charles Hansom. Joseph Robert Whitgreave trouwde met Rosina Hodges in januari 1853 in Rugeley. Het koppel kreeg zes kinderen: Mary Rose Caroline (Rugeley, gedoopt 18/04/1857-); Joseph Bertram Ignatius (Rugeley, 30/07/1858 – Engeland, voorjaar 1920); Benedict Wilfrid (Rugeley, 20/10/1859 - 1907) en Etheldreda Maria Antonia (Rugeley, gedoopt 22/08/1861-). John Robert Whitgreave geraakte midden 1862 in zware financiële moeilijkheden (London Gazette, 10 juni 1862) en week met zijn gezin uit naar Brugge waar nog geboren werden: Benjamin George (Brugge, 28/04/1863-) en Elizabeth Mary (Brugge, 06/01/1869 - San Remo, 02/1929). Het gezin woonde in de jaren 1860 achtereenvolgens in de Steenstraat, op de Markt en in de Boomgaardstraat te Brugge. Daar bleven ze wonen tot 1 mei 1874. Ze bleven steeds gedomicilieerd in Engeland. Na hun terugkeer naar Engeland verbleven ze in Erith, Londen. Volgens de census van 1881 woonde het hele gezin er. Benjamin George ontbreekt. Mogelijk stierf hij op jonge leeftijd. Op het einde van hun leven verbleven ze te Richmond-upon-Thames, Londen. Joseph Robert Whitgreave overleed op 3 februari 1885 in Lewes, Sussex. Hij werd begraven in het familiegraf van de Whitgreaves in Rugeley, Staffordshire.
Bronnen https://www.familysearch.org/nl/ ; https://www.archiefbankbrugge.be/ ; Rugeley Mercury ; https://nl.geneanet.org/ ; London Gazette
NaamCoxon, Georgina; Georgina Berington
Datums° Killarney, 30/08/1830 - ✝ Brugge, 10/12/1905
GeslachtVrouwelijk
Beroeprentenierster
VerblijfplaatsIerland; Engeland
BioGeorgina Coxon werd geboren te Flesk Priory, Killarney in Ierland op 30 augustus 1830 als dochter van rentenier John Stuart Wallis Coxon (Morpeth, Northumberland, 19/06/1790 - Brugge, 26/05/1850) en Georgina Hennessy (Cork, ca. 1799 - Notting Hill, Kensington, 23/05/1882). John Stuart Wallis Coxon was een tijdlang de secretaris van de Duke of Wellington. Georgina huwde met de 28-jarige John Berington jr., in Brugge ingeschreven als rentenier, op 28 februari 1851. John Berington en Georgina Coxon woonden in de jaren 1860 langs de Sint-Annarei (nr. 8) en in de buurt van Maurice en Mary Constantia Kavanagh-Clifford en ook van Guido Gezelle. Georgina overleed in december 1905 te Brugge in de Potterierei, nr. 10.
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://www.archiefbankbrugge.be/
NaamBerington, John jr.
Datums° Boulogne-sur-Mer, 30/09/1822 - ✝ Brugge, 15/12/1892
GeslachtMannelijk
Beroepkolonel
VerblijfplaatsFrankrijk; Engeland
BioJohn Berington (of Winsley) werd op 30 september 1822 geboren in Boulogne-sur-Mer in Frankrijk als de zoon van John Berington sr. (Winsley, Shropshire, 1774 - Brugge, 26/01/1852), eigenaar en luitenant-kolonel in het Britse leger, en Frances Anne Twisden Hamilton (Richmond, Middlesex, 1791-). John Berington jr., in Brugge ingeschreven als rentenier, huwde op 28 februari 1851 met de eveneens in Brugge ingeschreven rentenierster Georgina Coxon (Flesk Priory, Killarney (Ierland), 30/08/1830 - Brugge, 10/12/1905). John Berington en Georgina Coxon woonden in de jaren 1860 langs de Sint-Annarei 8 in de buurt van Maurice en Mary Constantia Kavanagh-Clifford en Guido Gezelle. John Berington overleed in Brugge in de Joost De Damhouderstraat, op 15 december 1892 als gepensioneerde kolonel van het Britse leger.
Bronnen https://www.archiefbankbrugge.be/
NaamVavasour, Oswald Hugh Stanislaus
Datums° Yorkshire, 04/06/1849 - ✝ Letchworth, Hertfordshire, 10/01/1925
GeslachtMannelijk
Beroepboer; veehouder
VerblijfplaatsEngeland; Canada
BioOswald Hugh Stanislaus Vavasour was de tweede van de zeven kinderen van William Joseph Vavasour (1822-1860) en de adellijke Mary Constantia Clifford (1825-1898). Hij werd geboren op 4 juni 1849 op het kasteel Hazlewood (Yorkshire). Op 20 september 1870 vocht Oswald mee in het Zouavenleger toen Rome door de Italiaanse troepen werd ingenomen. Het officiële verhaal wil dat de zoeaven de dag na de inname vrije aftocht kregen. Oswald en vijf andere Engelse zoeaven lieten op maandag 17 oktober een brief in de Engelse kranten publiceren waarin ze de onbetrouwbaarheid van de Florentijnse regering aan de kaak stelden. Bij de capitulatie werden ze immers als krijgsgevangen gedurende zes dagen opgesloten in de gevangenis en ondergingen ze allerlei vernederingen en ontberingen zoals alle andere gevangen. Later kreeg hij voor zijn moed een medaille en een diploma van paus Pius IX. Hij was als eregast aanwezig op een bijeenkomst van de Engelse katholieken op 10 december 1870 in de Sint-James Hall, een majestueus concertgebouw in London. Zij klaagden de schending van legitieme territoriale soevereiniteit aan van de pauselijke staten en de beknotting van het spirituele gezag van de Heilige Stoel. Ze vonden het ontoelaatbaar dat Italië aanspraak maakt op Rome als zijn hoofdstad. Daarna werd hij lid van het bondgenootschap van Sint-Sebastiaan dat jaarlijks samenkwam om bovenstaande legitieme eisen van Pius IX te blijven verdedigen met woorden. Zij bleven de hoop koesteren dat deze toestand in Europa tijdelijk was. Op 8 augustus 1877 trouwde hij met Sarah Anns Smith (1858-1937) in Walsall, Staffordshire. Zij kregen 14 kinderen in 21 jaar, hoewel deze niet allemaal bleven leven. In de ‘Uxotteter advertiser and the Ashborn times’ van 29 april 1903 werd beschreven hoe Oswald Hugh Vavasour en zijn gezin met de R.M.S. Bavarian van de Allan Line van Liverpool naar Quebec vertrokken. Volgens diezelfde bron was hij een van de meest praktische boeren en veehouders uit de streek van North Staffordshire, en zou hij dit beroep nabij Austin, Manitoba uitoefenen maar dan op veel grotere schaal. Dit deed hij waarschijnlijk tot 1909. Hij overleed op 10 januari 1925 in Letchworth, Hertfordshire, op 76-jarige leeftijd.
Bronnen https://www.findmypast.co.uk/; https://www.ancestry.co.uk/ ; https://archive.org/details/dodspeeragebaron19202lond/page/745/mode/1up?view=theater
NaamEyre, Ann Mary
Datums° York, 28/02/1814 - ✝ Eltville am Rhein, 07/08/1897
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland; Ierland; Duitsland
BioAnn Mary Eyre werd geboren te York op 28 februari 1814 als dochter van John Lewis Eyre (Sheffield, 03/06/1789 - Londen, 11/11/1880) en Sarah Parker (Kingston upon Hull, 1790 - ?, 3/05/1825). John Lewis Eyre was directeur bij de South Western Railway Company, en kreeg op 3 maart 1843 van de paus de titel ‘Count of the Lateran Hall & Apostolic Palace in the Papal Dominions’. Ann Mary is de zus van Vincent William Eyre en William Henry Eyre, die ook tot Gezelles kenniskring behoorden. Ann Mary Eyre huwde op 4 april 1842 in Marylebone, Londen, met landeigenaar William Edward Grainger (Causestown, Ierland, 1792 – Brugge, 08/07/1872). Het echtpaar kreeg twee kinderen: John, geboren in Ierland in 1845 en Philomena, geboren in Ierland in 1847. Het gezin kwam via Calais naar Brugge en werd er ingeschreven op 19 augustus 1853. Op 31 december 1866 verhuisden ze naar de Gouden Handstraat, waar William Edward Grainger overleed op 8 juli 1872. Ann Mary overleed in Kloster Tiefenthal, Eltville am Rhein, Hessen, Duitsland op 7 augustus 1897.
Bronnen https://www.archiefbankbrugge.be/; https://www.ancestry.co.uk; https://nl.geneanet.org/; Gazette van Brugge van 19 november 1860 en 28 november 1860
NaamBaey, Désiré Edouard Francois
Datums° Brugge, 11/12/1838 - ✝ Brugge, 18/05/1872
GeslachtMannelijk
Beroepbankier
BioDésiré Edouard Francois Baey was in Brugge geboren als zoon van Marten Baey en Jeanne Meeschaert. Hij had een oudere broer Carolus (1820-1861), die samen met hem bankier was in de Sint-Jakobstraat 28, op de hoek van de Naaldenstraat. Désiré was op 30/07/1862 gehuwd met Mathilde Timmery, waarmee hij drie dochters kreeg (Mathilde, Julia en Rosine). In 1864 werd hij door paus Pius IX onderscheiden als Ridder in de Orde van het gulden spoor van de H. Paus Silvester. Hij stierf op 18/05/1872. Gezelle betaalde op 10 december 1869 een som geld terug aan Baey via Ernestine Eeman-de Seille. Waarschijnlijk ging het om een lening of een belegging.
BronnenBevolkingsregisters, Brugge, 1866-1880; Rijksarchief; https://nl.geneanet.org/
NaamGaribaldi, Domenico Menotti
Datums° Mostardas, 16/09/1840 - ✝ Rome, 22/08/1903
GeslachtMannelijk
Beroepmilitair; politicus
VerblijfplaatsBrazilië; Italië
BioDomenico Menotti Garibaldi werd op 16 september 1840 geboren in Brazilië, als oudste zoon van Giuseppe Garibaldi (1807-1882), een groot generaal en bedreven politicus tijdens de Italiaanse eenmaking. Ook Domenico zou generaal worden. Zijn pubertijd bracht hij door in Nice en vervolgens op het Italiaanse eiland Caprera, waar zijn vader zijn militaire vorming ter harte nam. Samen streden ze in tal van expedities van het Risorgimento (de eenmaking van Italië) en beleefden de triomf van Napels waarbij het uitgebreide koninkrijk der Beide Siciliën onderdeel werd van het nieuwe koninkrijk Italië. Op 3 november 1867 leverde Menotti met een leger van Italiaanse vrijwilligers slag tegen de pauselijke troepen en de Fransen in het stadje Mentana (regio Latium). Het draaide uit op een fiasco. Tijdens de Frans-Pruisische oorlog in 1871, na de afzetting van Napoleon III, vocht hij met een Italiaans regiment onder algemene leiding van zijn vader nabij Dijon en in de Vogezen, ter ondersteuning van de Franse republikeinen. Het leverde hem het Legioen van Eer op van de Franse regering. Een nieuwe fase van Menotti's leven was aangebroken. Hij trouwde met de Venetiaanse Italia Bidischini dall'Oglio (1835-1907) en kreeg zes kinderen. In 1876 werd Menotti lid van het parlement. Profiterend van de liquidatie van de kerkelijke nalatenschap kocht hij tussen 1874 en 1875 enkele uitgestrekte stukken land, of verkreeg ze in eeuwigdurende erfpacht van het kapittel van St. Pieter. Deze landgoederen lagen tussen Rome, de Castelli en de zee. Hij stimuleerde er graan- en veeteelt, richtte er scholen, gezondheidscentra en zelfs kerken op, ook al was hij geëxcommuniceerd als lid van de Italiaanse vrijmetselarij. Hij kampte onafgebroken met financiële tekorten en schulden. Menotti stierf op 22 augustus 1903 aan malaria op 63-jarige leeftijd en werd begraven in een mausoleum aan de via Carano Garibaldi in de huidige gemeente Aprilia (Latium).
Links[wikipedia]
Bronnen https://digilander.libero.it/fiammecremisi/carneade/nipotimenottigaribaldi.htm http://www.bibliotecauniversitaria.ge.it/it/cataloghi/profili_risor/menotti_garibaldi.html
NaamGrainger, William Edward
Datums° Causetown, 1792 - ✝ Brugge, 08/07/1872
GeslachtMannelijk
Beroeplandeigenaar
VerblijfplaatsIerland
BioLandeigenaar William Edward Grainger (Causestown, Ierland, 1792 – Brugge, 08/07/1872), zoon van John Meares Grainger en Elisabeth Corbally, trouwde met Ann Mary Eyre op 4 april 1842 in Marylebone, Londen. Het echtpaar kreeg twee kinderen: John, geboren in Ierland in 1845 en Philomena, geboren in Ierland in 1847. Het gezin kwam via Calais naar Brugge en werd er ingeschreven op 19 augustus 1853. William was in 1860 ondervoorzitter van het provinciale comité van West-Vlaanderen dat geld inzamelde voor de Belgische zoeaven. Op 31 december 1866 verhuisde het gezin naar de Gouden Handstraat, waar William overleed op 8 juli 1872. Ann Mary overleed in Kloster Tiefenthal, Eltville am Rhein, Hessen, Duitsland op 7 augustus 1897.
Bronnen https://www.archiefbankbrugge.be/; https://www.ancestry.co.uk; https://nl.geneanet.org/; Gazette van Brugge van 19 november 1860 en 28 november 1860
NaamStourton, Edward Marmaduke Joseph; Vavasour, Edward Marmaduke Joseph
Datums° Yorkshire, 06/05/1786 - ✝ Chanceaux, 16/03/1847
GeslachtMannelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioEdward Marmaduke Joseph Stourton werd geboren op 6 mei 1786 als zoon van de 16de Lord Charles Philip Stourton (1752-1816) en Mary Langdale (1752-1841). Edward huwde op 5 augustus in 1813 met Marcia Bridget Lane-Fox (1794-1826) en stichtte een groot gezin. Van 1817 tot 1824 diende hij als kapitein bij de Yorkshire Hussars. Hij verkreeg de familienaam Vavasour via zijn neef Thomas Vavasour, die zonder erfgenamen overleed op 27 februari 1826. Van hem erfde hij het landgoed Hazlewood Castle in York en Draycot Estate in Stafford en verkreeg hij de titel van baronet, de laagste adellijke rang in het Verenigd Koninkrijk. De titel was overdraagbaar op de oudste zoon. Vanaf 1826 heette Edward Stourton officieel Hon. Sir Edward Marmaduke Joseph Vavasour, baronet of Hazlewood, York. Sir Edward was rooms-katholiek en genereus. Hij bood Ierse vluchtelingen een onderkomen aan op Hazlewood Castle, en ondersteunde onbemiddelde katholieken uit de buurt met voedsel en onderwijs. De vriendelijke en warme wijze waarop hij met de zaakwaarnemers en de pachters van zijn domeinen omging, werd door allen zeer gewaardeerd. Toen de gotische kathedraal van York, de voornaamste kerk in het noordelijk aartsbisdom van de Anglicaanse Kerk, deels vernield werd door een brand in 1828, schonk Sir Edward stenen, noodzakelijk voor de heropbouw, uit zijn groeve in de buurt van Tadcaster. Hij stierf plots in de buurt van Dijon op 16 maart 1847 tijdens een pelgrimstocht naar Rome en werd aldaar begraven in Chanceaux. Op de familiebegraafplaats bij de St. Leonardskapel op het domein van Hazlewood Castle kan men nog altijd zijn gedenksteen bezoeken.
BronnenDodd's Peerage, Baronetage, and Knightage of Great Britain and Ireland https://www.thepeerage.com/p6091.htm; https://search.findmypast.co.uk/bna/viewarticle?id=BL/0002264/18470328/117&stringtohighlight=edward%20marmaduke%20vavasour%20deathhttps://www.wikitree.com/wiki/Stourton-174; https://www.genealogieonline.nl/genealogie-richard-remme/I155325.php; https://www.genealogieonline.nl/genealogie-richard-remme/I155328.php
NaamClifford, Charlotte Mary
Datums° Chudleigh, 05/09/1794 - ✝ Holme, Yorkshire, 31/03/1819
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioCharlotte Mary Clifford werd geboren op 5 september 1794 in Ugbrooke Park, Chudleigh, Devon als dochter van Hon. Charles of Chudleigh 6th Baron Clifford (1759-1831) en Hon. Eleanor Mary Arundell of Wardour (1766-1835). Ze trouwde met Charles Joseph Stourton Langdale op 27 januari 1817, waarmee ze één kind kreeg: Charlotte Mary Langdale (1817–1907). Ze stierf als jonge moeder op 31 maart 1819 in Holme, Yorkshire, England
Bronnen https://www.wikitree.com/wiki/Clifford-3530; https://www.ancestry.co.uk/family-tree/person/tree/17120732/person/422062118593/story
NaamConstable-Maxwell, Mary
Datums° Everingham Park, York, Yorkshire, 06/10/1801 - ✝ York, Yorkshire, 25/09/1857
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioMary Constable-Maxwell werd 6 oktober 1801 geboren als dochter van Marmaduke William Constable-Maxwell van Everingham Park, Yorkshire (1760-1819) en Theresa Appollonia Wakeman (ca.1777-1846). Op 1 mei 1821 werd zij de tweede echtgenote Charles Joseph Stourton Langdale (1787-1868), waarmee ze vijf zonen en acht dochters kreeg. Mary stierf op 25 september 1857 in York, Yorkshire.
Bronnen https://gw.geneanet.org/tracyjean?lang=fr&iz=0&p=mary&n=constable+maxwellhttps://www.findmypast.co.uk/image-viewer?issue=BL%2F0001578%2F18681212&page=19&article=090&stringtohighlight=charles+langdale+obituary
NaamPetyt, Jacob
Datums° Brugge, 30/08/1822 - ✝ Brugge, 13/12/1871
GeslachtMannelijk
Beroepdrukker; lithograaf; graveur
BioJacobus Franciscus Petyt werd op 30 augustus 1822 te Brugge geboren als zoon van Franciscus Petyt (kantoorbode bij de stedelijke regering) en Angelica Coleta Potfliet. Hij begon in 1844 als steendrukker in de Sint-Jakobsstraat. Hij had de stiel geleerd bij de Brugse lithograaf Edouard Daveluy en gaf ook zelf les aan de stedelijke academie van Brugge. Als drukker van godvruchtige prenten werd hij ondersteund door kanunnik Charles Carton. Bij het ontwerpen werkte hij onder meer samen met Jean Bethune, Karel Verschelde en Jules Helbig. Toen rond 1863 de Heilige Beeldekensgilde werd opgericht ter bevordering van een zuiver christelijke beeldcultuur, werd Petyt er de vaste lithograaf. Hij stierf op 12 december 1871, waarna de drukkerij verder gezet werd door zijn weduwe Maria Catharina Lem (1819-1880) onder de naam Weduwe Petyt-Lem. Vanaf 1879 nam hun zoon Edmond het roer over en werd het bedrijf herdoopt tot E. Petyt-Ghijselen, terwijl hun dochter Octavie een concurrerende steendrukkerij startte met haar echtgenoot onder de naam Vandevyvere-Petyt.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezelledrukker
Bronnen https://www.archiefbankbrugge.be/; Biographie nationale publiée par l'Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique. T.17. Brussel: Bruylant-Christophe & Cie, 1903, p.131-132

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamClapham (Londen)

Naam - instituut/vereniging

NaamAltar Society for the poor missions
BeschrijvingThe Altar Society for (the benefits/the aid of) the poor missions was een vereniging, gesticht in 1851, van clerici en leken die de noden van de armere priesters en parochiegemeenschappen in Engeland, Schotland en Ierland ondersteunden. Deze vereniging kaderde in de heropleving van het katholieke geloof in England vanaf 1850, waarin Wiseman, aartsbisschop van Westminster, en diverse adellijke, katholieke families een belangrijke rol speelden. Iedereen kon lid worden door jaarlijks een bijdrage te betalen. Ook wie arm was maar de kerk kon schoonmaken, mocht zich volwaardig lid noemen. Het bestuur en de voorzitter kwamen wekelijks samen om kaas- en wijnavonden, namiddagen met thee, koffie, versnaperingen en volksspelen, diners en dansfeesten of muziekoptredens te organiseren. Meestal vonden deze evenementen plaats in de hal en de tuin van kastelen of kloosters. Jaarlijks publiceerde de commissie een verslag met de namen van de beschermleden en een jaarbalans. Eenmaal per jaar verzorgde de Altar Society een bazaar met de presentatie van kledij, alben of koorhemden voor de noodlijdende missies. Het betrof hier creaties van kloosterordes of enthousiaste en handvaardige vrouwelijke leden. Met de extra geldelijke bijdragen van de mannen werden onder meer altaarstukken gekocht. Iedere ‘poor mission’ mocht daar zijn keuze komen maken.
Datering1851-heden
Links[wikipedia]

Titel14/04/1871, [Londen], Mary Constantia Clifford aan [Guido Gezelle]
EditeurMiet Hubrechts; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderClifford, Mary Constantia
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum14/04/1871
VerzendingsplaatsLonden
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van de aanhef ; plaats gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens; Mary Contstantia Clifford = Mary Constantia Kavanagh.
Gepubliceerd inDe briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen 1854-1899 / door B. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, (o.l.v.) A. Deprez. - Gent : Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.II, p.112-113
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 209x131
groen
papiersoort: 4 zijden beschreven; zijde 1 in twee richtingen beschreven, inkt
Staat volledig
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief4907
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|11235
Inhoud
IncipitI write with a very
Tekstsoortbrief
TalenEngels
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.