<Resultaat 479 van 2308

>

p1
Eldon House[1]

Dear Abbé Gezelle,

I was so very glad to hear from you again & would have sent you the answer to the enclosed next day, but business prevented my writing till now. You will see what my husband advises, I thought it better he should write to you first, & hear what the Lady decides on, before calling on any one, as you said it was confidential, & he might call on some one the Lady would not wish to know anything about the matter - Mr. Hankey’s letter is that of a most kind and true friend, & I hope she will show her appreciation of his kindness, & desire to be guided by himp2by requesting my husband to state her wishes in the matter to him, & leave it to Maurice to do the best he can for her - But there must be perfect confidence between the three, nothing concealed if any good is to be done. From Mr. Hankey’s letter I should suspect that either she or her husband have been very improvident, & that he has kindly come to her assistance probably not for the first time, & if they do not act very openly, & honourably now they will lose their best & perhaps only friend? You no doubt know all about them, & can advise them - And you will know how much of her history it is necessary for her to tell, for I do not wish to pain her by repeating more than necessaryp3to strangers - When after consulting with you she decides what to do, she had better herself write her wishes to my husband how to act, if she wishes him to take any steps for her[2] Do not in your charity, forget the first of the Cardinal virtues Prudence, & write or do anything that may cause yourself trouble, -

I am sorry you seem so suffering in body & mind! You say I do not speak of any troubles, so you hope all goes well - I did not speak. for I would not trouble you with my pains & sorrows,- As a very little child I always had the habit of turning to the Infant Jesus, in all little contradictions & trials, this feeling has grown with my growth, & strengthened with my years - And if I speak to you now it is only because I see you are sufferingp4& sometimes sympathy with others, alleviates the burden that oppresses ones own heart, if it is a generous one, & that I am sure yours is - I have never been without many heavy crosses since last I saw you. Trials arising from unkindness of friends & relatives, near relatives, trials of a pecuniary nature, trials of all kinds! Sometimes the load has seemed so great I felt it would indeed be a blessing to die - But Our dear Lord carries me on, I often wonder how I exist through so many fresh blows - Certainly not through any merits of my own - through the goodness of my God, who has become so completely, a part of myself - I can explain it no other way - that my every action, thought, breath, existance, seems all in God, & for God - I live on thep5constant thought of God. He is never out of mind. Yet my actions are all the common actions of life, & I am full of faults & failings, I seem to be always trying to do right, & constantly failing. I cannot explain this I am a mystery to myself. Therefore I do not attempt to understand more, than that all that is bad in me, is mine, & all good the work of God, whom I so love - that the hope I shall one day see Him cheers me on. That will be my bright day.

A fresh trouble is just now upon me, I know not if I ought on account of my husband & children[3] to go to Law or not - I pray God guide me to do what is right, do you join your good prayers. - I told you all my blessings in my last letter, & now my goodp6friend in Our Lord, may you receive all spiritual consolation in your trials - I truly sympathise with you But the world is so wicked! it is good of God to afflict those who love Him, that our weak unstable nature may not be led away, by the fearful temptations that surround us on every side - What a beautiful book “Le chretien Interieure” is, I read a portion of it daily. it is my present spiritual reading book. -

So you are at Courtrai - remember who to come to when you are allowed a change - We shall all be glad to give you a welcome.

your sincere child in Xt Christ

Mary C. Kavanagh

Noten

[1] Londen.
[3] Haar kinderen waren William, Oswald, Henry, Mary, Angela, Edward, Constance en Blanche.

Register

Correspondenten

NaamClifford, Mary Constantia; Kavanagh, Mary Constantia
Datums° Devon, 29/03/1825 - ✝ Warwick, 18/03/1898
GeslachtVrouwelijk
Beroepauteur
VerblijfplaatsEngeland
BioDe adellijke Mary Constantia Clifford was de dochter van Hugh Charles, zevende Baron Clifford van Chudleigh (1790-1858) en Mary Lucy Weld (1799-1831). Ugbrooke Park (Devon) was haar geboorteplaats. Ze stamde af van een familie van ‘recusanten’ die na de Reformatie trouw bleven aan het katholiek geloof, ondanks alle gevaren en discriminatie vanwege de Kerk van Engeland. Haar eerste man, William Joseph Vavasour, Esq. (Esquire), was de zoon van Sir Edward Marmaduke Vavasour (1786-1847) en Marcia Bridget Lane-Fox (1792-1826). William was als jongeman in 1842 met leden van de families Weld en Clifford naar Nieuw-Zeeland vertrokken, maar keerde naar Engeland terug om op 12 januari 1846 te huwen met Mary Clifford in Allerton Park (Yorkshire). Samen kregen ze zeven kinderen waarvan er zes de volwassen leeftijd bereikten waaronder Mary Vavasour. Na de dood van zijn vader beheerde William de familiedomeinen in Hazlewood Castle (York) en Draycott Manor (Stafford). Zelf overleed hij op 11 januari 1860, amper 38 jaar oud. Op 8 februari 1865 hertrouwde Mary met Maurice Dennis Kavanagh, Iers burger en classicus. Het gezin reisde enkele weken later af naar Brugge, waar ze tot september 1869 hun domicilie hadden aan de Sint-Annarei 19. Ze woonden schuin tegenover Guido Gezelle, die toen als onderpastoor van de Sint-Walburga, op de Verwersdijk 20 woonde. Mary onderhield goede contacten met Gezelle en ze wisselden vaak boeken uit. Tijdens Mary’s periode in Brugge kreeg ze twee dochters: Constantia (Dotty) en Blanche, en zette ze zich in voor het Engels Comité voor de Zoeaven. Omwille van de rechtenstudie van Maurice Kavanagh verhuisden ook Mary en de kinderen terug naar Engeland, naar Eldon house, Queen’s road, Clapham Park (Londen). Daar zorgde Mary voor het huishouden en de armen in de buurt. Ze zette haar engagement voor de ‘Altar Society’ (1851) van het diocees Westminster voort, ging dagelijks naar de mis, en bezocht trouw haar biechtvader, Father Lans bij de redemptoristen. Zeker tot 1889 correspondeerde ze met haar Brugse biechtvader en mentor Guido Gezelle over politieke, religieuze en persoonlijke aangelegenheden. Vanaf 1875 leefde ze gescheiden van haar tweede man, waarvan ze in 1887 officieel zou gaan scheiden. Vanaf 1886 woonde ze in Westbrook House, 3 Warwick Terrace (Leamington Spa). Mary verzorgde haar broer bisschop William J.H. Clifford (1823-1893), lid van Vaticanum I, tijdens de laatste fase van een slepende nierziekte. Mary Clifford stierf op 18 maart 1898, en werd als seculier lid van de Arme Klaren Coletienen begraven op het kloosterkerkhof te Baddesley Clinton (Warwick).
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.wikitree.com/wiki/Clifford-2829; https://www.ancestry.co.uk; The National Archives; Kew, Surrey, England; Court for Divorce and Matrimonial Causes, later Supreme Court of Judicature: Divorce and Matrimonial Causes Files, J 77; Reference Number: J 77/385/1698 ; https://www.ancestry.co.uk
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamClifford, Mary Constantia; Kavanagh, Mary Constantia
Datums° Devon, 29/03/1825 - ✝ Warwick, 18/03/1898
GeslachtVrouwelijk
Beroepauteur
VerblijfplaatsEngeland
BioDe adellijke Mary Constantia Clifford was de dochter van Hugh Charles, zevende Baron Clifford van Chudleigh (1790-1858) en Mary Lucy Weld (1799-1831). Ugbrooke Park (Devon) was haar geboorteplaats. Ze stamde af van een familie van ‘recusanten’ die na de Reformatie trouw bleven aan het katholiek geloof, ondanks alle gevaren en discriminatie vanwege de Kerk van Engeland. Haar eerste man, William Joseph Vavasour, Esq. (Esquire), was de zoon van Sir Edward Marmaduke Vavasour (1786-1847) en Marcia Bridget Lane-Fox (1792-1826). William was als jongeman in 1842 met leden van de families Weld en Clifford naar Nieuw-Zeeland vertrokken, maar keerde naar Engeland terug om op 12 januari 1846 te huwen met Mary Clifford in Allerton Park (Yorkshire). Samen kregen ze zeven kinderen waarvan er zes de volwassen leeftijd bereikten waaronder Mary Vavasour. Na de dood van zijn vader beheerde William de familiedomeinen in Hazlewood Castle (York) en Draycott Manor (Stafford). Zelf overleed hij op 11 januari 1860, amper 38 jaar oud. Op 8 februari 1865 hertrouwde Mary met Maurice Dennis Kavanagh, Iers burger en classicus. Het gezin reisde enkele weken later af naar Brugge, waar ze tot september 1869 hun domicilie hadden aan de Sint-Annarei 19. Ze woonden schuin tegenover Guido Gezelle, die toen als onderpastoor van de Sint-Walburga, op de Verwersdijk 20 woonde. Mary onderhield goede contacten met Gezelle en ze wisselden vaak boeken uit. Tijdens Mary’s periode in Brugge kreeg ze twee dochters: Constantia (Dotty) en Blanche, en zette ze zich in voor het Engels Comité voor de Zoeaven. Omwille van de rechtenstudie van Maurice Kavanagh verhuisden ook Mary en de kinderen terug naar Engeland, naar Eldon house, Queen’s road, Clapham Park (Londen). Daar zorgde Mary voor het huishouden en de armen in de buurt. Ze zette haar engagement voor de ‘Altar Society’ (1851) van het diocees Westminster voort, ging dagelijks naar de mis, en bezocht trouw haar biechtvader, Father Lans bij de redemptoristen. Zeker tot 1889 correspondeerde ze met haar Brugse biechtvader en mentor Guido Gezelle over politieke, religieuze en persoonlijke aangelegenheden. Vanaf 1875 leefde ze gescheiden van haar tweede man, waarvan ze in 1887 officieel zou gaan scheiden. Vanaf 1886 woonde ze in Westbrook House, 3 Warwick Terrace (Leamington Spa). Mary verzorgde haar broer bisschop William J.H. Clifford (1823-1893), lid van Vaticanum I, tijdens de laatste fase van een slepende nierziekte. Mary Clifford stierf op 18 maart 1898, en werd als seculier lid van de Arme Klaren Coletienen begraven op het kloosterkerkhof te Baddesley Clinton (Warwick).
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.wikitree.com/wiki/Clifford-2829; https://www.ancestry.co.uk; The National Archives; Kew, Surrey, England; Court for Divorce and Matrimonial Causes, later Supreme Court of Judicature: Divorce and Matrimonial Causes Files, J 77; Reference Number: J 77/385/1698 ; https://www.ancestry.co.uk

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamLonden

Naam - persoon

NaamClifford, Mary Constantia; Kavanagh, Mary Constantia
Datums° Devon, 29/03/1825 - ✝ Warwick, 18/03/1898
GeslachtVrouwelijk
Beroepauteur
VerblijfplaatsEngeland
BioDe adellijke Mary Constantia Clifford was de dochter van Hugh Charles, zevende Baron Clifford van Chudleigh (1790-1858) en Mary Lucy Weld (1799-1831). Ugbrooke Park (Devon) was haar geboorteplaats. Ze stamde af van een familie van ‘recusanten’ die na de Reformatie trouw bleven aan het katholiek geloof, ondanks alle gevaren en discriminatie vanwege de Kerk van Engeland. Haar eerste man, William Joseph Vavasour, Esq. (Esquire), was de zoon van Sir Edward Marmaduke Vavasour (1786-1847) en Marcia Bridget Lane-Fox (1792-1826). William was als jongeman in 1842 met leden van de families Weld en Clifford naar Nieuw-Zeeland vertrokken, maar keerde naar Engeland terug om op 12 januari 1846 te huwen met Mary Clifford in Allerton Park (Yorkshire). Samen kregen ze zeven kinderen waarvan er zes de volwassen leeftijd bereikten waaronder Mary Vavasour. Na de dood van zijn vader beheerde William de familiedomeinen in Hazlewood Castle (York) en Draycott Manor (Stafford). Zelf overleed hij op 11 januari 1860, amper 38 jaar oud. Op 8 februari 1865 hertrouwde Mary met Maurice Dennis Kavanagh, Iers burger en classicus. Het gezin reisde enkele weken later af naar Brugge, waar ze tot september 1869 hun domicilie hadden aan de Sint-Annarei 19. Ze woonden schuin tegenover Guido Gezelle, die toen als onderpastoor van de Sint-Walburga, op de Verwersdijk 20 woonde. Mary onderhield goede contacten met Gezelle en ze wisselden vaak boeken uit. Tijdens Mary’s periode in Brugge kreeg ze twee dochters: Constantia (Dotty) en Blanche, en zette ze zich in voor het Engels Comité voor de Zoeaven. Omwille van de rechtenstudie van Maurice Kavanagh verhuisden ook Mary en de kinderen terug naar Engeland, naar Eldon house, Queen’s road, Clapham Park (Londen). Daar zorgde Mary voor het huishouden en de armen in de buurt. Ze zette haar engagement voor de ‘Altar Society’ (1851) van het diocees Westminster voort, ging dagelijks naar de mis, en bezocht trouw haar biechtvader, Father Lans bij de redemptoristen. Zeker tot 1889 correspondeerde ze met haar Brugse biechtvader en mentor Guido Gezelle over politieke, religieuze en persoonlijke aangelegenheden. Vanaf 1875 leefde ze gescheiden van haar tweede man, waarvan ze in 1887 officieel zou gaan scheiden. Vanaf 1886 woonde ze in Westbrook House, 3 Warwick Terrace (Leamington Spa). Mary verzorgde haar broer bisschop William J.H. Clifford (1823-1893), lid van Vaticanum I, tijdens de laatste fase van een slepende nierziekte. Mary Clifford stierf op 18 maart 1898, en werd als seculier lid van de Arme Klaren Coletienen begraven op het kloosterkerkhof te Baddesley Clinton (Warwick).
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.wikitree.com/wiki/Clifford-2829; https://www.ancestry.co.uk; The National Archives; Kew, Surrey, England; Court for Divorce and Matrimonial Causes, later Supreme Court of Judicature: Divorce and Matrimonial Causes Files, J 77; Reference Number: J 77/385/1698 ; https://www.ancestry.co.uk
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamHankey, Thomson; Thomson Hankey Jr.
Datums° Dalston, 05/06/1805 - ✝ Londen, 13/01/1893
GeslachtMannelijk
Beroephandelaar; magistraat; bankier; parlementariër
VerblijfplaatsEngeland
BioThomson Hankey jr., een Engels zakenman en liberaal politicus, werd op 5 juni 1805 geboren in Dalston, Londen. Hij was de zoon van Thomson Hankey (1773-1855) en Martha Harrison (1778-1862). Zelf trouwde hij in 1833 met Apolline Agatha Alexander. Zijn vader had een firma, Thomson Hankey and Co, gelegen aan Mincing Lane in Londen. Deze laan werd in de loop van de 19de eeuw het belangrijkste centrum ter wereld voor de verhandeling van thee en specerijen van de British East India Company, maar ook van slaven en opium. De firma van zijn vader beheerde bovendien suikerplantages in Granada (Antillen). Na de afschaffing van de slavernij in 1833 kreeg de familie Hankey een meer dan behoorlijke compensatie voor haar verliezen in de overzeese plantages. Thomson jr. werd in deze periode senior partner en beheerder van de firma. Hij behoorde tot de nieuwe klasse van rijke zakenlieden die hun invloed deden gelden in de politiek en de economie. Hankey jr. werd magistraat of vrederechter in Middlesex, Kent en Westminster en achtereenvolgens directeur (1835-1849), directeur-president (1849-1851) en gouverneur (1851-1853) van de Bank van Engeland. Hij werd door het kiesdistrict Peterborough verkozen tot liberaal parlementslid voor het Lagerhuis van 1853 tot 1868 en van 1874 tot 1880. Voorts was hij lid van de Political Economy Club (april 1855 - juli 1877) en was hij auteur van o.a. "The principles of banking: its utility and economy" (1866). Hij stierf in Londen op 12 januari 1893.
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://search.findmypast.co.uk/bna/viewarticle?id=BL/0000321/18930116/031&stringtohighlight=thomson%20hankey%20obituary; https://www.britishempire.me.uk/thomson-hankey.html
NaamKavanagh, Maurice Dennis
Datums° Penzance, 1843 - ✝ Prestwich, 01-03/1899
GeslachtMannelijk
Beroepadvocaat; auteur
VerblijfplaatsEngeland
BioMaurice Dennis Kavanagh werd in 1843 als derde zoon van ambtenaar Dennis Kavanagh geboren in Penzance, Cornwall. Omdat zijn beide ouders afkomstig waren van Dingle, Ierland en hij daar zes weken later gedoopt werd, noemde hij zich een Ier door afkomst. Hij studeerde met grote onderscheiding af aan het vermaarde St. Edmund’s College, Ware, en University College, Londen, waarna hij professor Klassieke Talen en Moderne Geschiedenis werd aan het St. John’s College in Waterford, Ierland. Hij schreef een aantal didactisch zeer gewaardeerde Engelse, Latijnse en Griekse werken, en genoot de reputatie van een intelligent wetenschapper en auteur. Op 08/02/1865 huwde hij Mary Constantia Clifford, de weduwe van William J. Vavasour. Zij was toen reeds moeder van 7 kinderen, maar kreeg met Maurice nog twee dochters: Constantia (Dotty) en Blanche. Het gezin verbleef enige tijd in de Sint-Annarei 19 te Brugge. Ze woonden schuin tegenover Guido Gezelle die toen onderpastoor van Sint-Walburga was en op de Verwersdijk 20 woonde. Zijn huwelijk met de adellijke Mary Constantia bracht Maurice zowel sociaal aanzien als financiële armslag voor zijn verdere studies. Op 21/11/1866 werd hij toegelaten als student aan Middle Temple. In 1868 was hij de coauteur van "A new Latin delectus, with the rules of syntax" (Whittaker and Co, 1868), waarvan een exemplaar in de bibliotheek van Gezelle aanwezig is (GGB 0332). Op 17/11/1871 werd hij advocaat, en vanaf 1872 mocht hij zich doctor in de rechten noemen en werkte hij te Londen, als rechtskundig adviseur voor geschillen en opsteller van akten van overdracht, en bij zittingen van het Western Circuit (Bath, Bristol, Devon, Dorset, Exeter, Portsmouth, Somerset en Southampton). Hij was ook werkzaam aan de Old Bailey of Central Criminal Court. Van 1874 tot 1891 en 1894 tot 1898 kwam het Oxford Circuit met zittingen te Stafford, Wolverhampton en Shrewsbury erbij. Daarenboven was hij sinds 1875 aangesloten bij de Indische balie waar hij de belangen van prinsen en vooraanstaanden uit India in het Lagerhuis behartigde. Door zijn studies en werk aan de balie was hij vaak afwezig, en met de steun van zijn echtgenote Mary en haar familie installeerde hij zich voor lange jaren in India. Dit had echter grote repercussies op zijn privéleven. Sinds 1875 woonden hij en zijn vrouw niet meer samen, en in 1887 vroeg Mary de scheiding aan. Daarnaast ondervond hij al in 1877 problemen van solvabiliteit en verkeerde hij in 1888 in staat van faillissement, hetgeen te wijten zou geweest zijn aan niet uitbetaalde lonen door Indische prinsen. Ook nadien ging het verder bergaf: hij werd in 1894 beschuldigd van fraude en in 1895 veroordeeld tot een jaar gevangenis. Begin 1899 stierf hij te Prestwich, Lancashire.
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.familysearch.org/nl/ ; Joseph Foster, Men-at-the-bar. A biographical hand-list of the members of the various inns of court, 1885, p.251 ; https://www.findmypast.co.uk/ (echtscheidingspapier van 1887); Tralee Cronicle (21 juli 1865); Leicester Daily Mercure (25 april 1882); South London Press (15 januari 1887); South London Press (15 januari 1887); Morning post (2 januari 1888); Kerry Reporter (26 oktober 1895); Newark Adviser (9 oktober 1895); Truth (16 december 1897); https://www.ancestry.co.uk/discoveryui-content/view/45462:2465?tid=&pid=&queryId=783d9597bf05ef61c799fa144cb987c1&_phsrc=tbc102&_phstart=successSource The National Archives; Kew, Surrey, England; Court for Divorce and Matrimonial Causes, later Supreme Court of Judicature: Divorce and Matrimonial Causes Files, J 77; Reference Number: J 77/385/1698
NaamSmith, Ernest Albin
Datums° Londen, 02/02/1844 - ✝ Brisbane, 21/12/1930
GeslachtMannelijk
Beroepambtenaar; journalist
VerblijfplaatsEngeland; Australië
BioErnest Albin Smith werd op 2 februari 1844 geboren in Bloomsbury, Londen als zoon van Thomas George Smith (1813-1880) en Mary Harriet Robinson. Hij werd gedoopt op 29 maart 1844 in St. George, Bloomsbury. Hij trouwde met Lucy Weguelin op 7 juli 1862 in Kensington, St Mary Abbots. Het paar kreeg vijf kinderen: Spencer Francis (geboren in Londen, 1863), Cecile-Ernest (Londen, 1866), Edith (Londen, 1869), Liliane (Brugge, 1872) en Mathilde (Bath, 1873). Financieel worstelde het echtpaar, met de beperkte maar regelmatige inkomsten van de familiale toelage van Lucy en de opbrengst van het eigendom van Ernest in Londen in 1863. Op 10 juni 1864 slaagde Ernest voor het klerkexamen bij de posterijen, maar zijn zwakke gezondheid dwong hem tot ontslag na zes jaar. Het echtpaar slaagde er niet in een inkomen te verwerven dat hun hoge levensstandaard dekte. Daardoor kenden ze een zwervend bestaan, telkens schulden achterlatend. De Smiths verhuisden op 6 februari 1872 van Londen naar de Hoornstraat 9 te Brugge, waar ze in contact kwamen met Guido Gezelle. Ernest werd in Brugge ingeschreven als rentenier zonder beroep. Het gezin leefde op krediet, wat tot problemen leidde en de reputatie van Gezelle aantastte. Ondanks Gezelles vertrek uit Brugge in september 1872 bleef hij betrokken bij de familie Smith, waarbij hij hen financieel ondersteunde en bemiddelde om Ernest aan werk te helpen. Door hem kon het gezin begin januari 1873 een gemeubeld pand in de Stasegemstraat 51 te Kortrijk betrekken. Ernest verbleef toen nog in Brugge waar hij tevergeefs probeerde de zaken te regelen voor de Brugse rechtbank. Hij volgde zijn gezin naar Kortrijk, waar hij een inkomen probeerde te voorzien door Engelse les te geven en bier te importeren. In 1873 verhuisde het gezin tijdelijk naar de Gentsesteenweg 35 te Kortrijk. Ze vertrokken vermoedelijk eind september 1873 naar Bath en kort daarna naar Frankrijk. In 1874 bevonden Lucy en de kinderen zich in Duinkerke, terwijl Ernest doortrok naar Pau, waar hij hoopte te herstellen van een longziekte. Op 6 september 1874 schreef Ernest zijn laatste brief naar Gezelle waarin hij zijn vertrek naar Queensland in Australië aankondigde. In Australië werkte Ernest in de schapenteelt en richtte hij later een eigen veefokkerij op die failliet ging. In 1881 trok hij naar Brisbane waar hij secretaris van de landbouwersvereniging werd. Hij verwierf er ook bekendheid als reporter van de paardenrennen onder het pseudoniem Pegasus. Uiteindelijk werd hij vee-inspecteur. Hij bouwde ook een nieuw familiaal leven uit met Mary Eaves. Zijn eerste zoon met haar, Charles Smith, werd op 20 juli 1877 geboren in Oakey Creek in Queensland. In totaal kreeg het echtpaar vijf zonen en zes dochters. Na zijn pensioen keerde hij nog een laatste keer terug naar Engeland, vermoedelijk toen zijn oudste zoon Spencer Francis op 4 januari 1918 afstand nam van de familienaam Smith en voortaan enkel onder de familienaam Weguelin door het leven ging. Ernest overleed in Brisbane op 21 december 1930.
Links[dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenDepuydt, Els. Guido Gezelle en Lady Smith: nieuwe vondsten en feiten. In: Biekorf: 119 (2019) 4, p. 385-403; B. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamVavasour, Mary
Datums° Tadcaster, Hazlewood Castle, 12/08/1852 - ✝ Hammersmith (Londen), 08/11/1888
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioMary Lucy Vavasour werd op 12 augustus 1852 geboren als een van de zeven kinderen van William Joseph Vavasour (1822-1860) en de adellijke Mary Constantia Clifford (1825-1898). De familienaam Vavasour werd verkregen via Mary’s grootvader Edward Marmaduke Joseph Stourton (1786-1847) doordat zijn neef Thomas Vavasour overleed zonder erfgenamen. Edward erfde van hem eveneens het landgoed Hazlewood Castle in York en de titel van Baronet, de laagste adellijke rang in het Verenigd Koninkrijk. Mary’s vader ontgon land in Nieuw-Zeeland en nam vanaf 1842 het beheer van Hazlewood Castle over. Na zijn overlijden op 11 januari 1860, hertrouwde haar moeder met Maurice Dennis Kavanagh (1838-1899) op 8 februari 1865. Zij kregen twee dochters. Van 1865 tot eind 1869 verbleef de familie in Brugge aan de Sint-Annarei 19 op de parochie Sint-Walburga waar Gezelle onderpastoor was. Mary en haar ouders hadden contact met hem o.m. via brieven waarin Mary Vavasour hem een aantal keer bij hen thuis uitnodigde en hem vroeg een mis op te dragen in de Heilig-Bloedkapel voor een doodzieke kennis. In 1866 werd Mary samen met haar zus Angela naar de prestigieuze katholieke kostschool New Hall gestuurd, waar ook hun moeder had gezeten. Door het werk van stiefvader Maurice Kavanagh, ging het gezin begin 1870 terug in Engeland wonen, in Eldon House, Queens' Road, Clapham Park, Londen. Even later keerde Mary terug uit New Hall en koesterde ze plannen om Sister of Charity te worden. In een brief van maart 1872 aan Gezelle maakte Mary haar keuze voor de orde van ‘The Good Shepherd’ bekend. Op 14 augustus 1872 begon Mary’s proefperiode als novice in Hammersmith, Londen. In 1874 werd ze geprofest als Sister Mary of the Blessed Sacrament. Het klooster was een tehuis voor jonge vrouwen die op de een of andere manier van het rechte pad zijn afgedwaald door crimineel gedrag of prostitutie. Mary Vavasour werd er ‘Mistress of the Penitents’. Ze had echter een zwakke gezondheid en stierf jong, op 8 november 1888 in Hammersmith. Ze werd in het klooster van Finchley, Londen begraven. Op 4 mei 1889 stuurde haar moeder het bidprentje naar Gezelle, waarbij ze over haar dochter schreef: “She was quite idolized by the Nuns of the good Shepherd, they looked upon her as a little Saint, she had a wonderful influence over the Penitents, they were so fond of her. She was a very great sufferer, & yet so wonderfully energetic in everything.”
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.ancestry.co.uk/ ; Tablet 24 November 1888; C.B. Joseph, The history of the Noble House of Stourton, of Stourton, in the County of Wilts. Londen, 1899.
NaamWeguelin, Lucy; Smith, Lucy; Lady Smith; Bertram, Lucy
Datums° Brighton, 27/10/1839 - ✝ Bath, 1932
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioLucy Weguelin werd op 27 oktober 1839 geboren als buitenechtelijke dochter van dominee en rector of South Stoke, William Andrew Weguelin (1807-1892) en Emma Hankey (Hackney, 25/10/1812 - Londen, 10/11/1864). Ze werd op 15 januari 1840 gedoopt in Saint Mark, Kennington, London. William Weguelin vroeg om een echtscheiding op grond van overspel en hertrouwde kort daarna. In 1849 kreeg hij nog een zoon John Reinhard Weguelin (1849-1927), die bekend werd als schilder. In 1850 vervoegde hij de Oxford Movement en bekeerde hij zich tot het katholicisme. Lucy werd opgevoed door de gegoede familie Hankey aan moederszijde. Ze huwde met Ernest Albin Smith uit noodzaak op 7 juli 1862, Kensington, St Mary Abbots. Ze kreeg met hem vijf kinderen: Spencer Francis (Londen, 1863), Cecile-Ernest (Londen, 1866), Edith (Londen, 1869), Liliane (Brugge, 1872) en Mathilde (Bath, 1873). Nadat haar echtgenoot zijn ambt bij de posterijen om gezondheidsredenen moest opgeven, startte het gezin een zwerftocht die hen van stad tot stad bracht, telkens een schuldenberg achterlatend. Begin 1872 kwamen ze naar Brugge (ingeschreven op 06/02/1872). Ze werden buren van Gezelle die hun vertrouwenspersoon werd en hen financieel steunde. Nadat Gezelles reputatie in het gedrang kwam door hun gedrag en het geroddel van de dienstmeid, werd hij in september 1872 overgeplaatst naar Kortrijk. Enkele maanden later volgden ze hem om eind 1873 terug te keren naar Bath. Ernest Smith trok eind 1874 naar Australië. Lucy Weguelin zette haar zwervend leven voort met Charles Bertram (Norwide, 1849). Met hem kreeg ze twee kinderen: Charles (Ramsgate, 1877) en Hilda (Brighton, 1878). Op 10/12/1880 kwamen ze opnieuw in Brugge wonen vanuit Liverpool. Begin juli 1881 werden ze door de Brugse rechtbank uit hun woning gezet, omdat ze hun huur niet betaald hadden. In 1891 vestigde Lucy Smith zich in Scarborough onder de valse naam Mrs. Brooke. Nadat ze haar huis had ingericht en enkele maanden op krediet had geleefd, verdween ze plotseling zonder haar uitstaande schulden af te lossen. In 1891 woonde Lucy in bij haar zoon Cecil en zijn gezin in Manchester. Uit de gegevens van de volkstelling blijkt dat Charles en Lucy Bertram zich in 1901 in Cornwall bevonden. Samen met hen woonden hun zoon Charles Reginald en een dienstmeisje. In 1911 hadden ze zich verplaatst naar Bournemouth. In het voorjaar van 1932 overleed Lucy Bertram, Lady Smith, in Bath.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; biechteling; Engelse kolonie
BronnenDepuydt, Els. Guido Gezelle en Lady Smith: nieuwe vondsten en feiten. In: Biekorf: 119 (2019) 4, p. 385-403; Sint-Jan, R. van. Guido Gezelle's avonturen in de journalistiek. Tielt; Den Haag: Lannoo, [1954]; B. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamVavasour, Angela; Eyston, Angela
Datums° Tadcaster, Yorkshire, 18/04/1854 - ✝ Londen, 12/08/1930
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioAngela Vavasour was de zesde van de zeven kinderen van William Joseph Vavasour (1822-1860) en de adellijke Mary Constantia Clifford (1825-1898). Ze werd geboren op 18 april 1854 op het kasteel Hazlewood (Yorkshire) en overleed op 12 augustus 1930 te Kensington (London) op 76-jarige leeftijd. Van 1865 tot eind 1869 verbleef ze regelmatig met haar familie in Brugge aan de Sint-Annarei 19 vlakbij de parochie Sint-Walburga, waar Gezelle onderpastoor was. Omdat haar stiefvader Maurice Kavanagh rechten studeerde aan Middle Temple in Londen, verhuisde het gezin begin 1870 definitief terug naar Engeland. Ze betrokken een gezellige woning, Eldon House, in Queens' Road, Clapham Park, Londen. Vanaf 1866 tot 1872 ging Angela naar de katholieke kostschool, verbonden aan het Convent of the Holy Sepulchre, New Hall, Chelmsford, Essex. Op 6 mei 1872 stond Miss Angela (Mary Galdina) Vavasour samen met haar moeder genoteerd op de lijst van de 250 ‘presentations to her Majesty’ op de ‘Queen’s Drawing-room’ in Buckingham Palace van 6 mei 1872. Daarmee maakte ze officieel haar intrede in de Londense society als huwbare vrouw. Uiteindelijk trouwde ze in 1880 met Francis Thomas Eyston (1853-1888) in de rooms-katholieke Sint-Pieterskerk in Leamington (Warwickshire). Het huwelijk werd ingezegend door eerwaarde heer W. Clifford, de oom van de bruid. Dit stijlvol societygebeuren staat uitgebreid beschreven in de Leamington Spa Courier van 19 juni 1880. Haar man was achtereenvolgens luitenant (1871) en commandant (1876) bij de Royal Berks Militia (het Royal Berkshire Regiment). In 1881 zwaaide hij af.
Bronnen https://www.familysearch.org/nl/ ; https://www.findmypast.co.uk
NaamVavasour, William Edward; Willy
Datums° Yorkshire, 28/11/1846 - ✝ Bayswater, 18/11/1915
GeslachtMannelijk
Beroepmajoor; zoeaaf
VerblijfplaatsEngeland
BioWilliam Edward Joseph Vavasour was de oudste van de zeven kinderen van William Joseph Vavasour (1822-1860) en de adellijke Mary Constantia Clifford (1825-1898). Hij werd geboren op 28 november 1846 op het kasteel Hazlewood (Yorkshire). Na de plotse dood van zijn grootvader erfde diens oudste zoon, Sir Edward Marmaduke Vavasour, de familiedomeinen, Hazlewood Castle in Yorkshire en Draycott Manor in Staffordshire. Deze had echter een zwakke gezondheid, waardoor achtereenvolgens diens jongere broer (Williams vader), Williams moeder, en William zelf het familiebezit beheerden. Na de dood van Williams vader in 1860 hertrouwde zijn moeder in 1865 met Maurice Kavanagh, waarna ze geregeld in Brugge verbleef. Ondertussen bleef William in Engeland en sloot zich van 1867 tot 1870 aan bij de pauselijke legers. Zijn moed en verantwoordelijkheidszin dwong respect af bij zijn katholieke, aristocratische achterban en zijn pachters. Op 5 oktober 1870 huwde hij zijn achternicht Mary Teresa Weld (1848-1927), de dochter van Edward Joseph Weld van Lulworth Castle (1806-1877), de neef van zijn grootmoeder Mary Lucy Weld (1799-1830). Hierdoor kon hij niet opnieuw gaan strijden als zoeaaf voor de paus tegen het leger van Garibaldi en miste hij het Italiaanse slotoffensief van 20 september. In de daarop volgende jaren werd hij een groot bezieler van de Sint-Sebastiaansgilde en het tijdschrift ‘The Crusader’. Zij kloegen de schending van de soevereine rechten van de paus en de inname van zijn legitieme bezittingen aan. In 1873 nam hij samen met zijn echtgenoot en twee dochtertjes, Ellen en Anette, zijn intrek in Hazlewood Castle. Zijn moeder, Mary C. Kavanagh, correspondente van Gezelle, vermeldde dit als een bijzonder heugelijk moment. Het koppel zal uiteindelijk zeven kinderen krijgen. Achtereenvolgens was William onderluitenant (1873), luitenant (1877) en commandant (1879 tot 1884) bij de Yorkshire hussars. Deze afdeling behoorde bij de Yeomanry Cavalery, reservetroepen die ingezet werden voor binnenlandse opdrachten. Hun leden kwamen uit de hogere klasse en bekostigden zelf het paard en de verzorging. Het betrof hier een ereambt. Na de dood van zijn oudste oom Sir Edward Marmaduke Vavasour jr, tweede Baronet van Hazlewood, ongehuwd en zonder erfgenamen, erfde hij op 23 augustus 1885 de familiedomeinen en de titel van derde Baronet van Hazlewood en mocht hij zich ‘Sir’ noemen. Dat het beheer van de landerijen een veeleisende taak was blijkt uit het feit dat hij niet altijd kon tegemoetkomen aan zijn schuldeisers. In kranten van 1897, 1900, 1906 en 1909 is er herhaaldelijk sprake van oproepen aan de High Court of justice in Bankruptcy. De laatste fase van zijn leven was gewijd aan onderzoek naar de geschiedenis van de religie en de filosofie. Sir William Edward Joseph Vavasour stierf met de pen in de hand op 18 november 1915 in een verzorgingstehuis in Bayswater, Middlesex, geveld door uitputting en fysieke complicaties. Het beheer van Tadcaster Castle en de landerijen had hij overgemaakt aan zijn echtgenote Mary Teresa Weld. In de grafrede werd hij geroemd voor zijn praktische kennis van de landbouw en scheikundige stoffen, zijn inventiviteit en ingenieurskunde, zijn respect voor democratie en open debatcultuur. Een overdosis kerkelijke autoriteit tegenover het vrije menselijke denkvermogen had hem stilaan de rooms-katholieke kerk doen verlaten.
Links[wikipedia]
Bronnen https://www.wikitree.com/ ; https://www.findmypast.co.uk/ ; https://archive.org/details/dodspeeragebaron19202lond/page/745/mode/1up?view=theater; Naval & Military Gazette and Weekly Chronicle of the United Service (London, 9 September 1877); Daily telegraph & Courier (London, 20 april 1909); The West London Observer (Friday, November 26, 1915); Catholic Times and Catholic Opinion (4 February, 1916); Morning Post (03 November 1897);The West London Observer (Friday, November 26, 1915), Weekly Register and Catholic Standard (01 August 1868); https://search.findmypast.co.uk/bna/viewarticle?id=BL/0000174/18971103/071&stringtohighlight=william%20edward%20joseph%20vavasour%20bankruptcy; https://yorkshiregardenstrust.org.uk/sites/yorkshiregardenstrust.org.uk/files/database/Hazelwood%20Park_YGT%20Selby%20District%20Historic%20Report.pdf;
NaamKavanagh, Constance Mary; Dotty
Datums° Finchley, Londen, 20/11/1865 - ✝ Bradford, Yorkshire, 06/1917
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioConstance Mary (Dotty) Kavanagh was de oudste dochter van Maurice Kavanagh LL.D. (Legum Doctor) en de adellijke Mary C. Clifford. Dotty werd geboren op 20 november 1865 in Clifford Hall, Finchley, London. Zij werd door haar moeder als vriendelijk en intelligent omschreven. Al voor haar zevende verjaardag kende ze haar cathechismus en was ze in staat om een boek te lezen. Haar moeder, Mary Clifford-Kavanagh, onderrichtte haar in de Franse taal en in andere vakken. In maart 1892 huwde ze met Sir Francis Fleming (1842-1922), K.C.M.G. (Knight Commander of the Order of St Michael and St George) in de rooms-katholieke Sint-Pieterskerk in Leamington, Warwickshire. Het huwelijk werd ingezegend door bisschop Clifford van Clifton, de oom van de bruid. Het ontbijtbuffet en de receptie vonden plaats bij de bruid thuis in Westbrook House. Het koppel vertrok na de huwelijksreis onmiddellijk naar Sierra Leone, waar Francis Fleming tot gouverneur was benoemd. Voordien had hij na zijn rechtenstudies aan Middle Temple al in 11 kolonies van het Britse Rijk juridische en bestuursfuncties opgenomen. Hun enige zoon, Hugh Joseph Fleming (1896-1916), geboren in Leamington, Warwickshire nam als tweede luitenant van het Dorsetshire Regiment deel aan Wereldoorlog I. Op 24 augustus 1916 stierf hij aan zijn verwondingen opgelopen in Pas-de-Calais in Frankrijk. Hij ligt er begraven op de militaire begraafplaats van Sailly-Au-Bois. Constance Mary Kavanagh stierf een jaar later, in juni 1917 in Bradford, Yorkshire, 52 jaar oud.
Bronnen https://www.ancestry.co.uk; https://www.findmypast.co.uk/
NaamKavanagh, Blanche Mary
Datums° Finchley, Londen, 18/02/1867 - ✝ 1931
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioBlanche Mary Kavanagh was de jongste dochter van Maurice Kavanagh LL.D. (Legum doctor) en de adellijke Mary C Clifford. Blanche werd geboren op 18 februari 1867 in Clifford Hall, Finchley (London). Zij werd door haar moeder beschreven als een guitig dikkertje dat moeilijk bij de les te houden was, maar tegelijk het kennen en kunnen van haar oudere zus Constance zelfstandig wilde verwerven. Blanche huwde in de herfst van 1896 in Brighton met James Bentinck Cumberland (1865-1951). Hij was van opleiding ingenieur met specialisatie elektriciteit.
Bronnen https://www.findmypast.co.uk/; https://www.ancestry.co.uk/;
NaamVavasour, Oswald Hugh Stanislaus
Datums° Yorkshire, 04/06/1849 - ✝ Letchworth, Hertfordshire, 10/01/1925
GeslachtMannelijk
Beroepboer; veehouder
VerblijfplaatsEngeland; Canada
BioOswald Hugh Stanislaus Vavasour was de tweede van de zeven kinderen van William Joseph Vavasour (1822-1860) en de adellijke Mary Constantia Clifford (1825-1898). Hij werd geboren op 4 juni 1849 op het kasteel Hazlewood (Yorkshire). Op 20 september 1870 vocht Oswald mee in het Zouavenleger toen Rome door de Italiaanse troepen werd ingenomen. Het officiële verhaal wil dat de zoeaven de dag na de inname vrije aftocht kregen. Oswald en vijf andere Engelse zoeaven lieten op maandag 17 oktober een brief in de Engelse kranten publiceren waarin ze de onbetrouwbaarheid van de Florentijnse regering aan de kaak stelden. Bij de capitulatie werden ze immers als krijgsgevangen gedurende zes dagen opgesloten in de gevangenis en ondergingen ze allerlei vernederingen en ontberingen zoals alle andere gevangen. Later kreeg hij voor zijn moed een medaille en een diploma van paus Pius IX. Hij was als eregast aanwezig op een bijeenkomst van de Engelse katholieken op 10 december 1870 in de Sint-James Hall, een majestueus concertgebouw in London. Zij klaagden de schending van legitieme territoriale soevereiniteit aan van de pauselijke staten en de beknotting van het spirituele gezag van de Heilige Stoel. Ze vonden het ontoelaatbaar dat Italië aanspraak maakt op Rome als zijn hoofdstad. Daarna werd hij lid van het bondgenootschap van Sint-Sebastiaan dat jaarlijks samenkwam om bovenstaande legitieme eisen van Pius IX te blijven verdedigen met woorden. Zij bleven de hoop koesteren dat deze toestand in Europa tijdelijk was. Op 8 augustus 1877 trouwde hij met Sarah Anns Smith (1858-1937) in Walsall, Staffordshire. Zij kregen 14 kinderen in 21 jaar, hoewel deze niet allemaal bleven leven. In de ‘Uxotteter advertiser and the Ashborn times’ van 29 april 1903 werd beschreven hoe Oswald Hugh Vavasour en zijn gezin met de R.M.S. Bavarian van de Allan Line van Liverpool naar Quebec vertrokken. Volgens diezelfde bron was hij een van de meest praktische boeren en veehouders uit de streek van North Staffordshire, en zou hij dit beroep nabij Austin, Manitoba uitoefenen maar dan op veel grotere schaal. Dit deed hij waarschijnlijk tot 1909. Hij overleed op 10 januari 1925 in Letchworth, Hertfordshire, op 76-jarige leeftijd.
Bronnen https://www.findmypast.co.uk/; https://www.ancestry.co.uk/ ; https://archive.org/details/dodspeeragebaron19202lond/page/745/mode/1up?view=theater
NaamVavasour, Henry Dunstan
Datums° Yorkshire, 10/01/1850 - ✝ Ugbrooke, Blenheim, Marlborough, Nieuw-Zeeland, 22/01/1927
GeslachtMannelijk
Beroeplandeigenaar; landbouwer
VerblijfplaatsEngeland; Nieuw-Zeeland
BioHenry Dunstan Vavasour was de derde zoon van William Joseph Vavasour (1822-1860) en de adellijke Mary Constantia Clifford (1825-1898). Hij werd geboren op 10 januari 1850 op het kasteel Hazlewood, Yorkshire. Henry legde zich toe op landbouw en veeteelt. In 1871 vertrok hij naar Nieuw-Zeeland om er te werken op een groot landgoed van zijn neef, Charles Hugh Clifford, 8th Baron Clifford of Chudleigh (1819-1880). Deze was de zoon van de oudste broer van zijn moeder. In 1873 vertrok de zaakwaarnemer van dit bedrijf voor een jaar op handelsmissie naar Engeland, en werd Henry rentmeester. Zijn moeder, Mary C. Kavanagh, correspondente van Gezelle, vernam dat hij de arbeiders, het vee en de landerijen zeer goed beheerde. Ze hoopte dat de verantwoordelijkheid van de 23-jarige jongeman en de inspanning de nodige winsten zou opleveren. In 1887 trouwde Henry met Bertha Eleanor Mary Radwood (1867-1959). Het gezin verbleef in de stad Blenheim op het Zuidereiland van Nieuw-Zeeland. Henry was eigenaar van een domein in Tataraiwaka, gelegen aan de westkust van het Noordereiland, een gebied waar men vooral aan melkveehouderij deed. Verder engageerde hij zich in plaatselijke en provinciale besturen van wegen, haven en graslanden in het kustgebied nabij Blenheim, Marlborough. Daar, meer bepaald in Ugbrooke, zou hij op 22 januari 1927 ook sterven. Ondertussen was de familie Vavasour in 1916 haar eigendommen in Tadcaster verloren. Alleen Henry bezat er nog een smalle landstrook ten noorden van Chantry Lane, als laatste binding met zijn geboortestreek. Uit de passagierslijst van White Star Line blijkt dat hij met het gezin in mei 1920 op bezoek ging naar Engeland.
Bronnen https://www.ancestry.co.uk/; https://www.findmypast.co.uk/
NaamVavasour, Edward Joseph Everard
Datums° Yorkshire, 12/09/1855 - ✝ Antigua, Benedenwindse Eilanden, 25/09/1895
GeslachtMannelijk
Beroeplandeigenaar; landbouwer; secretaris
VerblijfplaatsEngeland; Nieuw-Zeeland; Sierra Leone; Benedenwindse Eilanden
BioEdward Joseph Everard Vavasour was het jongste kind van William Joseph Vavasour (1822-1860) en de adellijke Mary Constantia Clifford (1825-1898). Hij werd geboren op 12 september 1855 in het kasteel Hazlewood, Yorkshire. Van 1865 tot eind 1869 verbleef hij regelmatig met zijn familie in Brugge aan de Sint-Annarei 19 vlakbij de parochie Sint-Walburga, waar Gezelle onderpastoor was. Omdat zijn stiefvader Maurice Kavanagh rechten studeerde aan Middle Temple in Londen, verhuisde het gezin begin 1870 definitief terug naar Engeland. Ze betrokken er een gezellige woning, Eldon House in Queens' Road, Clapham Park, Londen. Edward studeerde aan het Jezuïetencollege Beaumont in Old Windsor waar hij mooie cijfers behaalde voor Grieks, Latijn en wiskunde. Zijn moeder hoopte dat hij priester zou worden, maar in 1874 trok hij naar Nieuw-Zeeland om er eigenaar te worden van een stuk land op het domein van zijn broer in Tataraiwaka. Dit was gelegen aan de westkust van het Noordereiland, een gebied waar men vooral aan melkveehouderij deed. In augustus 1888 keerde hij berooid terug naar huis. Volgens zijn moeder was dit geheel te wijten aan onfortuinlijke omstandigheden nadat hij eerder een succesvol landbouwer was geweest. Toen Francis Fleming, de echtgenoot van zijn stiefzus Dotty, gouverneur werd, eerst in Sierra Leone (1892) en later in de Benedenwindse Eilanden, de noordelijke eilanden van de Kleine Antillen (1895), begeleidde Edward hem als zijn privésecretaris. Tijdens een missie op het eiland Antigua bezweek Edward op 25 september 1895 geheel onverwachts aan de gevolgen van gele koorts. Hij werd omschreven als een eervolle, goedhartige en genereuze man.
Bronnen https://www.ancestry.co.uk/ ; https://www.findmypast.co.uk/

Naam - plaats

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Titel - ander werk

TitelLe chrestien intérieur, ou la conformité intérieure que doivent avoir les chrestiens avec Jesus-Christ. Divisé en huit livres, qui contiennent des sentimens tous divins, tirez des escrits d'un grand serviteur de Dieu, de nostre siècle. Par un solitaire
AuteurJean de Bernières
Datum1661
PlaatsParijs
UitgeverClaude Cramoisy
Links[wikipedia]

Titel23/03/1873, [Londen], Mary Constantia Clifford aan [Guido Gezelle]
EditeurMiet Hubrechts; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderClifford, Mary Constantia
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum23/03/1873
VerzendingsplaatsLonden
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van de aanhef ; plaats gereconstruerd op basis van de brieftekst en contextuele gegevens ; Mary Contstantia Clifford = Mary Constantia Kavanagh.
Gepubliceerd inDe briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen 1854-1899 / door B. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, (o.l.v.) A. Deprez. - Gent : Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.II, p.149-150
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel en enkel vel, 211x129
blauw
papiersoort: 6 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief4968
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|11296
Inhoud
IncipitI was so very
Tekstsoortbrief
TalenEngels
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.