<Resultaat 483 van 2349

>

p1
Hazlewood Castle[1]

Dear Abbé Gezelle,

Here I am for a few days, after eight years! absence - When I was driven away,[2] I always said I would never enter the house again, till one of my children were in possession of their homes.

Willy is now reinstaled with his wife & two little girls,[3] I have come, but only for a day or two to see after my Farm here - I hope to come later, when they have had time to settlep2down & furnish some of the rooms &c - with Angela Edward & my little ones[4] on a longer visit, so I brought no one with me this time it would have been inconvenient - Maurice desired me to say that he regrets very much he cannot give any other advice than he has done, to the Lady you wrote about[5] He says no one would act for her in the matter without the knowledge & consent of her Uncle.[6] If she objects to that nothing can be done, & it would be far better for her -p3It would be better for her to spend the money she says she could spare (to pay interests if money were raised for her) on paying any debts or helping herself out of her difficulties by sure though slow means -

I am very sorry no more can be done – It is a pity she cannot speak to her Uncle who seems a sound & a kind man -

I return to Clapham tomorrow - We have both, been just one & then the other from home, or I would have written to you sooner -p4Will you kindly say a Mass for the repose of the Soul of my niece Beatrice Clifford,[7] a daughter of my eldest brother - She was burnt to death! last Saturday week. - She had been to confession as usual on Saturday evening, & on going to bed at half past ten - her night dress caught fire[8] She suffered fearfully but was so patient, continued to offer her sufferings, while her parents[9] brothers[10] sisters[11] prayed round her, the Priest brought her Holy Viaticum[12] gave her the last blessing at half past two she fell into a sleep, & died in it at half past eight on Sunday morning - She was not turned 20. -

Believe me dear Abbé Gezelle
Yours sincerely & respectfully
Mary C. Kavanagh

Noten

[1] Tadcaster.
[2] Vermoedelijk na haar huwelijk met Maurice Kavanagh op 8 februari 1865. Hazlewood Castle was immers eigendom geweest van haar eerste man.
[3] Ellen Mary Vavasour (1871-1922) en Annette Mary Vavasour (1872-1941).
[4] Haar dochters Constance en Blanche.
[6] Ook Gezelle had contact met Thomson Hankey in verband met de problemen rond het echtpaar Smith. Zie de brief van Thomson Hankey aan Guido Gezelle van 14/07/1873.
[7] Volgens de krant Derby Mercury (30 April 1873), was Beatrice op 22 april nog samen met haar ouders op het huwelijksfeest geweest van de adelijke Arthur Strutt en Alice de Lisle in Garendon Park, Leicestershire. De moeder van de bruid was Laura Maria Clifford, een nicht van Beatrices grootvader, Hugh Charles Clifford, 7th Baron Clifford of Chudleigh (1790 – 1858) die tevens de vader was van Mary Clifford Kavanagh.
[8] In The Daily Telegraph van 23 april 1873 staat het hele relaas van dit drama.
[9] Lord Charles Hugh Clifford, 8ste Baron van Chudleigh en Lady Agnes Catherine Louise Petre.
[10] Haar broers waren Lewis Henry Hugh (1851-1916), William Hugh (1858-1943) en Walter Charles Ignatius (ca. 1868-1956).
[11] Haar zussen waren Bertha Mary Agnes (1848-1925); Mary Lucy Constance (1849-1912), Edith Teresa Mary (1855-1920), Cecilia Mary (1860-1919) en Emma Mary Agnes (1862-1936).
[12] Viaticum betekent letterlijk ’reisgeld of provisie voor onderweg’. Het is een sacrament voor de stervenden: een geconsacreerde hostie die toegediend wordt met de woorden: ’Moge de Heer Jezus Christus jou beschermen en jou naar het eeuwige leven leiden’.

Register

Correspondenten

NaamClifford, Mary Constantia; Kavanagh, Mary Constantia
Datums° Devon, 29/03/1825 - ✝ Warwick, 18/03/1898
GeslachtVrouwelijk
Beroepauteur
VerblijfplaatsEngeland
BioDe adellijke Mary Constantia Clifford was de dochter van Hugh Charles, zevende Baron Clifford van Chudleigh (1790-1858) en Mary Lucy Weld (1799-1831). Ugbrooke Park (Devon) was haar geboorteplaats. Ze stamde af van een familie van ‘recusanten’ die na de Reformatie trouw bleven aan het katholiek geloof, ondanks alle gevaren en discriminatie vanwege de Kerk van Engeland. Haar eerste man, William Joseph Vavasour, Esq. (Esquire), was de zoon van Sir Edward Marmaduke Vavasour (1786-1847) en Marcia Bridget Lane-Fox (1792-1826). William was als jongeman in 1842 met leden van de families Weld en Clifford naar Nieuw-Zeeland vertrokken, maar keerde naar Engeland terug om op 12 januari 1846 te huwen met Mary Clifford in Allerton Park (Yorkshire). Samen kregen ze zeven kinderen waarvan er zes de volwassen leeftijd bereikten waaronder Mary Vavasour. Na de dood van zijn vader beheerde William de familiedomeinen in Hazlewood Castle (York) en Draycott Manor (Stafford). Zelf overleed hij op 11 januari 1860, amper 38 jaar oud. Op 8 februari 1865 hertrouwde Mary met Maurice Dennis Kavanagh, Iers burger en classicus. Het gezin reisde enkele weken later af naar Brugge, waar ze tot september 1869 hun domicilie hadden aan de Sint-Annarei 19. Ze woonden schuin tegenover Guido Gezelle, die toen als onderpastoor van de Sint-Walburga, op de Verwersdijk 20 woonde. Mary onderhield goede contacten met Gezelle en ze wisselden vaak boeken uit. Tijdens Mary’s periode in Brugge kreeg ze twee dochters: Constantia (Dotty) en Blanche, en zette ze zich in voor het Engels Comité voor de Zoeaven. Omwille van de rechtenstudie van Maurice Kavanagh verhuisden ook Mary en de kinderen terug naar Engeland, naar Eldon house, Queen’s road, Clapham Park (Londen). Daar zorgde Mary voor het huishouden en de armen in de buurt. Ze zette haar engagement voor de ‘Altar Society’ (1851) van het diocees Westminster voort, ging dagelijks naar de mis, en bezocht trouw haar biechtvader, Father Lans bij de redemptoristen. Zeker tot 1889 correspondeerde ze met haar Brugse biechtvader en mentor Guido Gezelle over politieke, religieuze en persoonlijke aangelegenheden. Vanaf 1875 leefde ze gescheiden van haar tweede man, waarvan ze in 1887 officieel zou gaan scheiden. Vanaf 1886 woonde ze in Westbrook House, 3 Warwick Terrace (Leamington Spa). Mary verzorgde haar broer bisschop William J.H. Clifford (1823-1893), lid van Vaticanum I, tijdens de laatste fase van een slepende nierziekte. Mary Clifford stierf op 18 maart 1898, en werd als seculier lid van de Arme Klaren Coletienen begraven op het kloosterkerkhof te Baddesley Clinton (Warwick).
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.wikitree.com/wiki/Clifford-2829; https://www.ancestry.co.uk; The National Archives; Kew, Surrey, England; Court for Divorce and Matrimonial Causes, later Supreme Court of Judicature: Divorce and Matrimonial Causes Files, J 77; Reference Number: J 77/385/1698 ; https://www.ancestry.co.uk
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamClifford, Mary Constantia; Kavanagh, Mary Constantia
Datums° Devon, 29/03/1825 - ✝ Warwick, 18/03/1898
GeslachtVrouwelijk
Beroepauteur
VerblijfplaatsEngeland
BioDe adellijke Mary Constantia Clifford was de dochter van Hugh Charles, zevende Baron Clifford van Chudleigh (1790-1858) en Mary Lucy Weld (1799-1831). Ugbrooke Park (Devon) was haar geboorteplaats. Ze stamde af van een familie van ‘recusanten’ die na de Reformatie trouw bleven aan het katholiek geloof, ondanks alle gevaren en discriminatie vanwege de Kerk van Engeland. Haar eerste man, William Joseph Vavasour, Esq. (Esquire), was de zoon van Sir Edward Marmaduke Vavasour (1786-1847) en Marcia Bridget Lane-Fox (1792-1826). William was als jongeman in 1842 met leden van de families Weld en Clifford naar Nieuw-Zeeland vertrokken, maar keerde naar Engeland terug om op 12 januari 1846 te huwen met Mary Clifford in Allerton Park (Yorkshire). Samen kregen ze zeven kinderen waarvan er zes de volwassen leeftijd bereikten waaronder Mary Vavasour. Na de dood van zijn vader beheerde William de familiedomeinen in Hazlewood Castle (York) en Draycott Manor (Stafford). Zelf overleed hij op 11 januari 1860, amper 38 jaar oud. Op 8 februari 1865 hertrouwde Mary met Maurice Dennis Kavanagh, Iers burger en classicus. Het gezin reisde enkele weken later af naar Brugge, waar ze tot september 1869 hun domicilie hadden aan de Sint-Annarei 19. Ze woonden schuin tegenover Guido Gezelle, die toen als onderpastoor van de Sint-Walburga, op de Verwersdijk 20 woonde. Mary onderhield goede contacten met Gezelle en ze wisselden vaak boeken uit. Tijdens Mary’s periode in Brugge kreeg ze twee dochters: Constantia (Dotty) en Blanche, en zette ze zich in voor het Engels Comité voor de Zoeaven. Omwille van de rechtenstudie van Maurice Kavanagh verhuisden ook Mary en de kinderen terug naar Engeland, naar Eldon house, Queen’s road, Clapham Park (Londen). Daar zorgde Mary voor het huishouden en de armen in de buurt. Ze zette haar engagement voor de ‘Altar Society’ (1851) van het diocees Westminster voort, ging dagelijks naar de mis, en bezocht trouw haar biechtvader, Father Lans bij de redemptoristen. Zeker tot 1889 correspondeerde ze met haar Brugse biechtvader en mentor Guido Gezelle over politieke, religieuze en persoonlijke aangelegenheden. Vanaf 1875 leefde ze gescheiden van haar tweede man, waarvan ze in 1887 officieel zou gaan scheiden. Vanaf 1886 woonde ze in Westbrook House, 3 Warwick Terrace (Leamington Spa). Mary verzorgde haar broer bisschop William J.H. Clifford (1823-1893), lid van Vaticanum I, tijdens de laatste fase van een slepende nierziekte. Mary Clifford stierf op 18 maart 1898, en werd als seculier lid van de Arme Klaren Coletienen begraven op het kloosterkerkhof te Baddesley Clinton (Warwick).
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.wikitree.com/wiki/Clifford-2829; https://www.ancestry.co.uk; The National Archives; Kew, Surrey, England; Court for Divorce and Matrimonial Causes, later Supreme Court of Judicature: Divorce and Matrimonial Causes Files, J 77; Reference Number: J 77/385/1698 ; https://www.ancestry.co.uk

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamTadcaster

Naam - persoon

NaamClifford, Mary Constantia; Kavanagh, Mary Constantia
Datums° Devon, 29/03/1825 - ✝ Warwick, 18/03/1898
GeslachtVrouwelijk
Beroepauteur
VerblijfplaatsEngeland
BioDe adellijke Mary Constantia Clifford was de dochter van Hugh Charles, zevende Baron Clifford van Chudleigh (1790-1858) en Mary Lucy Weld (1799-1831). Ugbrooke Park (Devon) was haar geboorteplaats. Ze stamde af van een familie van ‘recusanten’ die na de Reformatie trouw bleven aan het katholiek geloof, ondanks alle gevaren en discriminatie vanwege de Kerk van Engeland. Haar eerste man, William Joseph Vavasour, Esq. (Esquire), was de zoon van Sir Edward Marmaduke Vavasour (1786-1847) en Marcia Bridget Lane-Fox (1792-1826). William was als jongeman in 1842 met leden van de families Weld en Clifford naar Nieuw-Zeeland vertrokken, maar keerde naar Engeland terug om op 12 januari 1846 te huwen met Mary Clifford in Allerton Park (Yorkshire). Samen kregen ze zeven kinderen waarvan er zes de volwassen leeftijd bereikten waaronder Mary Vavasour. Na de dood van zijn vader beheerde William de familiedomeinen in Hazlewood Castle (York) en Draycott Manor (Stafford). Zelf overleed hij op 11 januari 1860, amper 38 jaar oud. Op 8 februari 1865 hertrouwde Mary met Maurice Dennis Kavanagh, Iers burger en classicus. Het gezin reisde enkele weken later af naar Brugge, waar ze tot september 1869 hun domicilie hadden aan de Sint-Annarei 19. Ze woonden schuin tegenover Guido Gezelle, die toen als onderpastoor van de Sint-Walburga, op de Verwersdijk 20 woonde. Mary onderhield goede contacten met Gezelle en ze wisselden vaak boeken uit. Tijdens Mary’s periode in Brugge kreeg ze twee dochters: Constantia (Dotty) en Blanche, en zette ze zich in voor het Engels Comité voor de Zoeaven. Omwille van de rechtenstudie van Maurice Kavanagh verhuisden ook Mary en de kinderen terug naar Engeland, naar Eldon house, Queen’s road, Clapham Park (Londen). Daar zorgde Mary voor het huishouden en de armen in de buurt. Ze zette haar engagement voor de ‘Altar Society’ (1851) van het diocees Westminster voort, ging dagelijks naar de mis, en bezocht trouw haar biechtvader, Father Lans bij de redemptoristen. Zeker tot 1889 correspondeerde ze met haar Brugse biechtvader en mentor Guido Gezelle over politieke, religieuze en persoonlijke aangelegenheden. Vanaf 1875 leefde ze gescheiden van haar tweede man, waarvan ze in 1887 officieel zou gaan scheiden. Vanaf 1886 woonde ze in Westbrook House, 3 Warwick Terrace (Leamington Spa). Mary verzorgde haar broer bisschop William J.H. Clifford (1823-1893), lid van Vaticanum I, tijdens de laatste fase van een slepende nierziekte. Mary Clifford stierf op 18 maart 1898, en werd als seculier lid van de Arme Klaren Coletienen begraven op het kloosterkerkhof te Baddesley Clinton (Warwick).
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.wikitree.com/wiki/Clifford-2829; https://www.ancestry.co.uk; The National Archives; Kew, Surrey, England; Court for Divorce and Matrimonial Causes, later Supreme Court of Judicature: Divorce and Matrimonial Causes Files, J 77; Reference Number: J 77/385/1698 ; https://www.ancestry.co.uk
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamHankey, Thomson; Thomson Hankey Jr.
Datums° Dalston, 05/06/1805 - ✝ Londen, 13/01/1893
GeslachtMannelijk
Beroephandelaar; magistraat; bankier; parlementariër
VerblijfplaatsEngeland
BioThomson Hankey jr., een Engels zakenman en liberaal politicus, werd op 5 juni 1805 geboren in Dalston, Londen. Hij was de zoon van Thomson Hankey (1773-1855) en Martha Harrison (1778-1862). Zelf trouwde hij in 1833 met Apolline Agatha Alexander. Zijn vader had een firma, Thomson Hankey and Co, gelegen aan Mincing Lane in Londen. Deze laan werd in de loop van de 19de eeuw het belangrijkste centrum ter wereld voor de verhandeling van thee en specerijen van de British East India Company, maar ook van slaven en opium. De firma van zijn vader beheerde bovendien suikerplantages in Granada (Antillen). Na de afschaffing van de slavernij in 1833 kreeg de familie Hankey een meer dan behoorlijke compensatie voor haar verliezen in de overzeese plantages. Thomson jr. werd in deze periode senior partner en beheerder van de firma. Hij behoorde tot de nieuwe klasse van rijke zakenlieden die hun invloed deden gelden in de politiek en de economie. Hankey jr. werd magistraat of vrederechter in Middlesex, Kent en Westminster en achtereenvolgens directeur (1835-1849), directeur-president (1849-1851) en gouverneur (1851-1853) van de Bank van Engeland. Hij werd door het kiesdistrict Peterborough verkozen tot liberaal parlementslid voor het Lagerhuis van 1853 tot 1868 en van 1874 tot 1880. Voorts was hij lid van de Political Economy Club (april 1855 - juli 1877) en was hij auteur van o.a. "The principles of banking: its utility and economy" (1866). Hij stierf in Londen op 12 januari 1893.
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://search.findmypast.co.uk/bna/viewarticle?id=BL/0000321/18930116/031&stringtohighlight=thomson%20hankey%20obituary; https://www.britishempire.me.uk/thomson-hankey.html
NaamKavanagh, Maurice Dennis
Datums° Penzance, 1843 - ✝ Prestwich, 01-03/1899
GeslachtMannelijk
Beroepadvocaat; auteur
VerblijfplaatsEngeland
BioMaurice Dennis Kavanagh werd in 1843 als derde zoon van ambtenaar Dennis Kavanagh geboren in Penzance, Cornwall. Omdat zijn beide ouders afkomstig waren van Dingle, Ierland en hij daar zes weken later gedoopt werd, noemde hij zich een Ier door afkomst. Hij studeerde met grote onderscheiding af aan het vermaarde St. Edmund’s College, Ware, en University College, Londen, waarna hij professor Klassieke Talen en Moderne Geschiedenis werd aan het St. John’s College in Waterford, Ierland. Hij schreef een aantal didactisch zeer gewaardeerde Engelse, Latijnse en Griekse werken, en genoot de reputatie van een intelligent wetenschapper en auteur. Op 08/02/1865 huwde hij Mary Constantia Clifford, de weduwe van William J. Vavasour. Zij was toen reeds moeder van 7 kinderen, maar kreeg met Maurice nog twee dochters: Constantia (Dotty) en Blanche. Het gezin verbleef enige tijd in de Sint-Annarei 19 te Brugge. Ze woonden schuin tegenover Guido Gezelle die toen onderpastoor van Sint-Walburga was en op de Verwersdijk 20 woonde. Zijn huwelijk met de adellijke Mary Constantia bracht Maurice zowel sociaal aanzien als financiële armslag voor zijn verdere studies. Op 21/11/1866 werd hij toegelaten als student aan Middle Temple. In 1868 was hij de coauteur van "A new Latin delectus, with the rules of syntax" (Whittaker and Co, 1868), waarvan een exemplaar in de bibliotheek van Gezelle aanwezig is (GGB 0332). Op 17/11/1871 werd hij advocaat, en vanaf 1872 mocht hij zich doctor in de rechten noemen en werkte hij te Londen, als rechtskundig adviseur voor geschillen en opsteller van akten van overdracht, en bij zittingen van het Western Circuit (Bath, Bristol, Devon, Dorset, Exeter, Portsmouth, Somerset en Southampton). Hij was ook werkzaam aan de Old Bailey of Central Criminal Court. Van 1874 tot 1891 en 1894 tot 1898 kwam het Oxford Circuit met zittingen te Stafford, Wolverhampton en Shrewsbury erbij. Daarenboven was hij sinds 1875 aangesloten bij de Indische balie waar hij de belangen van prinsen en vooraanstaanden uit India in het Lagerhuis behartigde. Door zijn studies en werk aan de balie was hij vaak afwezig, en met de steun van zijn echtgenote Mary en haar familie installeerde hij zich voor lange jaren in India. Dit had echter grote repercussies op zijn privéleven. Sinds 1875 woonden hij en zijn vrouw niet meer samen, en in 1887 vroeg Mary de scheiding aan. Daarnaast ondervond hij al in 1877 problemen van solvabiliteit en verkeerde hij in 1888 in staat van faillissement, hetgeen te wijten zou geweest zijn aan niet uitbetaalde lonen door Indische prinsen. Ook nadien ging het verder bergaf: hij werd in 1894 beschuldigd van fraude en in 1895 veroordeeld tot een jaar gevangenis. Begin 1899 stierf hij te Prestwich, Lancashire.
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.familysearch.org/nl/ ; Joseph Foster, Men-at-the-bar. A biographical hand-list of the members of the various inns of court, 1885, p.251 ; https://www.findmypast.co.uk/ (echtscheidingspapier van 1887); Tralee Cronicle (21 juli 1865); Leicester Daily Mercure (25 april 1882); South London Press (15 januari 1887); South London Press (15 januari 1887); Morning post (2 januari 1888); Kerry Reporter (26 oktober 1895); Newark Adviser (9 oktober 1895); Truth (16 december 1897); https://www.ancestry.co.uk/discoveryui-content/view/45462:2465?tid=&pid=&queryId=783d9597bf05ef61c799fa144cb987c1&_phsrc=tbc102&_phstart=successSource The National Archives; Kew, Surrey, England; Court for Divorce and Matrimonial Causes, later Supreme Court of Judicature: Divorce and Matrimonial Causes Files, J 77; Reference Number: J 77/385/1698
NaamWeguelin, Lucy; Smith, Lucy; Lady Smith; Bertram, Lucy
Datums° Brighton, 27/10/1839 - ✝ Bath, 1932
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioLucy Weguelin werd op 27 oktober 1839 geboren als buitenechtelijke dochter van dominee en rector of South Stoke, William Andrew Weguelin (1807-1892) en Emma Hankey (Hackney, 25/10/1812 - Londen, 10/11/1864). Ze werd op 15 januari 1840 gedoopt in Saint Mark, Kennington, London. William Weguelin vroeg om een echtscheiding op grond van overspel en hertrouwde kort daarna. In 1849 kreeg hij nog een zoon John Reinhard Weguelin (1849-1927), die bekend werd als schilder. In 1850 vervoegde hij de Oxford Movement en bekeerde hij zich tot het katholicisme. Lucy werd opgevoed door de gegoede familie Hankey aan moederszijde. Ze huwde met Ernest Albin Smith uit noodzaak op 7 juli 1862, Kensington, St Mary Abbots. Ze kreeg met hem vijf kinderen: Spencer Francis (Londen, 1863), Cecile-Ernest (Londen, 1866), Edith (Londen, 1869), Liliane (Brugge, 1872) en Mathilde (Bath, 1873). Nadat haar echtgenoot zijn ambt bij de posterijen om gezondheidsredenen moest opgeven, startte het gezin een zwerftocht die hen van stad tot stad bracht, telkens een schuldenberg achterlatend. Begin 1872 kwamen ze naar Brugge (ingeschreven op 06/02/1872). Ze werden buren van Gezelle die hun vertrouwenspersoon werd en hen financieel steunde. Nadat Gezelles reputatie in het gedrang kwam door hun gedrag en het geroddel van de dienstmeid, werd hij in september 1872 overgeplaatst naar Kortrijk. Enkele maanden later volgden ze hem om eind 1873 terug te keren naar Bath. Ernest Smith trok eind 1874 naar Australië. Lucy Weguelin zette haar zwervend leven voort met Charles Bertram (Norwide, 1849). Met hem kreeg ze twee kinderen: Charles (Ramsgate, 1877) en Hilda (Brighton, 1878). Op 10/12/1880 kwamen ze opnieuw in Brugge wonen vanuit Liverpool. Begin juli 1881 werden ze door de Brugse rechtbank uit hun woning gezet, omdat ze hun huur niet betaald hadden. In 1891 vestigde Lucy Smith zich in Scarborough onder de valse naam Mrs. Brooke. Nadat ze haar huis had ingericht en enkele maanden op krediet had geleefd, verdween ze plotseling zonder haar uitstaande schulden af te lossen. In 1891 woonde Lucy in bij haar zoon Cecil en zijn gezin in Manchester. Uit de gegevens van de volkstelling blijkt dat Charles en Lucy Bertram zich in 1901 in Cornwall bevonden. Samen met hen woonden hun zoon Charles Reginald en een dienstmeisje. In 1911 hadden ze zich verplaatst naar Bournemouth. In het voorjaar van 1932 overleed Lucy Bertram, Lady Smith, in Bath.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; biechteling; Engelse kolonie
BronnenDepuydt, Els. Guido Gezelle en Lady Smith: nieuwe vondsten en feiten. In: Biekorf: 119 (2019) 4, p. 385-403; Sint-Jan, R. van. Guido Gezelle's avonturen in de journalistiek. Tielt; Den Haag: Lannoo, [1954]; B. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamVavasour, Angela; Eyston, Angela
Datums° Tadcaster, Yorkshire, 18/04/1854 - ✝ Londen, 12/08/1930
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioAngela Vavasour was de zesde van de zeven kinderen van William Joseph Vavasour (1822-1860) en de adellijke Mary Constantia Clifford (1825-1898). Ze werd geboren op 18 april 1854 op het kasteel Hazlewood (Yorkshire) en overleed op 12 augustus 1930 te Kensington (London) op 76-jarige leeftijd. Van 1865 tot eind 1869 verbleef ze regelmatig met haar familie in Brugge aan de Sint-Annarei 19 vlakbij de parochie Sint-Walburga, waar Gezelle onderpastoor was. Omdat haar stiefvader Maurice Kavanagh rechten studeerde aan Middle Temple in Londen, verhuisde het gezin begin 1870 definitief terug naar Engeland. Ze betrokken een gezellige woning, Eldon House, in Queens' Road, Clapham Park, Londen. Vanaf 1866 tot 1872 ging Angela naar de katholieke kostschool, verbonden aan het Convent of the Holy Sepulchre, New Hall, Chelmsford, Essex. Op 6 mei 1872 stond Miss Angela (Mary Galdina) Vavasour samen met haar moeder genoteerd op de lijst van de 250 ‘presentations to her Majesty’ op de ‘Queen’s Drawing-room’ in Buckingham Palace van 6 mei 1872. Daarmee maakte ze officieel haar intrede in de Londense society als huwbare vrouw. Uiteindelijk trouwde ze in 1880 met Francis Thomas Eyston (1853-1888) in de rooms-katholieke Sint-Pieterskerk in Leamington (Warwickshire). Het huwelijk werd ingezegend door eerwaarde heer W. Clifford, de oom van de bruid. Dit stijlvol societygebeuren staat uitgebreid beschreven in de Leamington Spa Courier van 19 juni 1880. Haar man was achtereenvolgens luitenant (1871) en commandant (1876) bij de Royal Berks Militia (het Royal Berkshire Regiment). In 1881 zwaaide hij af.
Bronnen https://www.familysearch.org/nl/ ; https://www.findmypast.co.uk
NaamClifford, Beatrice Mary Catherine
Datums° Cannington, 1854 - ✝ Chudleigh, 27/04/1873
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioBeatrice Mary Catherine Clifford werd geboren te Cannington, Somerset in het voorjaar van 1854 als de dochter van Lord Charles Hugh Clifford (1819-1880) en Lady Agnes Catherine Louise Petre (1826-1891). Ze stierf op 19-jarige leeftijd in Chudleigh. De omstandigheden waren dramatisch en het gerecht klasseerde de feiten als een tragisch ongeval. Op zaterdag 26 april ging ze rond tien uur slapen en korte tijd later rende ze naar de nabijgelegen slaapkamer van de gouvernante, miss Elizabeth Quinn: haar (nacht)kleed had vuur gevat en ze wist niet hoe het gebeurd was. Elizabeth deed haar over de vloer rollen en goot water over haar. De dokter, G. W. Willis, en biddende familieleden konden enkel toezien hoe ze verschrikkelijke pijnen doorstond, in shock ging en tegen de zondagochtend om acht uur stierf.
BronnenThe Tablet (10 mei 1873); Lloyd's Weekly Newspaper (4 mei 1873)
NaamClifford, Charles Hugh
Datums° Londen, 27/07/1819 - ✝ Chudleigh, 05/08/1880
GeslachtMannelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioCharles Hugh, 8th Baron Clifford of Chudleigh, werd geboren te Londen op 27 juli 1819 als oudste zoon van Hugh Charles Clifford (1790-1858) en Mary Lucy Weld (1799-1831). Hij trouwde met Agnes Catherina Louisa Petre (Londen, 27/01/1826 – Chudleigh, 25/05/1891) op 30 september 1845. Ze kregen 10 kinderen: Bertha Mary Agnes (Londen, 05/08/1848 – Chudleigh, 20/12/1925); Mary Lucy Constance (Cannington, 1849 – Londen, 02/03/1912), sister of Mercy; Lewis Henry Hugh (Albano, Italië, 24/08/1851 – Chudleigh, 19/07/1916); Beatrice (1854-1873); Edith Teresa Mary (Cannington, najaar 1855 – Wells, 1920); Edmund Charles Hugh (Cannington, 11/05/1857 – Cannington, 02/05/1867); William Hugh (Chudleigh, 17/12/1858 – Headcorn, 05/07/1943); Cecilia Mary (Teignmouth, 11/08/1860 – Lutterworth, 08/12/1919); Emma Mary Agnes (Chudleigh, 14/10/1862 – Market Drayton, 10/12/1936); Walter Charles Ignatius (Chudleigh, ca. 1868 – Austin, Canada, 14/07/1956). Charles Hugh overleed te Chudleigh, Devon op 5 augustus 1880.
Bronnen https://nl.geneanet.org/; https://www.familysearch.org/nl/
NaamPetre, Agnes Catherine Louise
Datums° Londen, 27/01/1826 - ✝ Chudleigh, 25/05/1891
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioAgnes Catherina Louisa Petre werd te Londen geboren op 27 januari 1826. Ze trouwde met Charles Hugh, 8th Baron Clifford of Chudleigh op 30 september 1845. Ze kregen 10 kinderen: Berth Mary Agnes (Londen, 05/08/1848 – Chudleigh, 20/12/1925); Mary Lucy Constance (Cannington, 1849 – Londen, 02/03/1912), sister of Mercy; Lewis Henry Hugh (Albano, Italië, 24/08/1851 – Chudleigh, 19/07/1916); Beatrice (1854-1873); Edith Teresa Mary (Cannington, najaar 1855 – Wells, 1920); Edmund Charles Hugh (Cannington, 11/05/1857 – Cannington, 02/05/1867); William Hugh (Chudleigh, 17/12/1858 – Headcorn, 05/07/1943); Cecilia Mary (Teignmouth, 11/08/1860 – Lutterworth, 08/12/1919); Emma Mary Agnes (Chudleigh, 14/10/1862 – Market Drayton, 10/12/1936); Walter (Chudleigh, ca. 1868 – Austin, Canada, 14/07/1956). Agnes Catherina Louisa Petre overleed te Chudleigh, Devon op 25 mei 1891.
Bronnen https://nl.geneanet.org/; https://www.familysearch.org/nl/
NaamWeld, Mary Teresa
Datums° Barnstaple, 1848 - ✝ Londen, 20/03/1927
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioMary Teresa Weld werd geboren in het voorjaar van 1848 te Barnstaple, Devon als dochter van Edward Joseph Weld (1806-1877), beheerder van Lulworth Castle, en Ellen Caroline Wrey (1819-1866). Zij trouwde op 5 oktober 1870 in Exeter, Devon met haar achterneef, majoor William Edward Vavasour (Hazlewood, Tadcaster, Yorkshire, 28/11/1846 – Bayswater, Middlesex, 18/11/1915). Ze kregen zeven kinderen. Met de census van 1881 woonde het koppel op Lulworth Castle. Mary Teresa stierf te Londen op 20 maart 1927.
Bronnen https://www.wikitree.com/
NaamVavasour, William Edward; Willy
Datums° Yorkshire, 28/11/1846 - ✝ Bayswater, 18/11/1915
GeslachtMannelijk
Beroepmajoor; zoeaaf
VerblijfplaatsEngeland
BioWilliam Edward Joseph Vavasour was de oudste van de zeven kinderen van William Joseph Vavasour (1822-1860) en de adellijke Mary Constantia Clifford (1825-1898). Hij werd geboren op 28 november 1846 op het kasteel Hazlewood (Yorkshire). Na de plotse dood van zijn grootvader erfde diens oudste zoon, Sir Edward Marmaduke Vavasour, de familiedomeinen, Hazlewood Castle in Yorkshire en Draycott Manor in Staffordshire. Deze had echter een zwakke gezondheid, waardoor achtereenvolgens diens jongere broer (Williams vader), Williams moeder, en William zelf het familiebezit beheerden. Na de dood van Williams vader in 1860 hertrouwde zijn moeder in 1865 met Maurice Kavanagh, waarna ze geregeld in Brugge verbleef. Ondertussen bleef William in Engeland en sloot zich van 1867 tot 1870 aan bij de pauselijke legers. Zijn moed en verantwoordelijkheidszin dwong respect af bij zijn katholieke, aristocratische achterban en zijn pachters. Op 5 oktober 1870 huwde hij zijn achternicht Mary Teresa Weld (1848-1927), de dochter van Edward Joseph Weld van Lulworth Castle (1806-1877), de neef van zijn grootmoeder Mary Lucy Weld (1799-1830). Hierdoor kon hij niet opnieuw gaan strijden als zoeaaf voor de paus tegen het leger van Garibaldi en miste hij het Italiaanse slotoffensief van 20 september. In de daarop volgende jaren werd hij een groot bezieler van de Sint-Sebastiaansgilde en het tijdschrift ‘The Crusader’. Zij kloegen de schending van de soevereine rechten van de paus en de inname van zijn legitieme bezittingen aan. In 1873 nam hij samen met zijn echtgenoot en twee dochtertjes, Ellen en Anette, zijn intrek in Hazlewood Castle. Zijn moeder, Mary C. Kavanagh, correspondente van Gezelle, vermeldde dit als een bijzonder heugelijk moment. Het koppel zal uiteindelijk zeven kinderen krijgen. Achtereenvolgens was William onderluitenant (1873), luitenant (1877) en commandant (1879 tot 1884) bij de Yorkshire hussars. Deze afdeling behoorde bij de Yeomanry Cavalery, reservetroepen die ingezet werden voor binnenlandse opdrachten. Hun leden kwamen uit de hogere klasse en bekostigden zelf het paard en de verzorging. Het betrof hier een ereambt. Na de dood van zijn oudste oom Sir Edward Marmaduke Vavasour jr, tweede Baronet van Hazlewood, ongehuwd en zonder erfgenamen, erfde hij op 23 augustus 1885 de familiedomeinen en de titel van derde Baronet van Hazlewood en mocht hij zich ‘Sir’ noemen. Dat het beheer van de landerijen een veeleisende taak was blijkt uit het feit dat hij niet altijd kon tegemoetkomen aan zijn schuldeisers. In kranten van 1897, 1900, 1906 en 1909 is er herhaaldelijk sprake van oproepen aan de High Court of justice in Bankruptcy. De laatste fase van zijn leven was gewijd aan onderzoek naar de geschiedenis van de religie en de filosofie. Sir William Edward Joseph Vavasour stierf met de pen in de hand op 18 november 1915 in een verzorgingstehuis in Bayswater, Middlesex, geveld door uitputting en fysieke complicaties. Het beheer van Tadcaster Castle en de landerijen had hij overgemaakt aan zijn echtgenote Mary Teresa Weld. In de grafrede werd hij geroemd voor zijn praktische kennis van de landbouw en scheikundige stoffen, zijn inventiviteit en ingenieurskunde, zijn respect voor democratie en open debatcultuur. Een overdosis kerkelijke autoriteit tegenover het vrije menselijke denkvermogen had hem stilaan de rooms-katholieke kerk doen verlaten.
Links[wikipedia]
Bronnen https://www.wikitree.com/ ; https://www.findmypast.co.uk/ ; https://archive.org/details/dodspeeragebaron19202lond/page/745/mode/1up?view=theater; Naval & Military Gazette and Weekly Chronicle of the United Service (London, 9 September 1877); Daily telegraph & Courier (London, 20 april 1909); The West London Observer (Friday, November 26, 1915); Catholic Times and Catholic Opinion (4 February, 1916); Morning Post (03 November 1897);The West London Observer (Friday, November 26, 1915), Weekly Register and Catholic Standard (01 August 1868); https://search.findmypast.co.uk/bna/viewarticle?id=BL/0000174/18971103/071&stringtohighlight=william%20edward%20joseph%20vavasour%20bankruptcy; https://yorkshiregardenstrust.org.uk/sites/yorkshiregardenstrust.org.uk/files/database/Hazelwood%20Park_YGT%20Selby%20District%20Historic%20Report.pdf;
NaamKavanagh, Constance Mary; Dotty
Datums° Finchley, Londen, 20/11/1865 - ✝ Bradford, Yorkshire, 06/1917
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioConstance Mary (Dotty) Kavanagh was de oudste dochter van Maurice Kavanagh LL.D. (Legum Doctor) en de adellijke Mary C. Clifford. Dotty werd geboren op 20 november 1865 in Clifford Hall, Finchley, London. Zij werd door haar moeder als vriendelijk en intelligent omschreven. Al voor haar zevende verjaardag kende ze haar cathechismus en was ze in staat om een boek te lezen. Haar moeder, Mary Clifford-Kavanagh, onderrichtte haar in de Franse taal en in andere vakken. In maart 1892 huwde ze met Sir Francis Fleming (1842-1922), K.C.M.G. (Knight Commander of the Order of St Michael and St George) in de rooms-katholieke Sint-Pieterskerk in Leamington, Warwickshire. Het huwelijk werd ingezegend door bisschop Clifford van Clifton, de oom van de bruid. Het ontbijtbuffet en de receptie vonden plaats bij de bruid thuis in Westbrook House. Het koppel vertrok na de huwelijksreis onmiddellijk naar Sierra Leone, waar Francis Fleming tot gouverneur was benoemd. Voordien had hij na zijn rechtenstudies aan Middle Temple al in 11 kolonies van het Britse Rijk juridische en bestuursfuncties opgenomen. Hun enige zoon, Hugh Joseph Fleming (1896-1916), geboren in Leamington, Warwickshire nam als tweede luitenant van het Dorsetshire Regiment deel aan Wereldoorlog I. Op 24 augustus 1916 stierf hij aan zijn verwondingen opgelopen in Pas-de-Calais in Frankrijk. Hij ligt er begraven op de militaire begraafplaats van Sailly-Au-Bois. Constance Mary Kavanagh stierf een jaar later, in juni 1917 in Bradford, Yorkshire, 52 jaar oud.
Bronnen https://www.ancestry.co.uk; https://www.findmypast.co.uk/
NaamKavanagh, Blanche Mary
Datums° Finchley, Londen, 18/02/1867 - ✝ 1931
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioBlanche Mary Kavanagh was de jongste dochter van Maurice Kavanagh LL.D. (Legum doctor) en de adellijke Mary C Clifford. Blanche werd geboren op 18 februari 1867 in Clifford Hall, Finchley (London). Zij werd door haar moeder beschreven als een guitig dikkertje dat moeilijk bij de les te houden was, maar tegelijk het kennen en kunnen van haar oudere zus Constance zelfstandig wilde verwerven. Blanche huwde in de herfst van 1896 in Brighton met James Bentinck Cumberland (1865-1951). Hij was van opleiding ingenieur met specialisatie elektriciteit.
Bronnen https://www.findmypast.co.uk/; https://www.ancestry.co.uk/;
NaamVavasour, Edward Joseph Everard
Datums° Yorkshire, 12/09/1855 - ✝ Antigua, Benedenwindse Eilanden, 25/09/1895
GeslachtMannelijk
Beroeplandeigenaar; landbouwer; secretaris
VerblijfplaatsEngeland; Nieuw-Zeeland; Sierra Leone; Benedenwindse Eilanden
BioEdward Joseph Everard Vavasour was het jongste kind van William Joseph Vavasour (1822-1860) en de adellijke Mary Constantia Clifford (1825-1898). Hij werd geboren op 12 september 1855 in het kasteel Hazlewood, Yorkshire. Van 1865 tot eind 1869 verbleef hij regelmatig met zijn familie in Brugge aan de Sint-Annarei 19 vlakbij de parochie Sint-Walburga, waar Gezelle onderpastoor was. Omdat zijn stiefvader Maurice Kavanagh rechten studeerde aan Middle Temple in Londen, verhuisde het gezin begin 1870 definitief terug naar Engeland. Ze betrokken er een gezellige woning, Eldon House in Queens' Road, Clapham Park, Londen. Edward studeerde aan het Jezuïetencollege Beaumont in Old Windsor waar hij mooie cijfers behaalde voor Grieks, Latijn en wiskunde. Zijn moeder hoopte dat hij priester zou worden, maar in 1874 trok hij naar Nieuw-Zeeland om er eigenaar te worden van een stuk land op het domein van zijn broer in Tataraiwaka. Dit was gelegen aan de westkust van het Noordereiland, een gebied waar men vooral aan melkveehouderij deed. In augustus 1888 keerde hij berooid terug naar huis. Volgens zijn moeder was dit geheel te wijten aan onfortuinlijke omstandigheden nadat hij eerder een succesvol landbouwer was geweest. Toen Francis Fleming, de echtgenoot van zijn stiefzus Dotty, gouverneur werd, eerst in Sierra Leone (1892) en later in de Benedenwindse Eilanden, de noordelijke eilanden van de Kleine Antillen (1895), begeleidde Edward hem als zijn privésecretaris. Tijdens een missie op het eiland Antigua bezweek Edward op 25 september 1895 geheel onverwachts aan de gevolgen van gele koorts. Hij werd omschreven als een eervolle, goedhartige en genereuze man.
Bronnen https://www.ancestry.co.uk/ ; https://www.findmypast.co.uk/
NaamVavasour, Ellen Mary
Datums° Staffordshire, 09/08/1871 - ✝ Londen, 15/10/1922
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioEllen Mary Vavasour werd op 9 augustus 1871 in Staffordshire geboren als eerste kind van William Edward Joseph Vavasour (1846-1915) en Mary Teresa Weld (1848-1927). Ze stierf op 15 oktober 1922 in Kensington, Londen.
Bronnen https://www.ancestry.co.uk/
NaamVavasour, Annette Mary
Datums° Staffordshire, 01/10/1872 - ✝ Durham, 03/01/1941
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioAnnette Mary Vavasour werd op 1 oktober 1872 in Staffordshire geboren als dochter van William Edward Joseph Vavasour (1846-1915) en Mary Teresa Weld (1848-1927). In 1897 huwde ze Marmaduke Henry Salvin (1849-1924), en na diens dood hertrouwde ze in 1926 met Herman Charles Joseph Salvin (1882-1943). Annette stierf op 3 januari 1941 in Durham.
Bronnen https://www.ancestry.co.uk/

Titel08/05/1873, [Tadcaster], Mary Constantia Clifford aan [Guido Gezelle]
EditeurMiet Hubrechts; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderClifford, Mary Constantia
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum08/05/1873
VerzendingsplaatsTadcaster
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van de aanhef ; plaats gereconstrueerd op basis van de brieftekst en contextuele gegevens ; Mary Contstantia Clifford = Mary Constantia Kavanagh.
Gepubliceerd inDe briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen 1854-1899 / door B. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, (o.l.v.) A. Deprez. - Gent : Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.II, p.150-151
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 177x113
wit
papiersoort: 4 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden watermerk: J. Allen & Sons Super Fine
rouwpapier
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief4972
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|11297
Inhoud
IncipitHere I am for
Tekstsoortbrief
TalenEngels
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.