In de laatste vergadering van het Davidsfonds, over acht dagen, heb ik op mij genomen UE. twee vragen voor te stellen, dringend verzoekende, er, hoe kort ook, te willen op antwoorden:
1° Hoe dat het komt dat de afdeeling van Kortrijk het getal harer leden niet opzendt en zoo het verzenden der boeken onmooglijk maakt.
2° Of het waar is (en allen hier wenschen het vuriglijk) dat UE. een werk gereed heeft of daaromtrent op spreekwoorden en gezegden? van welken aard en van welke uitgestrektheid daaromtrent en of het enkel westvlaamsche spreekwoorden zijn? Hoe gij liefst dat werk zoudt uitgeven ‘t zij door het hoofdbestuur voor al de leden p2‘t zij door u zelven met behulp eener bijlage of eener inschrijving op een zeker getal afdruksels? enz enz. Indien ik onbescheiden ben of te veel vraag gelief het mij te vergeven, en laat daarom niet, bid ik u, mij iets of wats bescheid te doen. Aanveerd nogmaals Eerweerde Heer de ootmoedige eerbewijzingen van