Mijn brief[1] verleden Vrijdag U toegezonden, hebt Gij wis[2] ontvangen? Thans wil ik U nog een paar woorden doen toekomen, naer aenleiding[3] van uw opstel: Van de Vriesche tale[4] En zoo kom ik U dan allereerst bedanken voor 't genoegen dat de lezing daarvan mij heeft verschaft. Om aen uw wensch te voldoen, heb ik ook hier en daer het een en ander in uw opstel veranderd, naer mijn beste weten. D'opene woordekens gi en mi, bru en lu heb ik in geslotene moeten veranderen, naer dien de Friesen juist zulke woordekens anders uitspreken dan de geslotene - namelik d'u en i-klank daarvan. Dat is bij ons een uitzondering op den regel. Hollandsch en brabantsch ij en ui klinkt bij ons in geslotene lettergrepen als i en u, volkomen zoo als bij U in Vlaenderen; ja maer in opene lettergrepen spreken wij de hollandsche en brabantsche ui - en ij klanken weer anders uit, meer met d'hollandschep2uitspraak overeenkomende, lijkwel niet volkomen zoo, Wij Friesen spreken heej, meej, zeej, breej, leej, reej, (wat kort, niet sleepende, uitspreken) voor hollandsch hij, mij, zij, brij (pap), en voor lij of ly (hollandsch lauw), rij of ry (hollandsch ruw), enz. Zoo ook lee-je, meej-je, kreej-je), voor hollandsch lijden, mijden, krijgen; daarentegen striden, gliden, stigen voor strijden, glijden, stijgen. In opene woorden spreken wij de ui klank nog wat zwaarder uit dan de Hollanders; wij zeggen een klank die half tusschen hollandsch ui en oi inleit; b.v. loi voor lui, broien voor bruien, enz; daarentegen luden voor (klok)luiden. De klank van lui (luiden, lieden, menschen) is bij ons anders dan van lui (traag); maar lu is het nooit. - Buitendien gi en is geen friesch. Daarvoor hebben wij du of dou, en jou in 't enkelvoud, jimme of jima in 't meervoud.
"Nin" is niet neen, maar geen. Neen is in 't friesch nee. "Nin" is de loochenstaf n[5] met in, en, het friesche onbepalende lidwoord. Voor 't hollandsche en vlaemsche een als onbepalend lidwoord en telwoord hebben wij en (men spreekt in) als lidwoord, en ien (ian) als telwoord.p3Gij schrijft in uw opstel de woorden Friesland en Friesen nu eens met F en dan eens met V. Maar 't blijkt toch dat uwe bedoeling de V is. Naer mijne bescheiden meening is de v hier glad verkeerd. Wij zullen toch zelven wel weten hoe wij heeten? Wel nu, wij kunnen niet eens die v als beginletter van eenig woord uitspreken, zoo als Hollanders en Vlamingen doen. Wij hebben de v slechts midden in een woord, en anders nooit. En dan nog een v gevolgd door een medeklinker! vr en vl dat is voor een frieschen mond onuitspreekbaar; wij maken er fr en fl van, of wr (oer) en wl (oel). Schrijft gij Vriesland, dan moet Gij ook Vrankrijk schrijven, en Vranken.
Ik verzoek U vriendelik dien misstand te willen veranderen.
En ten slotte nog: stide[6] en is, lijder[7] geen friesch. Het is volkomen onbekend in Friesland, en mij ook in oude friesche geschriften, nooit voorgekomen. Wij kennen slechts stiif. Ware stide friesch, Huydecoper had het wel gekend.[8] In zijn tijd was de plat-amsterdamsche volkstaal nog half friesch, en de Waterlandsche boeren, aan den anderen oever (den noorder-) van den IJ-stroom[9] wonende, dus vlak tegenover Amsterdam, en als onder den rook dier stede, spra-p4ken toen nog geheel friesch. - Gij zult dit voorbeeld dus niet kunnen bruiken. - Maer zeit Grimm dat rigidus = stith is in 't friesch?[10] Dat is een opperbeste gewaarsman! Niettemin, mij is stide nooit in Friesland ontmoet.
En nu moet ik het hier bij blijven laten.