<Resultaat 601 van 2074

>

p1
Eerweerde Heer en lieve Vriend!

Gelijktijdig met dezen brief verzende ik aan uw adres, met de post, een pak, inhoudende 1 Exemplaar Dialecticon, Bulla ineffabilis[1] en "friesche eigennamen"[2] Uit hoogachting en vriendschap bied ik U deze vruchten van mijne taalkundige studien, als eene vereering aan. Mogen ze U welkom wezen![3] En zeer geerne zal ik daarentegen een afdruk van uwe "Gedichten" ontvangen, zoo als Gij mij in uwen laatsten[4] schrijft. Ofschoon ik zelve niet dichterlik begaafd ben, weet ik toch zeer wel de schoonheden der dichtkunst te weerdeeren. En hoe ik reeds voor acht jaren over de groote weerde uwer geschriften, uit een taalkundig oogpunt, oordeelde, meugt Gij lezen op bladzijde 355, IId deel, van 't Dialecticon[5]

Ik was in de stellige meening dat ik U reeds voor jaren eenen afdruk van Dialecticon en Bulla vereerd had. Wijl ik van zulke zaken geen aanteekening houde, kan ik 't niet waar maken. In allen gevalle is 't mijne bedoeling geweest, ze U te zenden.[6] Zoo wete ik nu ook niet meer of ik U reeds vroeger eenen afdruk zond van mijne "friesche eigennamen". Zoo ja - dan hebt p2Gij er nu twee. Dat is een te veel. Daarom, hebt Gij in Vlaanderen iemand, die er belang in stelt, of wien het, in zijne studien, zou kunnen van dienst wezen, geef het eene exemplaar dan aan dien man; of anders, zend het mij, met de post, terug; ik zelve heb er maar een paar meer van over, en word er dikwijls om gevraagd.

Uw puuptjecato[7] brengt mij ons friesch piipkedrop te binnen. D'artsenijmenger mengt namelik hier in 't noorden, mank (engelsch among) 't gewone succus of extractum liquiritiae[8] een weinig anijsolie (oleum anisi), van 't anijszaad. En rolt er dan dunne pijpkes van, of liever rollekens (want hol zijn ze niet, en dat moet een pijp toch wezen); zoo dik of dun als een dikke gershalm, en een paar duim lang. En dat heet in Friesland piipkedrop, ook wel aniisdrop. Drop op z'n hollandsch, en niet sop op z'n friesch - ten bewijze, dunkt me, dat deze lekkernij (?) (kinder-lekkernij toch), uit Holland in Friesland eerst ingevoerd werd. Als de kinderen te Leeuwarden bij den apotheker een "recept" brengen, dat is een voorschrift van den arts ter bereiding van een geneesmiddel - dan krijgen ze van den artsenij-menger gewoonlik een klein spanen-dooske[9] gevuld met piipke-drop. Is dat ook een brugsch gebruik?

Zeit Gij liên[10] spegel voor spiegel?[11] Wij in Friesland ook. Datp3 is nader aan 't latijnsche speculum, waar van 't woord toch afstamt, dan de hollandsche form. Spegel en lanteern, dat zijn twee latijnsch-nederlandsche woorden, - ten bewijze dat de Romeinen onzen voorouders eerst met die dingen bekend maakten? Tafel en disch ook. - Ja, maar de Noord-Friesen hebben daarvoor eigene woorden. Spegel = Sjemstien, Lanteern = Skînfet, Tafel = Skew. - Is dat niet aardig? Sjem, Sjäm, Siamme is, in mijn Friesland een molik, ofte wel vogelverschrikker, Scheuche. Sjemstian of Sjemstien alzoo = moliksteen. Zoo die oude noord-friesen (die nooit met de Romeinen in aanraking kwamen, en tot diep in de middeleeuen - gedeeltelik wel tot de 14e eeuw en later - heidenen bleven, een (glad-gewreven, zwarten marmer-) steen als een spegel gebruikten, is 't geen wonder dat ze er een siamme in zagen weerkaatsen. Skînfet = schingvat, schijnvat. Skew = schijve, schijf, een schijf van een boomstam, zoo als het romeinsche discus, 't stamwoord van ons disch, en zoo als hier de slachters nog als hakblok bruken.

Een afschrift van uwe aanprijzing van Edw. Gailliard's Glossarium[12] ('k moest het toch afschrijven, om bizondere redenen)[13] heb ik reeds ter plaatsing opgezonden naar 't bestier van den Nederlandschen Spectator, een deftig en degelik letterkundig weekblad. Ik hope zeer dat men 't zal willen opnemen.[14] Een afdruk zende ik U. p4Van dien heer Gail. ontving ik ook, door uwe tusschenkomst, schreef hij mij - een allerbelangrijkste aanteekening uit Blancardi Lexicon medicum[15] aangaande d'oorisers.[16] Dáar had ik zoo iets zoo licht niet gevonden - althans nooit gezocht. Zoo grooter weerde had mij dus des Heeren Gailliard's hulpveerdigheid. Van Jules Claerhout ontving ik ook weer eenige mededeelingen, en tevens van een anderen jongeling uit Brugge, Arthur Plettinck met name. Dit alles dank ik U en uwer bemiddeling, van herten. Jammer dat mij ten eenen male genoegzaam vrijen tijd ontbreekt, om met zoo velen geregeld briefwisseling te houden. Al leefde ik nog duizend jaer, ik en kwam door mijn werk nooit. -

Arthur Plettinck bovengenoemd schreef mij dat hij een boek versen had, friesche, uit de vorige eeu, alle psalmen Davidis - van Althuysen. Mij bekend. Dichterlike weerde heeft deze verfriesching, voor zoo verre ze niet van de hand van Gysbert Japicx is, gelijk met eenige psalmen in der daad 't geval is, weinig. Voor Plettinck wel uiterst weinig. Men zou zeggen hoe komt hij er aan? Ik schreef hem, hij zou dien boek U vereeren; Gij hebt er meer aan. Deed hij 't reeds?[17]

Japik, friesche form van Jacob. - Japicx (in oude spelling), Japiks is genitivus[18] van Japik, en wil eenvoudig zeggen, zoon van Jacob, zoo als Gysbert-om's (oom's)[19] vader hiette, Hun "skaeinamme"[20] was Holckema - maar dien gebruikten ze, naar oud-friesche zede, dageliks niet. Japicx is niet het patronymikon[21] Japiking, Jacobing, 't is eenvoudig genitivus. Schreef Gysbert-om dietsch (nederlandsch), hij onderteekende Jacobs. Kan ik een exemplaar zijner gedichten opdukelen, ik zende 't U geerne,

Ontvang mijne hertelike groete, en een trouen handslag
Van Uwen
Johan Winkler.

Noten

[1] Een door paus Pius IX op 8 december 1854 uitgevaardigde pauselijke bul ter bevestiging van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria. In 1878 verscheen een editie in het Nederlands en het Fries, onder andere bewerkt door Winkler.
[2] J. Winkler, Een en ander over Friesche eigennamen. In: De Vrije Fries: 13 (1877). p.149-204 en p.241-343. En J. Winkler, Een en ander over Friesche eigennamen (vervolg). In: De Vrije Fries: 14 (1881) p.111-154. Een overdruk van het gehele opstel is aanwezig in de handbibliotheek van Guido Gezelle (nr.: GGB 1058). Op het schutblad van dit exemplaar schreef Winkler: ”Den wakkeren Vlaming Guido Gezelle, uit vriendschap en hoogachting van den schrijver Johan Winkler. Haarlem, November 1882.”
[3] Er zijn een duizendtal boeken van Gezelles oorspronkelijke bibliotheek bewaard in het Guido Gezellearchief. Daarin zitten het Dialecticon en de vertaling van de Bulla niet.
[4] In zijn laatste brief aan Winkler (04/11/1882, Kortrijk) liet Gezelle weten dat hij hem de vier delen stuurde uit zijn Verzamelde werken: Leuven-Roeselare: Fonteyne-De Meester, 1878-1880:

1) Dichtoefeningen
2) Kerkhofblommen
3) Gedichten, gezangen en gebeden

4) Liederen, eerdichten et reliqua

[5] In een voetnoot schreef Winkler hier in 1874 al: ”De taal van Gezelle's gedichten is echter nog veel minder geijkt nederlandsch. Neen, maar ze is zuiver en schoon nederlandsch, echt oorspronkelijk nederlandsch, duizendmaal schoener, zuiverder en oorspronkelijker dan modern hollandsch is; om van de geijkte nederlandsche boeketaal maar niet te gewagen. Ach! dat alle niet-hollandsche Nederlanders zóo weinig hollandsch, zóo schoon nederlandsch schreven!”
[6] In een vorige brief (geschreven tussen 01/11/1882 en 03/11/1882, Haarlem) schreef Winkler dat hij zijn vertaling van de Bulla Ineffabilis vijf jaar geleden reeds naar Gezelle opgestuurd had. Hij meende hem eveneens zijn Dialecticon al toegezonden te hebben. Uit Gezelles laatste brief aan Winkler (04/11/1882, Kortrijk) bleek dat deze geen van beiden ontvangen had.
[7] Naar aanleiding van Winklers toelichting bij de manier waarop ‘zoethout‘ en ‘zoethoutextract‘ gekend is in Friesland in zijn vorige brief (geschreven tussen 01/11/1882 en 03/11/1882), schreef Gezelle in een naschrift bij zijn laatste brief (04/11/1882, Kortrijk) dat men in Brugge het woord ’puuptjecato’ gebruikt voor ’zoethoutextract’.
[8] zoethoutextract
[9] Een doosje gemaakt uit erg dun en buigzaam hout.
[10] lieden
[11] In zijn laatste brief (04/11/1882, Kortrijk) schreef Gezelle dat hij Winkler via een ”dichtspegel” Vlaanderen zou tonen.
[12] Rond den Heerd: 17 (29 October 1882) 49, p.385-387. Gezelle schreef hier vol lof over de Glossaire Flamand van Edward Gailliard.
[13] In zijn vorige brief (04/11/1882, Kortrijk) schreef Gezelle aan Winkler dat hij hem een afdruk van zijn aanprijzing uit ”Rond den Heerd” zou bezorgen opdat hij zelf geen tijd zou verliezen aan het afschrijven ervan. Dit was naar aanleiding van Winklers eerdere vraag (brief geschreven tussen 01/11/1882 en 03/11/1882) om in zijn afschrift van Gezelles artikel de spelling aan te mogen passen. Deze was naar zijn mening te Hollands.
[14] De aanprijzing is uiteindelijk nooit in de Nederlandsche Spectator verschenen. De verontschuldigingen van Winkler voor het niet verschijnen van het stuk volgen in de brief van 23/01/1883.
[15] Op p.119 van het Lexicon Medicum staat: ”(...) quae oorlappen & haarysers belgica lingua vocant”. Hiermee kon Winkler aantonen dat men in de 18e eeuw nog de benaming ”haarijzer” gebruikte voor oorijzer.
[16] Het oorijzer was een onderdeel van de vrouwelijke hoofdtooi in de noordelijke provincies van Nederland en Zeeland. Oorspronkelijk werd deze metalen beugel voor rond het hoofd gebruikt om mutsen of haar op de plaats te houden, maar uiteindelijk groeide het uit tot pronkstuk. Het kreeg de naam ’oorijzer’ doordat het vaak enkel zichtbaar was ter hoogte van de oren. In de 19e eeuw was het oorijzer een kenmerkend onderdeel van de Friese streekdracht. Ook in Vlaanderen werden oorijzers gedragen, doch bescheidener, waaronder in Brugge, waar Gezelle ze opmerkte. Sinds Gezelle hierover schreef in zijn brief naar Winkler van 07/03/1882 (Kortrijk) is het een geliefd onderwerp in hun correspondentie.
[17] Het werk is niet aanwezig in de resterende handbibliotheek van Guido Gezelle in het Guido Gezellearchief.
[18] De genitief wordt gebruikt om een bezitsrelatie uit te drukken.
[19] In een vorige brief (25/10/1882, Haarlem) liet Winkler verstaan dat het Friese volk soms amicaal naar Gysbert Japicx verwees als Gysbert-om (Gysbert-oom). In zijn brief van 04/11/1882 (Kortrijk) vroeg Gezelle naar de taalkundige oorsprong hiervan.
[20] Fries voor ’geslachtsnaam‘. Winkler verklaarde dit woord in zijn brief van 15/07/1882, naar aanleiding van een foute vertaling van Gezelle naar het Vlaams als ’scheidnaam’.
[21] Patroniem: familienaam die afgeleid is van de voornaam van de vader.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Briefschrijver

NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamHaarlem

Naam - persoon

NaamClaerhout, Juliaan
Datums° Wielsbeke, 09/12/1859 - ✝ Kaster, 12 /02/1929
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; bestuurder scholen; pastoor; auteur
BioJuliaan Claerhout, zoon van Constant Claerhout, landbouwer, en Amelia De Volder, werd op 22/12/1883 tot priester gewijd te Brugge. Hij werd leraar aan het college te Tielt (18/09/1884) en aan de normaalschool te Torhout (10/09/1887). Vervolgens was hij onderpastoor te Sint-Denijs (23/09/1889), bestuurder van de scholen te Pittem (24/11/1894) en pastoor te Kaster (17/02/1911). Claerhout werd bekend door zijn archeologische opgravingen in Pittem en Dentergem. Hij schreef o.m. verschillende artikels in het tijdschrift Belfort en was nauw betrokken bij Gezelles tijdschrift Biekorf.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT); adressenlijst Cordelia Van De Wiele; Biekorf
NaamGailliard, Edward Louis
Datums° Brugge, 04/07/1841 - ✝ Brugge, 29/07/1922
GeslachtMannelijk
Beroepboekhandelaar-uitgever; archivaris; historicus; taalkundige
BioGailliard ging naar het Sint-Lodewijkscollege (Brugge) en het kleinseminarie te Roeselare, waar hij les kreeg van Guido Gezelle. Toen zijn vader in 1864 stierf, nam hij diens drukkerij-boekbinderij over. Bij hem verschenen Rond den Heerd, La Flandre, De Halletoren en vele andere tijdschriften en boeken. Hij schreef samen met Gilliodts een Table analytique en een Glossaire Flamand. In december 1884 werd hij rijksarchivaris te Brugge. Hij was stichtend lid van de Koninklijke Academie voor Vlaamse Taal- en Letterkunde (08/07/1886) en secretaris van haar Bestendige Commissie voor Middelnederlandse Letterkunde. Van 1894 tot 1905 werkte hij aan De Keure van Hazebroek (5 delen).
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellezanter (WDT); correspondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde; oud-leerling van Gezelle; uitgever van Rond den Heerd
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088
NaamJapicx, Gysbert; Jacobs; Japiks; Gysbert-om; Gysbertom
Datums° Bolsward, 1603 - ✝ Bolsward, 21/08/1666
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; dichter; schrijver; voorzanger
VerblijfplaatsNederland
BioGysbert Japicx was de bekendste renaissanceschrijver uit Friesland. Hij wordt eveneens beschouwd als grondlegger van het Fries als geschreven taal. Hij groeide op in het begin van de 17e eeuw, toen het Fries enkel een spreektaal of boerentaal was en de elite Nederlands sprak.
Links[wikipedia], [dbnl]
NaamPlettinck, Arthur
Datums° Meulebeke, 17/01/1861 - ✝ Tongerlo, 24/06/1884
GeslachtMannelijk
Beroeppater
BioArthur Plettinck studeerde filosofie aan het kleinseminarie van Roeselare en volgde in 1882 één jaar theologie aan het grootseminarie van Brugge. Hij trad daarna in, in de abdij Tongerlo onder de naam Fr. Karel-Den-Goede. Hij was abonnee op Loquela en reageerde op artikels o.m. op dat van Guido Gezelle over de Friezen (Loquela (Alderheiligen 1882) 7, p49-59). Gezelle schreef een gelegenheidsgedicht "Isabelle, Elisabeth" voor zijn zus Isabella Plettinck. In De Navorscher van 1882 verscheen een reactie van Plettinck over de afbeelding van Sint-Donaas met het wiel. Er werd ook een gedicht van hem gepubliceerd na zijn overlijden in Rond den Heerd van 1885.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidspoëzie

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamHaarlem
NaamLeeuwarden

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelVerzamelde werken. Leuven-Roeselare: Fonteyne-De Meester, 1878-1880

Titel - ander werk

TitelGlossaire flamand de l'inventaire des archives de Bruges (section première, première série)
AuteurGilliodts-Van Severen, L.; Gailliard, E.
Datum1879-1882
PlaatsBruges
UitgeverGailliard
GGBGGB 1175
TitelEen en ander over Friesche eigennamen
AuteurWinkler, Johan
Datum[1879]
Plaats[Haarlem]
Uitgever[s.n.]
TitelDe Nederlansche spectator (periodiek)
AuteurLindo, P.
Datum1856-1908
PlaatsArnhem
UitgeverThieme
TitelAlgemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon
AuteurWinkler, Johan
Datum1874
Plaatss-Gravenhage
UitgeverMartinus Nijhoff
TitelBulla "Ineffabilis" in de Nederlandsche en Vriesche talen, benevens de bepaling van het leerstuk der Onbevlekte Ontvangenis in de talen der Oost- en West-Indische koloniën en in de voornaamste Noord-Nederlandsche dialekten
Auteurpaus Pius X; Alberdingk Thijm, J.A.; Winkler, Johan
Datum1878
PlaatsAmsterdam
Uitgevervan Langenhuysen
TitelSteph. Blancardi Lexicon medicum renovatum, in quo totius artis medicæ termini, in anatome, chirurgia, pharmacia, chymia, re botanica etc. usitati, dilucide & breviter exponuntur juxta Neotericorum tum Practicorum tum Mechanicorum placita & verè, demonstrata principia : hisce adjungitur Græcarum vocum etymologia; tum earum Belgica, Germanica, Gallica, Anglica &c. interpretatio; cum indicibus locupletissimis
AuteurBlankaart, Steven
Datum1735
PlaatsLeiden
UitgeverSamuel Luchtmans
TitelFriesche rymlery yn twaa dielen bystaende, wier fin it eerste bystiet yn forjyerings rymmen, bruilofts rymmen, forstaerrings rymmen, in mingel rymmen; it oorde diel bystiet uwt dy 150 psalmen fin David mey dy oore Lôfzangen, for ien diel by ien
AuteurAlthuysen, Jan; Japicx, Gysbert
Datum1755
PlaatsLeeuwarden
UitgeverWygers Wygers

Titel05/11/1882, Haarlem, Johan Winkler aan [Guido Gezelle]
EditeurSofie Meneve; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderWinkler, Johan
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum05/11/1882
VerzendingsplaatsHaarlem
AnnotatieBriefversie van datering: 5 van Slachtmaand, 1882 ; adressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Gepubliceerd inDe briefwisseling tussen Guido Gezelle en Johan Winkler. Deel 1: Inleiding en brieven (1881-1883) / door Dries Gevaert. - Gent : onuitgegeven licentieverhandeling, (academiejaar 1983-1984), p.104-107
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 206x133
wit
papiersoort: 4 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief5292
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|11596
Inhoud
IncipitGelijktijdig met dezen brief ver-
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.