Gisteren mocht ik tot mijn groote blijdschap uwe beeldtenis[1] ontvangen, en ik zegge U daarvoor heden mijnen herteliksten dank. Het doet mij groot genoegen dat ik mij nu ook eene voorstellinge maken kan, van uw voorkomen en uitzien. Ik stel hoogen prijs op uwe afbeelding, en heb er reeds een eereplaats aangegeven in mijn album.
Overigens gaat het mij als 't U gaat, maar dan in tegenovergestelden zin. Gij had mij voor ouder gehouden? Wel! ik had U mij jonger gedacht. Wij beiden hebben onwillekeurig onzen eigenen leeftijd als maatstaf genomen. Maar ik moest wel denken dat Gij een jong man waart; ik kon anders niet oordeelen dan naar de voortbrengselen van uwen geest. En die zijn frisch en degelik, krachtig en helder als van een jongen man in den vollen kracht des levens. Ik zelve ben van 't jaar '40, en heb dus den besten tijd ook al achterbaks.
Moocht Gij nog lange uwen frisschen, helderen geest en uwen jeugdigen ijver behouden, totp2blijdschap uwer vrienden, tot heil onzer sprake.
Voor uwen vromen wensch, in dichtmaat[2] op uwe nieuejaarskaarte gedrukt, danke ik U van herten. Moge hij vervuld worden, ook aan U! -
Zoo - Gij heet eigenlik Wite? Dat verheugt me. Ik had mij wel eens aan uwen naam geergerd, en mij afgevraagd: hoe komt deze volbloed-Vlaming aan zoo'n italiaanschen naam. Maar wat de doopnamen aangaat, heerscht er onder uliên-Vlamingen zoo'n schromelike wanorde (in navolging van de Franschen, die bij hun namen slechts op den klank, niet op den zin letten, dat ik mij, in die zake, over niets meer verwondere. Ik voor mij, ik hebbe liever eenen Wite tot vriend, dan eenen Guido. Peist Gij dat Wite (of Wyt, Wyten, lîk Gij schrijft) een verbastering zij van Wynant? Met uw welnemen dan, en laat mij U beleeren, in alle bescheidenheid. Want dat en is niet waar. Wite, Wito is een oud-germaansche mansnaam, en wel een enkelvoudige, zoo genoemde stamnaam. Duizenden Germanen van alle stammen, Hoog- en Neder-Duitschers hebben in oude tijden dien naam gedragen. Honderden en honderden Friesen dragen dien naam nog heden ten dage. Vooral ook in den verkleinform, als Wytse (eigenlik Wyt-tse (tse of tze = ke), datp3 is Wyt-ke, Witeke). De mansnaam Wytse, en de vrouennaam Wytske, daarvan afgeleid door een tweede verkleining (Wyt-tze-ke), zijn onder de Friesen nog heden in volle gebruik - en geenszins enkel als noemnamen, maar in volle geijkte gelding, alzoo ingeschreven ten burgerliken stande op 't steêhuis. - Van daar ook onze "skaeinammen" , Witema, Wytema, Wieten, Wiets, Wyten, Wytten, Wytynck (nog heden te Gent voorkomende), Whiting (in Engelland), Hwytnyngha (oud-friesch van 1465), Wietjes, Wytkama, Wittinga, Wits, Wittenck, Witting (in Engelland), Whittington (Engell:), Witsen, Wittema, Wytsma, Wietsma, Wytsema, WIetzema, Wytzes, Witsius (verlatynscht), Wytses - allen genitiven en patronymika, alles beteekenende: zoon van Wite of Wît-tse. Wat zegt Gy daarvan? En nu houde ik de plaatsnamen, van Wito afgeleid, nog achterbaks. Wito beteekent natuurlik eenvoudig "de witte", en is dus een mannelike germaansche weêrga van de vrouelike romaansche Blanca, Bianca, Blanche. -
Zulke overdrevene uitdrukkingen als waar Gij mij naar vraagt (moeder-ziele aleen, bloedziele-aleen, puide-moedernaakt, bloedmoedernaakt) en zijn onder de Friesen niet in gebruik. Het is een eigenaardigheid van de Friesen dat ze uiterst sober zijn in hun tale. Zij bruken en houden de woorden in hun volle, oude weerde, niet meer, nochte min; zij overdrijven ze niet, en ze verzwakken ze niet. p4allienig (oudfransch olene) is alleen; neakend is naakt, meer noch min, en daar mee uit. Ik hoorde zulke uitdrukkingen zelden of nooit uit frieschen monde, ten zij dan in navolging van 't hollandsch, waar men "moederziel-alleen" en "moedernaakt", meer nog "spiernaakt" zeer wel kent en bruket. Zoo ook een enkele maal in Friesland wel "spjirneakend" - anders niet. -
Hier bij een bladje van een friesche scheuralmanak. De spellingen ketier en Januwaerje acht ik boersch-lomp. Over 't geheel is deze almanak in een slechte boekstaving opgesteld, half hollandsch - wel tot lamlendig gemak van den op school hollandsch geformden frieschen lezer, maar tot schade voor de zuiverheid onzer tale. "Skoenmaker" moet "Skuonmakker" zijn, bysfeinten, syn en wiif: bîsf, sîn en wîf, laken, hlakene, enz. - Vooral ook joun moet jûnd zijn[3]