<Resultaat 640 van 2074

>

p1
Beminde Broeder,

De zuster van Pieter Benoit, die bij ons religieuse is, heeft mij toch zoo schoone gesproken dat ik u een liedje zoude gezonden hebben om het te vertalen in het vlaamsch; zij heeft al zelve begonnen maar zij geraakt er niet door. Ik heb haar gezeid dat ik het niet kon verzekeren dat gij tijd zoudt gehad hebben, dat ik het zoude gezonden hebben op goed resschier[2] p2Doe het als het u mogelijk is zij zit er mede in nesten het is Jufr. Marie De lage van Sint Andries die het haar doen doen heeft en zij en geraakt er niet door; zij mag het haar niet weigeren omdat Juf r. Marie de groote weldoenster is van het klooster van Sint Andries. Ik heb gehoord dat het allerbest gaat met u; het gaat ook wel met mij ik heb eenigen tijd maar krasselachtig[3] geweest van den winter, maar het is nu gebeterd. Ik heb tot Heule[4]

p3verscheidene kennissen gezien van Kortrijk die u allen de complementen zullen brengen van mij.

In afwachting van welhaast die vertaling te ontvangen indien het u mogelijk is
Uwe zuster
Sr Colombe
p4

Noten

[1] De Zusters van Liefde van Heule hadden ook een bijhuis in Esen.
[2] Op goed geluk.
[3] Sukkelachtig.
[4] Pieter-Jan Gezelle kwam, samen met zijn vrouw Monica De vriese, verarmd en ziek op 1 februari 1871 terug naar Heule en inwonen bij hun dochter Louise en Camille Lateur in het huis aan de Leiaarde. Ze werden ingeschreven in het bevolkingsregister op 29 april 1871. Pieter-Jan stierf er op 28 mei 1871. Moeder bleef er alleen en stierf er op 30 april 1875.
blauwen z. Zie. sluiken Zie.bierschooier z. Zie. verboeren De Bo, s.v. verboeren = ‘verkwisten in slemp- en drinkpartijen’. Zie. De Bo, s.v. verboeren = ‘verkwisten in slemp- en drinkpartijen’.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamEsen
GemeenteDiksmuide

Naam - persoon

NaamBenoit, Peter
Datums° Harelbeke, 17/08/1834 - ✝ Antwerpen, 08/03/1901
GeslachtMannelijk
Beroepcomponist; muziekpedagoog
BioPeter Benoit werd geboren te Harelbeke op 17 augustus 1834. Na zijn eerste muzieklessen in zijn geboortestad trok hij in 1851 naar het Koninklijk Conservatorium van Brussel, waar hij gesteund werd door zijn leermeester François-Joseph Fétis, een beroemde figuur in het toenmalige Belgische muziekleven. In 1858 werd hij laureaat in de Prix de Rome. Met de hieraan verbonden studiebeurs trok hij naar het buitenland; van mei 1859 tot maart 1863 vestigde hij zich in Parijs. Terug in Brussel kon hij zijn reputatie bevestigen, o.a. met zijn oratoria "Lucifer" (1866) en "De Schelde" (1869), dat hij componeerde in samenwerking met de dichter Emanuel Hiel. Met de keuze voor de Nederlandse volkstaal trok hij de Vlaams-nationale kaart, al werd hij ook door het Belgische muzikale establishment geroemd. Op 3 juni 1867 werd hij benoemd tot directeur van de Antwerpse Muziekschool, waarmee hij zijn ideeën over het (Europees verspreide) romantisch muzieknationalisme in de praktijk, het concertleven en het onderwijs kon realiseren. Neerslag van die door hem gesmede Vlaamse muziekbeweging is ook terug te vinden in talrijke polemieken en essays. Hij propageerde een nationale toon- en liedkunst op basis van de Vlaamse volkstaal binnen de Vlaamse ontvoogdingsstrijd, waaraan hij ook een sociale dimensie verbond. Zo waren het oratorium "De Schelde" (1869) en de "Rubenscantate" (1877) op het volk gericht, opgevat voor uitvoering in openlucht met massale bezetting. Alom bekend werd zijn lied "Mijn moederspraak" (1889).
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellegelegenheidsgedichten; gedichten op muziek van
Bronnen https://www.svm.be/componisten/benoit-peter
NaamBenoit, Octavie Leonie; Maria Margaretha (zuster)
Datums° Harelbeke, 07/01/1844 - ✝ Sint-Andries (Brugge), 19/12/1911
GeslachtVrouwelijk
Beroepkloosterzuster; muzieklerares
Bio(Octavie) Leonie Benoit werd in Harelbeke geboren op 7 januari 1844. Ze was de dochter van Pierre Jacques Benoit (Beveren-Leie, 29/07/1809 - Wijnegem, 28/03/1889), onderwijzer en sluismeester, en Rosalie Monnie (1808-1885). Octavie Leonie was de zus van componist Peter Benoit. Vader Benoit en verschillende van zijn kinderen waren muzikaal, niet alleen Peter en twee van zijn broers maar ook Leonie. Ze werd kloosterzuster bij de Zusters van Liefde van Heule langs de Gistelse Steenweg in Sint-Andries, Brugge, waar ze muziek onderwees. Haar kloosternaam was zuster Maria Margaretha. Ze overleed in het klooster op 19 december 1911.
BronnenMededeling zuster Bernadette Beernaert, Zusters van Liefde Heule (16juni 2023) ; https://nl.geneanet.org
Naamde Laage de Bellefaye, Marie Victorine Eugénie Clémentine
Datums° Brugge, 01/04/1859 - ✝ Bourges, 02/05/1932
GeslachtVrouwelijk
BioMarie Victorine Eugénie Clémentine de Laage de Bellefaye werd op 12 april 1859 geboren in de Gouden Handstraat in Brugge. Zij was een van de drie dochters van oud-militair en grondeigenaar Auguste Marie Clément de Laage de Bellefaye (1821-1907) en Léonie Marie Françoise de Man d'Attendode (1826-1888). De familie de Laage woonde vanaf 1867 in Sint-Andries in het kasteel Steentien langs de Gistelse Steenweg, dicht bij de school en het klooster van de Zusters van Heule. Volgens Florence Gezelle was Marie “de groote weldoenster” van dit klooster. Op 3 juni 1890 trouwde ze in Sint-Andries met Pierre Marie Jacques de Bengy de Puyvallée (Orléans, Frankrijk, 31/07/1855 - Bourges, 21/03/1931). Uiteindelijk zou ze op 2 mei 1932 overlijden in Bourges, Frankrijk.
Bronnen https://nl.geneanet.org/; Gazette van Brugge van 1 mei 1907 André Demeulemeester, Notities bij een vriendschap Gezelle en Jozef van Caloen, in Biekorf 72 (1973), p. 135-141

Naam - plaats

NaamEsen
GemeenteDiksmuide
NaamHeule
GemeenteKortrijk
NaamKortrijk
GemeenteKortrijk
NaamSint-Andries
GemeenteBrugge

Naam - instituut/vereniging

NaamCongregatie van de Zusters van liefde Heule, bijhuis Sint-Andries (Brugge)
BeschrijvingHet klooster van de Zusters van Liefde van Heule, met bewaarschool, langs de Gistelse Steenweg te Sint-Andries (Brugge) werd gebouwd in 1876 in neogotische stijl. Het is beter bekend als de school Spes Nostra, nu een onderdeel van het Sint-Lodewijkscollege.
Datering1876-heden
Links[odis], [wikipedia]

Titel - ander werk

Titelonbekend

Titel01/04/1883, Esen, [Florence Gezelle] (= Zuster Colombe) aan [Guido Gezelle]
EditeurPiet Couttenier; Marc Carlier (research)
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
Verzender[Gezelle, Florence]
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum01/04/1883
VerzendingsplaatsEsen (Diksmuide)
AnnotatieAdressant en adressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie ; Florence Gezelle = Zuster Colombe.
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 134x102
wit, vierkant geruit (rood)
papiersoort: 3 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.); op zijde 2 en op blanco zijde 4 in de bovenrand: notities Woordentas: blauwen z. sluiken; bierschooier z. verhoeren (inkt, beide hand G.G.); zijde 2 met inkt doorgehaald
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief5321
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|11629
Inhoud
IncipitDe zuster van Pieter Benoit, die
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.