De eene dienst is den anderen weerd, zoo zegt het spreekwoord. En zoo wil ik dan ook terstond uwe vrage beantwoorden, wijl ik ook zoo terstond een antwoord van U op mijne vragen erlangen mochte. Vooraf echter mijn herteliksten dank voor uw volledig en duidelik antwoord! -[1]
“De Kraanvogel - Grus cinerea - ja! is nog een nederlandsche vogel. Maar hij is hier in de noordelike gewesten zeer zeldzaam, uiterst zeldzaam geworden, in der daad een rara avis. Oudtijds was dat anders; toen werden ze veelvuldig in deze gewesten gezien, vooral in 't najaar op den trek. Toen behoorden ze tot de gemeene nederlandsche vogels, en waren bij het volk zeer wel gekend. Het verminderen van woeste, onbeboude gronden, die men thans weinig meer aantreft in Holland, Zeeland en Friesland, is van deze vermindering der kraanvogels d'oorzaak. Immers formden zulke woestliggende velden hun meest geliefde oponthoud, terwijl ze druk bewoonde, dicht beboude oorden vlieden. Waar men nu en dan nog kraanvogels ontmoet - 't is op de heidevelden en in de broeklanden van Gelderland en Noord-Brabant. Zoo er nu en dan eens een kraanvogel naar Friesland of Holland verdwaalt en daar geschoten wordt - dan kent het volk hem niet. Fluks is dan gewoonelik de een of andere dorpeling, veerdiger met p2de penne dan zijne buren en genooten, er bij; hij beschrijft den vreemden vogel min of meer duidelik, en maakt er een opstelletje van 't vreemde geval, dat hij opstiert aan het eene of andere nieusblad, dat de mare den lande kond doet”.
Dat in oude tijden - zekerlik wel tot in de vorige eeu nog - de kraanvogel hier zeer wel bij den volke bekend was, blijkt uit d'omstandigheid dat een kraanvogel afgebeeld op een gevelsteen, aan de oude huizen, in onze steden geenszins zeldzaam is. Ook komt de geslachtsnaam De Krane, De Crane, De Craene hier voor.
Op gevelsteenen en uithangberden komt de kraan gewoonlik in deze houding voor, op één poot staande; de andere poot is opgetrokken en de toonen[2] omvatten een steen.Het volksverhaal namelik meldt dat de kraanvogel, uit waakzaamheid, een steen in zijn poot vat, als hij wat gaat staan rusten. Mocht hij dan inslapen, tegen zijn meening, dan zou hem die steen ontvallen, en hij daar door weer wakker worden. Daarom was bij de oude Nederlanders de kraanvogel het symbool der waakzaamheid.
In mijne vaderstad, Leeuwarden , was er in oude tijden een wachthuisje bij een der stadspoorten, waar de wachters, de wacht-doende burgers, des nachts en bij slecht weer verbleven. In den gevel van dit wachthuuske was een kraanvogel op een steen afgebeeld - uitgehouwen - en daar stond om heen: boven: "So moet men waken", en onder:[3]
p3"In die cranewacht". -[4]
In Gelderland zingt de jeugd nog een liedeke, dat luidt aldus:
Witte Zwanen,
Wie wil meê naar Engeland varen?
Engeland is gesloten,
De sleutels ziin gebroken
In Engeland
Daar stuuft het zand,
Daar gaan de klokjens van bingeldebang.[5]
Wat "kroene", het eerste woord van dit kinderrijm beduidt, weet ik niet. Kan het oorspronkelijk kroone-kranen (een stafrijm of alliteratie) geweest zijn? Kroone-kraan, kroon-kraan, gekroonde kraan, omdat de kraanvogel een roode vlek van kleine veêrtjes op zijnen kop draagt, als een kroon?
De kranen vliegen in de lucht, op hun trek, in de gedaante van een letter V, eigenlik een V[6] want de eene reke is immer langer dan de de andere. De wilde gansen vliegen even eens in dien form. Eene volkseigene uitdrukking is mij daar voor niet bekend. Kraan = windas, en kraan = tap in een vat, is hier ook overal in volle gebruik; kraan = kruisboog, koekebrood en oud-wijf is hier niet bekend. De schoolkinders noemen 't mannelik teeldeel ook wel "kraantje".p4Vaccinium Oxycoccus is hier zeldzaam, en komt enkel in de oostelike gewesten voor. Veenbes, roode veenbes is de boekenaam. De friesche naam is "Faenbeien" = veenbessen. In Groningerland zegt men: kroezels, ook wel kreuzels. De naam Franeberen is mij nooit voorgekomen. -[7]
Hebt Gij mijn opstel over d'apothekers-grijnzen en nog wat, in Rond den Heerd gezien?[8] Misschien is er iets in dat U belang kan inboezemen; het beste deel komt nog in 't volgende nummer.[9] Het Bijvoegsel op Pastor Schuerman's Vlaamsch Idiotikon heb ik doorgeneusd. Ik vond er niet veel bizonders in. Dat werk en kan niet vergeleken worden bj 't Idioticon van Eerw. De Bo, dunkt mij. Het spijt mij toch nog altijd dat ik den heer de Bo niet ontmoet heb dezen zomer; ik had ook zoo geerne met hem kennis gemaakt, van ooge t'ooge.
Hier is niet veel nieuws; ik werk tegenwoordig weer druk aan mijne geslachtsnamen[10] dat de avonden zoo lengen komt mij voor deze zake wel te pas. Lijkwel - ik kan den gantschen avond niet arbeiden - dat beneemt mij den slaap. Zoo ik om 10 ure wil inslapen, moet ik om half negen de penne weg leggen; dat is de eerste last die de tijd mij brengt, nu ik het keerpunt van mijn levensjaren overschreden heb. -
Het bloemzaad zal ik geerne ontvangen. Hoe heet de plant toch? Ik zag haar nooit in deze gewesten.
Nogmaals dank voor de beantwoording miner vragen. Mogen ook mine geringe antwoorden U niet geheel onbevredigd laten.
- "De oostendsche visscher die mij "nen goeien Olandere" noemde, sprak de waarheid niet - gelijk Gij schrijft dat hij wel deed. Ik ben geen Olandere - maar een Fries![11]