Dit schrijven dient ter begeleiding van eenen overdruk[1] van een opstel, 't welk ik schreef naar aanleiding van het reiske naar Vlaanderen, verleden zomer gedaan. Uit vriendeliker herten zende ik 't U; moge 't U niet onwelkom zijn. Als Gij 't leest, zult Gij bemerken dat ik het vele loffelike, dat ik in Vlaanderen vond, gaarne vermeld heb, maar tevens dat ik ook het, naar mijne bescheiden meening mingunstige, niet geheel heb willen verzwijgen. Dit eischt ja de rechtveerdig heid. En dat ik, in mijn opstel[2] een lans gebroken heb voor 't goed recht der zoogenoemde "westvlaamsche taalparticularisten" - dit zal, hoop ik, uwe goedkeuring wegdragen. -
Hoe lange is 't geleden, sedert ik het genoegen had iets van U-zelven onmiddellik te vernemen! Ware 't niet dat de toezending van Loquela mij van tijd tot tijd gerust stelde, ik had moeten denken dat Gij door ziekte of eenig ander ongewenscht beletsel verhinderd waart mij eenig bericht te doen toekomen.p2Nu meen ik uw langdurig stillezwijgen te moeten wijten aan vermeerdere overlading met werkzaamheden, vooral ook ontstaande door den engelschen leergang[3] dien Gij ondernomen hebt te geven. Hebt Gij voldoening van die onderneming? Ik hoop dit van harten.
Maar dat Gij ook met nieuwejaar - nadat ik U mijnen heilwensch had doen toekomen - mij met geen enkele letter, met geen enkel teeken van leven, hoe gering ook, verblijddet - dit heeft mij verdriet gedaan. Wij zijn ja troue vrienden! vooral ook sedert ik U dezen zomer persoonlik leerde kennen.[4]
Het is mij ook onverklaarbaar waarom de Eerw: Heer Alfons van Hee mij geen enkel woord weerdig gekeurd heeft, nadat ik hem in Rond den Heerd, een antwoord had gegeven op zijne vrage[5] en hem daar bij eenen vriendeliken brief had geschreven en gezonden. Dank begeerde ik ja niet! maar een enkel woord van goede gezindheid ware mij toch van hem zoo aangenaam geweest. Of zou het mogelik zijn dat mijne zende, (nummer van Rond den Heerd en brief) hem niet te Wijtschaete zou hebben bereikt? Weunt hij wellicht niet meer in die plaatse?p3Welk eene aangename nieumare hebt Gij ons lezers en beoefenaars van Loquela laatst medegedeeld aangaande 't geschenk U gedaan van 't oude en zeldzame Glossarium belgicum[6] Ik verheug mij daarin van herten, en wensch er U geluk mede.