Meermalen reeds las ik in Vlaamsche en hollandsche dagbladen de aankondiging van het volgend Taal- en letterkundig Congres[1] nog dit jaar te Brugge te houden. Daartoe zouden de Heeren N. De Pauw en de professoren I. Sabbe en A. Nelis gelast zijn de plaatselijke inrigtingscommissie te benoemen. Van die laatste Commissie is mij echter tot nu toe niets bekend.
Waar gij, Zeer Eerwaarde Heer, ter plaatse zijt, ware het mij aangenaam van U te vernemen of gezegde Commissie zich op politiek gebied neutraal houdt, zoo als 't passen zou; dan wel, of zij de voorloopige weerspiegeling is van 't geen het Congres zijn zou: eene letterkundige bijeenkomst, met liberale politiek-saus overgoten. In zulk geval zou ik mij evenzeer onthouden van alle deelneming, als ik mij onthield deel te nemen aan beide vorige Congressen[2] Bij het lezen der drie hierboven genoemde namen, beken ik toch gaarne met den fabeldichter:
"Ce sac enfariné ne me dit rien qui vaille."[3]Einde dezer maand of in 't begin van April (niet den eersten dita[4]) ziet mijn zevende boekdeel - Poëzij en Lettercritiek - het licht, en zal 't mij eer en tevens genoegen zijn Uw WelEerwaarden daarvan een' afdruk aan te bieden.